vrijdag 22 januari 2021

De koning is dood


Sur le toit je suis bien plus qu’un roi - Op het dak ben ik meer dan een koning.

Nog één keertje in de herhaling: de polonaise op het dak van het Lombard-gebouw, voorjaar 1966:


Van links naar rechts: Jacobs, Cuvelier, Tibet, Hergé, Greg, Martin, Graton en Weinberg. De laatste in de rij overleed als een-na-laatste, in 2011. Aldus stond de een-na-laatste nog tien jaar in zijn uppie onder het baken van Brussel, het zeshonderd kilo zware silhouet van Kuifje en Bobbie.

Tekenaar Graton, geestelijk vader van de kreukvrije raceheld Michel Vaillant, stierf gisteren, 97 jaar oud. Om die leeftijd in een passend perspectief te plaatsen: dat is even oud als de gesneefde Lorenzo Bandini (31), Gilles Villeneuve (32) en Ayrton Senna (34) samen.

In tegenstelling tot de graatmagere Hergé en veel van zijn collega’s bij het Weekblad, beschikte Graton over wat de Fransen onbezwaarlijk een ‘grosse tête’ noemen – in onbehoorlijk Nederlands een plofkop:


Zelf zou ik hem liever ‘een hoofd als een tekstballon’ toedichten, ook omdat ik me de tekenaar toch voornamelijk zal herinneren om zijn brullende teksten:


Jean Graton (1923 – 2021) – Koning van de turbo-onomatopee.

dinsdag 19 januari 2021

Loodzware extravaganza


De post bracht de Ultra XXL Limited Gold Collector’s Edition van het nieuwste deel uit de prestigieuze Taschen Art Library:


Gelimiteerd tot 99 exemplaren en opgeborgen in een schuifdoos met metallic lettering:


Gedrukt in Zwitserland op zwaar Rosenthal-papier:


…wat alleszins een bijdrage levert aan het forse gewicht van deze uitgave: ruim dertig kilo. Niet goed zichtbaar op de foto’s is het reusachtige formaat: 55 bij 40 centimeter. Voor het juiste perspectief: dat is net iets groter dan een rolkoffer die volgens de IATA-norm als handbagage mee mag aan boord van een vliegtuig.

Bon, genoeg snobbishness. Waar het me vandaag vooral om gaat, is de saillante verschijningsdatum van deze salontafel-extravaganza: juist in de maand waarin een eenvoudig jeugdwerkje van Remi is afgehamerd op 2,6 miljoen euro.


Rechts het ‘Formes molles no. 6’ uit 1963, blakend van dramatische intensiteit. Links het vorige week geveilde ‘Lotus bleu’ uit 1936. Wat moeten we daarover zeggen?

Remis vroege werk heeft warme bewonderaars. Dat snap ik, want het is sfeervol, maar kwalitatief ook zeer onevenwichtig – er schuilt een onverholen onhandigheid in het met veel aplomb naar voren schuiven van schijnbaar irrelevante tweederangsfiguren. Hoe langer ik kijk naar ‘Lotus bleu’, hoe moeilijker ik me kan voorstellen dat dít de ondergrond is waarop de grootmeester zou voortbouwen. En toch…

‘En toch?’ zegt S. die mokkend wat meubels verschuift om plaats te maken voor mijn nieuwste aanwinst.

‘En toch,’ zeg ik goedgeluimd, ‘zou het helemaal geen gek idee zijn om die malle probeersels uit Georges’ jonge jaren eens wat grondiger te bestuderen.

Wordt vervolgd!

woensdag 23 december 2020

Het geheim van de pretletter


Op een haar na negentig (90!) jaar oud:


Kersteditie van de Petit Vingtième, 25 december 1930. Laatste uitgave in de oude stijl – voor de nieuwe jaargang heeft de jonge Georges een nieuw, erg fraai titelschrift ontworpen:


Let op het pootje van de ‘m’ dat de gekantelde ‘e’ een vrolijk schopje geeft:


Over die kanteling moet nog een stevige noot gekraakt. Want, waar hebben we dat vaker gezien?

Precies:


Bij de brouwerij noemen ze dit ‘de lachende e’ – een bejubelde vinding van de grote baas zelf:

‘Wetenschappers tuurden dagenlang door microscopen om de juiste hoek van die 'e' te bepalen. Te scheef was een droevig gezicht en te rechtop zag er ook niet uit. Deze 'e' lacht je toe.’

Freddy Heineken in de Volkskrant van 24 juli 1995.

Freddy’s lachende e werd doorgevoerd in 1964. De doorsnee kuifoloog schenkt, schouderophalend, nog een fijn Belgisch biertje in en merkt droogjes op dat de geniale Georges al 34 jaar eerder van zijn e een pretletter maakte. Zónder microscoop!


Waarde PERDU-lezer,
Fijn dat u er nog bent. Wat mijzelf betreft: ik was daarover de voorbije maanden niet altijd zeker. De dertiende jaargang van dit blog was, mille millions de sabords, er eentje met onplezierige verwikkelingen. Voor de veertiende jaargang heb ik alvast de e’s gekanteld.

Ik wens u fijne feestdagen en bovenal een gezond 2021. En omdat er één ding nimmer verandert: voor noodgevallen, een goed gesprek of een sneltest kunt u tijdens mijn afwezigheid bellen met zuster Fanny, toestel 421.

vrijdag 4 december 2020

Een wegstervend avontuur


I.
Zo zou het voortaan gaan. Op en af. Himmelhoch jauchzend, vom atem beraubt. Toen het eindelijk weer op ging, liet S. me op adem komen bij een oude bekende:


Arquitectura para el caballo (‘Architecture for Horses’) van Fernando Sánchez Castillo. Verstilde beelden van een nerveus paard, trappelend door een leeg universiteitsgebouw. Trap op soms. En trap af. Re-enactment zonder publiek van een absurde voetnoot in de roerige geschiedenis van Spanje. Dictator Franco liet in de jaren zeventig de universiteit van Madrid zo ontwerpen dat er in de gangen en de collegezalen bereden politie kon worden ingezet om studentenopstanden te onderdrukken. De paarden werden getraind in traplopen.

Tien jaar geleden zagen we het videokunstwerk op een expositie in Madrid, nu moesten we ervoor naar Utrecht*. De vervreemding was nog even intens – de voldaanheid daarover hield het geplaagde lichaam leefbaar.


II.
Konden de knollen van Hergé traplopen? Van dit exemplaar wil ik het geloven:


Allereerste optreden van een dravend paard in de avonturen van Kuifje, in de Petit Vingtième van 12 december 1929. Vooral bij het eerste plaatje kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat dit een pak is uit de verkleedkist van Norbert Wallez (zit Germaine voorin of achterin?).


III.
Hoe treffend zou het dan niet zijn als het laatste paard in Les Aventures een verkleedexemplaar is in de carnavalsstoet in PICAROS? Helaas… En toch ook weer niet. Want zie eens hoe fraai symbolisch het edele dier evengoed verdwijnt:


BIJOUX, aflevering 47 in het Weekblad, 22 mei 1962. Dit is de laatste keer dat we een paard zien in het universum van Hergé. Is de Tekenaar zich daarvan bewust en voegt hij daarom, voor de albumuitgave, wat dramatische wolken toe?


Luister vooral nog even naar het wegstervend getrappel. Er volgen nog twee albums, maar de kritische luisteraar hoort op dit plaatje óók het Avontuur wegsterven.


*) Expositie UtrechtDownUnder 2020 – Actuele kunst in de oude bieb (nog tot 21 december)

donderdag 12 november 2020

Een hemel druipend van het bloed


Ik herlas ‘De ongelukkige’ van Louis Couperus, wat een bezoeking was en de vraag deed rijzen wie toch het jochie was dat deze ingekookte historie ooit goed vond. Wat bezielde me destijds om enthousiaste uitroeptekens (!!) te plaatsen bij een hysterische alinea als deze:

En hij zag den burcht onder een tragische lucht van rood als droop de hemel van bloed en in de roode lucht hing de overrijpe maan als een barstende granaatappel en roode pitten regenden er uit in den open muil van een immensen draak, die zijn langen staart geslingerd hield òm de burcht en wiens open muil begeerig uit stak boven den hoogsten toren...

De ‘hij’ is Aboe Abdallah, de laatste bewoner van de Alhambra – fort van de Moorse heersers. Couperus’ Abdallah is de tegenpool van de Abdallah van Hergé, bijna apathisch in zijn lijdzaamheid en voortschuifelend door een universum dat niet zozeer kleurrijk als wel in een gekmakende opsomming van kleuren wordt beschreven.* Alsof inkleurster France Ferrari zich heeft gewaagd aan de romankunst.

En omdat toeval niet bestaat:


Voorpublicatie van LUNE in het Portugese tijdschrift ‘Cavaleiro Andante’. Afbeelding van de veilingsite van Catawiki dat deze week een flinke stapel Adantes (107) in de aanbieding heeft.

Let op de ‘tragische lucht van rood’ in het eerste plaatje (inderdaad, als druipt de hemel van bloed…), maar zie toch vooral de jas van onze jonge held die gloeit als een meteoriet.

Ter verkoeling het origineel, uit Le Journal van 30 maart 1950:



*) In ‘Lauwertakken en distels (de complete Couperus herlezen)’ opent auteur Coen Peppelenbos zijn hoofdstuk over ‘De ongelukkige’ veelzeggend als volgt:

‘De ongelukkige van Louis Couperus begint kleurrijk. Vrij letterlijk, want op de eerste tien bladzijden wemelt het van de kleuren. Als ik goed geteld heb: azuur (1x), blank(t)(e) (12x), blauw(e)(n)(de) (10x), bleek(te) (6x), blond(e) (4x), bronzene (1x), dofgoud (1x), donkerblauw (1x), geel (1x), gelig (1x), goudachtig (1x), goudblank (1x), goud(en)(en) (5x), goudbrond (1x), goudkleurig (1x), groen (1x), kopergloed (1x), nachtblauw (1x), nachtzwarte (1x), oker (1x), opalen (1x), parelmoêr (2x), purper(en) (3x), rood(e)(n) (15x), roze (2x), ros (1x), rozig(d)e (4x), smaragdgroen (2x), wit(ter) (23x), zilver(en) (2x), zilverig (1x), zwart (5x), zwart(-)roode (2x).’


dinsdag 3 november 2020

Dit is het grootste raadsel uit de wereld van Hergé


Met een frisgewassen mondkapje naar Vierlingsbeek, waar de jongerenafdeling van het Hergé Genootschap een volle dag had uitgetrokken om ‘voor eens en voor altijd’ (aan ambities geen gebrek!) de beruchte Code DM-18 te kraken – door de coronamaatregelen niet in het gekende zalencentrum, maar in een loods in de Doktorskuul, een moerassig gebied iets buiten het dorp aan de Maas.

Voor de gemiddelde Kuifje-liefhebber is het natuurlijk haarkloverij, maar in kringen van de radicale ultra-tintinologie geldt de DM 18-code als een van de grootste raadsels uit het universum van Hergé.


Omdat enkele Genootschap-jongeren hun ouders hadden meegenomen, werd de kwestie ter inleiding nog even helder uiteengezet.

DM staat voor de man die we hier druk aan het werk zien voor zijn onwrikbare baas Hergé:


Het is de Antwerpenaar Bob de Moor, in het voorjaar van 1950 toegetreden tot de Studios en meteen het Maan-avontuur ingerold waarvoor hij de vele technische details tekent, bijvoorbeeld de schuiftreden in de huid van de maanraket:


Hierboven ingeschoven, op het omslag van het Mannen op de maan-album uitgeschoven:


Let goed op, want dit verklaart het tweede deel van de Code DM-18. Tel de treden op het omslagfragment gerust na: het zijn er 18.

De volledige tredenset is vervolgens nog driemaal te zien in het album – en elke keer wordt het raadsel groter.

Pagina 25:


De Moor tekent 28 treden.

Pagina 28:


25 treden…

Pagina 29, tot slot:


21 treden!

Met name de reuzesprong van 18 naar 28 treden is verontrustend, omdat het zo overduidelijk niet om een klein foutje gaat. Het kan bijna niet anders dan dat de zeer nauwkeurige De Moor een crypto-communicatie aanzwengelt met de lezer, maar wat is zijn boodschap? Biograaf Harry Thompson omschreef, kort voor zijn dood in 2005, de getallenreeks 18-28-25-21 als ‘een volmaakte, vrijwel complete entree tot het onderdrukte genie Bob de Moor’. Zijn onderbouwing laat evenwel te wensen over.

Kwam er eindelijk een antwoord op de kwestie, tijdens de illegale bijeenkomst in de moerassen van Vierlingsbeek? Ik moet de PERDU-lezer teleurstellen. Juist bij de presentatie van de nieuwste feiten werd de loods door de politie ontruimd. Het ging er hard aan toe, de penningmeester brak een oor en ik was pas laat thuis. ‘Moet jij niet eens een andere hobby?’ vroeg S. terwijl ze een koude biefstuk serveerde.

donderdag 29 oktober 2020

Uitglijder van Christie’s


Het manco van de herhaling:


‘Zoetjesaan vergt het inspanning om nog enthousiast te raken over wéér een origineel uit SCEPTRE.’

Dat schreef ik een jaar geleden bij de veiling van plaat 80 uit Hergés Balkan-avontuur. Niettemin gaat bij Christie’s alweer de volgende originele SCEPTRE-pagina onder de hamer (de online veiling loopt tot 12 november). Met een startprijs van 220.000 euro. En met een uitglijder in de catalogus het gerenommeerde veilinghuis onwaardig: de aangeboden ‘planche 86’ is toch echt plaat 88.

De veiling* biedt ook verder het gekende allegaartje van, voornamelijk, oude namen: Bilal, Gillon, Follet, De Moor, Jijé, Uderzo… Mijn oog bleef haken aan dit 54 jaar oude Blueberry-origineel van Jean Giraud:


Let op de trope van de scarily competent tracker waarmee de pagina opent:


Het herinnert me aan wat wordt verteld in een documentaire over de vroege jaren van Lou Costello. Als komiek met een Duits accent legde hij, aan het begin van een show, soms zijn oor op de theatervloer om te horen ‘of het publiek al was gearriveerd’. Waarna hij het volgende grapje vertelde:

A cowboy comes across an Indian with his ear to the ground.
The Indian says ‘Covered wagon. Man. Woman. Little girl with blond hair. Black dog.’
Cowboy: ‘How can you tell all of that?’
Indian: ‘Run over me. Half hour ago.’



*) KLIK! voor de pdf van de catalogus.

dinsdag 27 oktober 2020

Een vervreemdende misworp



En de Tekenaar, hij schenkt het glas nog eens vol, in zijn appartementje aan de Avenue du Vert-Chasseur, 1977.

Gelijk heeft hij, want: 27 oktober! Roy ‘WHAAM!’ Lichtenstein viert vandaag zijn 97ste verjaardag – ware het niet dat het levenslicht bij de kunstenaar al in 1997 doofde.

Niettemin, een mooie gelegenheid om de litho van zijn Tintin Reading weer eens uit de koker te trekken:


Er valt een hoop over dit werkstuk te zeggen. Dat het in 1993 speciaal gemaakt is voor het omslag van Frederic Tutens ‘Tintin in the New World’ en dat op de achtergrond Matisse’s dansende maagden zichtbaar zijn.* Maar het leukste element is het meest vervreemdende: de voorbij suizende dolk, in een baan die duidt op een ultieme misworp. Crac!

Verwijzing naar een netelige kwestie in OREILLE CASSÉE:


Omslag van de Petit Vingtième, 30 januari 1936. Let op het schilderij linksboven. Net als Lichtenstein geeft ook Hergé bestaande kunst een plekje aan de muur.


*) Matisses ‘La danse’ hangt in het MoMA in New York, dat ook Lichtensteins ‘The Dance’ in de collectie heeft:



vrijdag 23 oktober 2020

Een dood plaatje


Wat hebben we hier?


Freeze frame uit deze originele pagina van Willy Vandersteen:


Plaat 11 uit De Zwarte Madam, 1947, vanaf 27 oktober online onder de hamer bij Christie’s, richtprijs 11.000 – 13.000 euro.

Let op de razende dynamiek in de eerste strook - twee prentjes die als het ware finaal botsen op het vrijwel bevroren beeld van het eerste prentje in strook 2. Waarna de verbeelde voortvarendheid zich doodleuk herpakt.

In een gesprek met Claude Santelli vertelde Hergé iets interessants over zijn Avonturen van Totor. Na alle eerdere verwijzingen naar het medium film (United Rovers Présente Un Grand Film Comique / Un Extrasuperfilm) ondertekende hij de laatste afleveringen van dit stripfeuilleton (in Le Boy Scout Belge, tussen 1926 en 1929) met ‘Hergé Moving Pictures’. Dat was, zegt hij, zeer letterlijk bedoeld:

‘Filmbeelden komen slechts in beweging door ze achterelkaar te zien, een enkel filmbeeld is dood. Een tekenaar staat voor de enorme uitdaging om juist beweging in een enkel plaatje te brengen. Ziet u, dat had ik met Totor al begrepen.’

Zag de jonge Vandersteen dat hij een dood plaatje had getekend en probeerde hij het, tevergeefs, met drie nietige bewegingsstreepjes te reanimeren?

maandag 19 oktober 2020

Hoe Hergé de vrede om zeep hielp


I.
We keken opnieuw naar God Only Knows, verstikkende prachtfilm van Mijke de Jong. Over twee zussen en een overspannen broer – en hoe ze, wanhopig hulpeloos, met elkaar omgaan.

Maanden geleden vergezelde ik S. bij de viewing van een ruwe versie, met veel fysieke pijn en moeite en met de ziegezagende gedachte dat dit misschien wel de laatste film was die ik zou zien. Die bangigheid werd beantwoord met vileine humor en passieve agressie, zo fenomenaal uitgespeeld door de acteurs dat ik mijn eigen misère even vergat.

Pas gisteravond viel me op dat er veel zwarte duiveltjes door het beeld vliegen. Maar ze nemen niemand mee. God weet dat de hel niet elders is, deze personages staan er al middenin.


II.
De strijd van het goede en het kwade:


Onder de vleugels van een gitzwart duiveltje knokken Blake en Mortimer met Olrik om een rafelige zwart-wit prent van W.F. Hermans hun geestelijk vader. De inzet van hun eeuwigdurende strijd is wel eens hoger geweest!

Beeld uit het Weekblad, het eerste nummer van 1957. ‘Espoir’ duidt op de nieuwjaarswens van Edgar Jacobs, een jaar van hoop. Ook andere auteurs blikken vooruit. Willy Vandersteen hunkert naar ‘optimisme’, Macherot hoopt het contact met de natuur in stand te houden. En Hergé?


III.
Wat kan de nieuwjaarswens van Georges Remi, alias Nieuwsgierige Vos, anders zijn dan….


Vrede! Dat 1957 een jaar mag zijn zonder oorlog… Zonder oorlog tussen de volkeren, maar ook: sans guerre entre les familles…

Brave boodschap in pikante omstandigheden. Juist in dit jaar legt de Tekenaar een bom onder de familievrede. Hij is tot over zijn oren verliefd op een jonge medewerkster van zijn Studios. Aan het einde van het jaar biecht hij alles op aan zijn Germaine. ‘Wat een komediant, wat een bedrieger,’ schrijft ze in haar dagboek. En ook: ‘Ik ben gelukkig wanneer hij ver weg is, dat monster!’

donderdag 15 oktober 2020

Witwasoperatie van Hergé


Glad over het hoofd gezien, maar de hellevaart van Ramon Bada en Alonzo Perez…


… kent nog een derde versie. In 1967 krijgt Hergé een brief van een pater in Kinshasa, Joseph Lannoy, die graag OREILLE wil publiceren in de Revue Afrique Chrétienne. Maar die volledig zwarte duiveltjes, pijnlijk! Lannoy schaamt zich ervoor - kan de Tekenaar ze niet witwassen?

In maart 1968 ontvangt de geestelijke een antwoord uit Brussel, met deze bijlage:


‘Ze dragen alleen nog zwarte slipjes,’ schrijft Hergé droogjes over de aanpassing uit zijn Studio.

Overigens werd S. bij de beelden van de ongelukkige Bada en Perez besprongen door een draak uit de vorige eeuw:


Ook de schurk uit de film ‘Ghost’ mag een vliegtochtje maken naar de onderwereld.


Met dank aan Michiel Prior.

maandag 12 oktober 2020

Belangrijke dienstmededeling



Iets meer plaatjes, iets minder praatjes: na twaalf jaar op drift in het gezouten blogsop, verkent de Tintinperdu-kijkdoos nu ook (of lees: nu pas) het zilte nat van instagram. Voortaan dus twee (2) vertrekhavens in de zoektocht naar de verloren Kuifje - voor wie er geen genoeg van krijgt.

Exprestrein naar de hel


Grijs weekend, bezwaard gemoed. Naast titels van ongelezen boeken, versjteerde nu ook een ongeziene uitvaart de zielenrust.
‘Maar het was toch geen vriend van je?’ zei S.
Dat klopt. Het was een kennis, zelfs op het randje van vaag. Maar dat randje zat me dwars.
‘God, ga er gewoon voor zítten als het aan je vreet,’ klonk het ongeduldig.
En dus logde ik zaterdagavond in op het ‘serviceplatform’ van de uitvaartondernemer. De toegangscode stond in een twee weken oude mail, met de mededeling dat de beelden van het afscheid twee weken online zouden blijven.
Ik was net te laat.
‘Deze uitvaart is niet langer beschikbaar,’ meldde het scherm. Ik betrapte mezelf erop dat ik, gewend inmiddels aan de inzet van slimme algoritmes, heel even wachtte op een alternatief (‘Bezoekers van deze uitvaart, bezochten ook…’). Maar ik moest het verder zelf maar uitzoeken.

Bon, nu we het toch over de dood hebben:


De schurken Ramon Bada en Alonzo Perez op de exprestrein naar de hel, in het tragische eindspel van OREILLE (Petit Vingtième, 18 februari 1937). Middeleeuws prentje in een twintigste-eeuwse strip – Michael Farr noemt het in zijn Complete Companion ‘an anomaly in the Tintin adventures’.

De Franse paters vonden het maar niets. Voor publicatie in de Coeurs Vaillants maakte Hergé, op hun dringend verzoek, een vredelievender versie:


Verschenen op 13 maart 1938:


Dieu ait leur âme… God hebbe hun ziel... De Petit Vingtième-lezertjes weten dan al beter: voor Bada en Perez is de hemel niet langer beschikbaar.

donderdag 8 oktober 2020

Hoe Hergé de koning van de bondage werd



Zevende (!) en laatste bondage-sessie in LOTUS. Jan en alleman wordt in dit avontuur met grote geestdrift en regelmaat gekneveld, iets wat me als kind bijzonder intrigeerde (Freud mag zich er verder over uitspreken).

Over het vastbinden van de opponent hebben we het hier eerder gehad. Het universum van Hergé is er eentje van paalsteken, overhandse knopen en de mastworp met voorslag – min of meer vanzelfsprekend voor een tekenaar die opgroeide met de bondagelessen van lord Baden-Powell. Ik kom erop terug omdat ik me afvroeg of de Tekenaar nog méér inspiratie vond bij ‘Daughter of the Dragon’, de film waarvan het promotiemateriaal aan de basis ligt voor het iconische albumomslag van LOTUS.

Opvallende trouvaille: ook in deze rolprent worden knopen, véél knopen gelegd:


Heeft Georges de film gezien en er iets van meegenomen? Oordeel zelf:


Waar beeldrijm is, is vuur!

dinsdag 6 oktober 2020

Ondertussen, in de Charles de Costerstraat


I.
Aankondiging in de mailbox van de nieuwe expo bij Galerie Nathalie Obadia, in de vestiging aan de Charles de Costerstraat 8 in Brussel. De Amerikaanse kunstenaar Rina Banerjee wil er, lees ik, met haar kunstwerken een dialoog op gang brengen waarin cultuur en natuur samenkomen.

De kunstwereld grossiert in prietpraat en het aanzwengelen van een ‘dialoog’ behoort tot de grootste clichés, let er maar eens op.

Maar vergeet Nathalia Obadia en Rina Banerjee. We gaan op bezoek bij de buren van de galerie.


II.
Eind negentiende eeuw bevond zich op de Charles de Costerstraat 10-12 het atelier van Jef Lambeaux, bekend en berucht van het uit witmarmer gehouwen reliëf ‘De menselijke driften’.

Denk aan ineengestrengeld veelal Rubensiaans bloot waarmee de kunstenaar, hier in zijn atelier:


...menselijke emoties als geluk, verliefdheid en blijdschap uitbeeldde, ingebed in gewelddadige taferelen als oorlog en verkrachting.

Lambeaux werkte er twaalf jaar aan, tussen 1886 en 1898. Katholieke kranten waaronder Le Vingtième Siècle (de latere werkgever van Hergé) spraken woedend over ‘een marmeren bordeel’ van een kunstenaar ‘die met de vleesduivel is bezield.’


III.
Vanaf de jaren dertig zetelde in het pand op de Charles Decosterstraat 10-12 de uitgever Jean Meuwissen, die we vooral kennen van een periodiek waarin de belangrijkste medewerker van Hergé debuteerde:


Striptijdschrift Bravo! van 9 december 1943, met ‘De U-straal’ van Edgar P. Jacobs. Zie hem eens fraai leentjebuur spelen bij Murnau’s Nosferatu:




IV.
Meuwissen startte in 1940 met de uitgave van Bravo! nadat hij, door de bezetting, afscheid had moeten nemen van een andere titel: het op de Amerikaanse cinema gebaseerde glamourblad A-Z hebdomadaire illustré. Dat kent u, waarde PERDU-lezer, ook als u denkt dat u het niet kent:


Publiciteitsmateriaal voor de Hollywood-kraker ‘Daughter of the Dragon’, met Anna May Wong – hier op het omslag van A-Z hebdomaire illustré, nummer 27, 1932. Bij haar haalde Hergé de mosterd voor het LOTUS-omslag:




V.
Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Charles de Coster, auteur van De legende van Uilenspiegel, maakte de jonge Hergé in november 1927 voor de cultuurpagina van Le Vingtième Siecle deze illustratie:


In de wereld van de kuifologie is uiteindelijk alles met iedereen in dialoog.