dinsdag 24 december 2019

Een verraderlijke slotvraag


Waar waren we? Bij niemand minder dan professor Faust die hier zojuist zijn ziel heeft verkocht aan de duivel:


Mephisto, als vertegenwoordiger van Lucifer, wijst vrolijk theatraal op het pact dat de professor met eigen bloed heeft ondertekend.

De verraderlijke slotvraag tijdens de jaarlijkse quizavond van de Vlaamse alliantie van extreme tintinologen luidde: wat heeft deze afbeelding te maken met de jonge Hergé?

Wel, vergeet het beeld, het gaat om een heel andere ondertekening, die van de fotograaf:


Julius Schär heeft een fotostudio op de Maria-Theresien-Strasse in Innsbruck. Enter de padvinder Georges Remi:


Het is vrijdag 15 september 1922, 14.25 uur en de jonge Georges alias Nieuwsgierige Vos poseert (rechts) tijdens een reisje met zijn scoutinggroep op de stoep van de barokke Maria-Theresian-Strasse in Innsbruck.

Voor de grootste attractie van deze plek moeten we even uitzoomen:


Reken maar dat de bergtoppen van de Noordketen indruk maken op een jochie van vijftien uit Brussel.

De rode cirkel geeft de plek aan waar hij ongeveer stond, in dit geval recht voor het gebouw (en schuin onder diens uithangbord) waar Julius Schär zijn fotostudio had:


Julius is op dat moment al bijna vijf jaar dood, de zaak is nu in handen van zijn vrouw Frieda, die er tevens zorgdraagt voor de opvoeding van hun zevenjarige dochtertje Herta.

Misschien heeft Georges na het poseren nog even omhoog geblikt en gezwaaid naar het kleine meisje dat met haar neus tegen het venster stond geplakt. Herta overleed begin dit jaar (17 februari 2019) op 103-jarige leeftijd. In de Wiener Zeitung haalde ze vorig jaar nog herinneringen op en sprak ze over het tragische overlijden van haar vader Julius.

Ook ik knijp er tussenuit, waarde PERDU-lezer, zij het slechts voor even. Ik wens u fijne feestdagen en bovenal een gezond 2020. Wees als Nieuwsgierige Vos: blijf kijken, blijf luisteren. Voor oogdruppels en oorspray kunt u tijdens mijn afwezigheid als vanouds contact opnemen met zuster Fanny, toestel 421.

donderdag 19 december 2019

De tragische ondergang van Popo Kabaka


D. nodigde me uit voor de jaarlijkse quizavond van de ETA, de Vlaamse alliantie van extreme tintinologen – een gezelschap waarin de grens tussen wijsheid en waanzin niet altijd even duidelijk is. Niettemin bereikte ik de halve finale, na het juist beantwoorden van de strikvraag over het praktijkadres van Armand Schovaers, de huisarts die Elisabeth Dufour hielp bevallen van de kleine Georges.

Spannend werd het in de voorlaatste ronde toen mijn opponent al halverwege het stellen van deze vraag op de knop drukte:

‘In de oorspronkelijke publicatie van OREILLE haalt onze jonge held een boek uit zijn thuisbibliotheek waarin hij meer hoopt te lezen over de Arumbaya’s. Noem…’

Naast mij klonk het razendsnelle antwoord: ‘Voyages aux Amériques van CH.J. Walkerss, met dubbel S, uitgeverij Graveau en jaar van uitgave 1853’.

Zelfgenoegzaam lachje. De armen gingen al omhoog. Maar het antwoord bleek niet correct, omdat de vraag heel anders luidde:

‘Noem het figuurnummer bij de afbeelding van de Arumbaya-indiaan in deze uitgave uit 1853 en geef exact aan wat hij in zijn linker- en in zijn rechterhand heeft.’

Kat-in-het-bakkie, natuurlijk, het goede antwoord popte meteen in me op. Figuurnummer 125. In de linkerhand een gifpijl. In de rechterhand een blaaspijp. Duh!


Helaas, in de finale ging ik alsnog onderuit toen we een volle minuut deze foto mochten bestuderen:


…waarna de vraag luidde:

‘Wat is de link tussen deze afbeelding en de jonge Hergé?’

Ik drukte als eerste en zweeg beschaamd toen ik besefte dat de Juwelenaria weliswaar te linken is aan dit beeld, maar als antwoord veel te simpel was en waarschijnlijk ook niet in verband te brengen met de jonge Hergé. Waarna mijn ook al jonge doch briljante opponent met een valse grijns ‘Oké boomer’ tegen me zei en het enige juiste antwoord probleemloos uit zijn mouw schudde.

Nu goed, de wonden zijn gelikt. De vraag die rest: bent u net zo slim als mijn opponent, waarde Perdu-lezer*?


*) Antwoorden vóór dinsdag 24 december naar tintinperdu@gmail.com

zaterdag 14 december 2019

‘Smile baby, life is fun’


Over Jean Libert, goede vriend van Hergé, zijn we nog niet uitgepraat. Hieronder poseert hij, uiterst links (datum onbekend), met o.a. de rokende en drinkende draadnagel Georges Remi:


Libert, een voormalige assistent-boekhouder van een grote bank in Brussel, ontpopte zich in de jaren dertig tot dichter en utopisch katholiek met een heilig geloof in de Voorzienigheid.

In zijn (onuitgegeven) memoires beschrijft hij hoe Hergé zijn neus ophaalt voor die ‘onverdedigbare levensvisie’. De vader van Kuifje zet zijn vriend weg als een ‘wilde mysticus’ die de menselijke wil verwaarloost ten voordele van het onvoorspelbare lot. ‘Je moet je leven zélf opbouwen, Jean.’

Ik was benieuwd naar de dichtkunst die voortvloeit uit zoiets als ‘utopisch katholicisme’ en stuitte op deze ode aan het najaar:


Gepubliceerd in Ad Interim, tijdschrift voor de letterkunde, op 15 april 1944. Dit was overigens een illegale verzetsuitgave. De publicatie van Liberts gedicht hierin is pikant: de auteur staat amper een jaar later voor de rechter, beschuldigd van collaboratie.

Qua utopisch temperament vallen de wellust en het genot, de zongestoofde vruchten en het armzalig vleesch me nogal tegen. Niettemin zullen dit terugkerende elementen zijn in een heel ander schrijfgenre waarnaar de Voorzienigheid Libert, na een lange gevangenisstraf, drijft:


Onder het pseudoniem* Paul Kenny ervaart de wilde mysticus van weleer het geluk in een minder gecompliceerde levensvisie: ‘Smile baby, life is fun’.

En omdat het lot hem ironisch is gezind, zal vele jaren later ook zijn vrijgevochten dochter de vruchten zongestoofd serveren:


Rechts: Anne Libert. Links: Otto de pruimenplukker.


*) Libert deelt het pseudoniem met landgenoot en marine-ingenieur Gaston Van den Panhuyse, met wie hij zich ook verbergt achter de pseudoniemen Jean-Gaston Vandel, Jack Murray, Rudy Martray en Graham Livandert.
Hier zijn de veelschrijvers (Van den Panhuyse rechts) in actie bij de bereiding van hun spionage-intriges en koude-oorlogsschotels:




dinsdag 10 december 2019

Ondertussen, in de vrouwengevangenis


I.
Zeg, wat hebben we hier?


Anne Libert in ‘Quartier de femmes’, onzedig drama over een vrouwengevangenis, uit begin jaren zeventig. Laten we zeggen: niet het soort film waaruit Jo Röpcke (Vlaanderen) of Bob Bouma (Nederland) fragmenten sprokkelden voor hun televisieprogramma’s.


II.
Ook de vader van Anne Libert zat ooit achter de tralies:


Tekening die Hergé voor zijn vastgezette vriend Jean Libert maakte. In de processie herkennen we Edgar P. Jacobs en Jacques Van Melkebeke.

Libert, dichter en voormalig medewerker van de Petit Vingtième, publiceerde tijdens de oorlog in Duitsgezinde bladen en werd, net als Hergé, opgepakt voor collaboratie. Hij werd tot tien jaar veroordeeld en kwam na tweeënhalf jaar weer op vrije voeten.

De tekening staat in het dagboek dat de vrouw van Jean tussen 6 december 1943 en 14 maart 1946 bijhield. Afgelopen weekeinde werd het voor zestig mille afgehamerd op een veiling in Parijs.


III.
In het fenomenale naslagwerk ‘Wie is wie in de wereld van Hergé’ lezen we dat Hergé zijn naar Frankrijk vertrokken vriend aanbood om ‘iets’ te gaan doen voor zijn Studios. Libert sloeg het aanbod af en ging, onder het pseudoniem Paul Kenny, misdaadromans schrijven. Dat linkt hem zomaar aan de beste ontwerper van boekomslagen die ons land heeft gekend:



IV.
In het geveilde dagboek staat tevens een brief die Hergé aan het dochtertje van Jean Libert richt. We krijgen een aardig inkijkje in zijn onnavolgbare sentimenten:

‘Je moeder vroeg me om iets voor je te tekenen in dit dagboekje. Ik had ook graag een paar woorden willen zeggen. Maar ik kan niet goed met de woorden omgaan. Ik zal je toch een paar dingen vertellen.

Ten eerste, dat ik van je hou. En dat ik van je vader en moeder hou, beide zijn zo rechtdoorzee, zo eenvoudig, zo dapper. Met de gevangenneming van je vader is je een monsterlijk onrecht aangedaan en op een dag, niet ver weg, zal ongetwijfeld iedereen erkennen dat het een monsterlijk onrecht wás. Je vader dacht dat hij zijn land kon dienen in moeilijke tijden. Sommigen begrepen het niet. Neem het ze niet kwalijk. Ze zijn allemaal gek. Bijna iedereen is nu gek, vergiftigd door haat.

Je vader weet heel goed dat hij niets heeft gedaan waarvoor hij zich moet schamen. Al zijn vrienden, zijn echte vrienden, kennen hem zoals hij werkelijk is. De vriendschap en achting die ze al voor hem koesterden, groeit nog steeds, door het prachtige voorbeeld van moed, waardigheid en sereniteit die je vader en je kleine moeder hen gaven.

En nu, genoeg gekletst, mijn kleine Annie. Ik neem mijn potlood, mijn penselen, mijn Chinese inkt en ik ga aan het werk.’



V.
De kleine Annie ontpopte zich tot actrice Anne in het rechtdoorzee genre van de seksploitatiefilm:


Wat je noemt een ironisch antwoord op het stijve padvindersproza waarmee haar leven begon.

Op Liberts CV staan kleurrijke filmtitels als ‘3 filles nues dans l’'île de Robinson’, ‘Le Journal intime d’une nymphomane’ en ‘La Kermesse érotique’. Die laatste werd voor de Nederlandse bioscopen opmerkelijk vrij vertaald als:


Bij de behandeling van Liberts ‘Les jeunes filles perverses’ slaat de weemoed naar de rode-oortjestheaters uit mijn jeugd venijnig toe:


Gieren om vrolijke seks… Heeft Hergé – de kraag van zijn regenjas hoog opgeslagen – ooit durven toegeven aan de verleiding van zijn petite Annie?

donderdag 5 december 2019

De terugkeer van de Grote Grijparm


Het toeval is vaak te toevallig om toeval te zijn. Maar sinds ik me had voorgenomen om op deze plek niet meer over uitvaarten te schrijven, ging de rouwpost aan ons huis voorbij. Tot de Grote Grijparm weer eens iemand uit ons leven plukte en ook mijn voornemen sneuvelde.

Omdat onze vriendin uitdrukkelijk had laten vastleggen dat ze geen sprekers wilde op haar begrafenis, luisterden we gisterochtend, met opgekropte emoties en samengeknepen billen, een verregaand ongemakkelijk half uur slechts naar de muziekstukken die ze had uitgekozen. Dit leek mij een ijdel misverstand: de uitvaartdienst is van de achterblijvers, niet van de overledene.

De ontlading kwam achteraf, bij de koffie en de condoleance. Zelden zo’n luidruchtige nazit meegemaakt, alsof we weer schoolkinderen waren die even niet onder toezicht stonden. Ik wilde graag geloven dat dit precies zo was gepland.

Plaatje!


Het strenge silhouet van Hergé, in een hemels studiolicht. De Tekenaar heeft nog iets minder dan dertig jaar te gaan – en hij is een bofkont. Aan een volgend tafeltje wacht iemand die zijn herfsttij zomers gaat inkleuren.

maandag 2 december 2019

Het lijden van de verzamelaar


Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen, kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.


Maar een uitgeblust kavel in december:




Nee.