Bon. Niets is dus wat het lijkt.
En de kop boven deze zeldzame zaterdagbijdrage dient gelezen als een understatement.
Donderdagmiddag, in de mailbox, put de trouwste brievenschrijver aan dit blog zich uit in een uitputtende lijst van onopgehelderde vragen. Zoals deze:
Waarom wil D. deze zaak liever laten rusten? Iemand heeft hem toch willens en wetens (…) een poot willen uitdraaien? Ja, ja, en dan zeggen 'Afgelopen maandag heb ik het werkstuk weer aan de deur afgeleverd en de deal ontbonden, iets wat me niet in dank werd afgenomen.' Goedkoop!
Ben ik naïef? Ik bén naïef. Donderdagavond bel ik D. met een eenvoudige vraag: heeft hij die vervalsing écht weer ingeleverd? Dat heeft hij niet, geeft hij allengs toe ('Natuurlijk niet, die lui hebben me besodemieterd!'). Waarom dan toch het tegendeel beweren? D. houdt de boot af, maar ik heb zo mijn vermoedens: zolang ik hem ken, legt hij eer in onverwachte cadeautjes.
Kende D. die overleden verzamelaar eigenlijk goed?
'Niet. Ik werd gebeld door de legataris die zijn aandeel wilde verzilveren. Mijn nummer had hij van iemand die ik wel ken.'
En dat aandeel lag nog in het huis van die verzamelaar?
'Dat aandeel was de hele verzameling. En die lag nog in het huis van die verzamelaar.'
Vrijdag speuren we het web af en bellen we onafhankelijk van elkaar een aantal gemeentelijke instanties. Het klinkt allemaal opwindender dan het is. Erg snel en ongeveer tegelijkertijd doen we dezelfde ontdekking. D. belt me daarover weer net iets sneller.
Overleden verzamelaar? Er is op het adres waar D. is geweest recentelijk helemaal geen aangifte gedaan van overlijden.
Is dit nu een doorzichtige poging (immers makkelijk te controleren!) om een oplichtingspraktijk te verhullen? Ik kom daar niet zo goed uit. Als je zulke geraffineerde vervalsingen kunt maken, waarom laat je dan toch steekjes vallen en bied je ze op zo'n merkwaardige manier aan?
Morgen of maandag verder (?).