vrijdag 28 juni 2019

Kuifje in het land van de kwade luim


Ik was toe aan een nieuw paar schoenen, maar sinds de erg aardige eigenaar van mijn ‘vaste adresje’ is overleden, voel ik me ontheemd.

‘Schoenen kopen staat gelijk aan tandartsbezoek,’ schrijft Nabokov in de novelle Doorzichtige dingen. Tien jaar geleden kon ik hem nog, om de verkeerde reden, gelijk geven. Ik had toen óók een erg aardige tandarts die tevens van klauteren in de bergen hield. Maar op een kwade dag brak zijn touw.

Nu goed, ik was dus toe aan een nieuw paar schoenen en denkend aan een nieuw paar schoenen dacht ik aan de vergankelijkheid en de dood. Het leven viel me weer eens vies tegen, het had, zogezegd, veel voeten in de aarde.

Plaatje!


OPBEUREND plaatje!


Hapje uit het omslag van SCEPTRE (1942). Knap toch hoe die rare Hergé erin slaagt om me zelfs in een kwade luim onbedaarlijk te laten lachen om een paar schoenen.

woensdag 26 juni 2019

Een bezopen smak geld


‘Iets kan tegelijk waar en niet-waar zijn’ (dixit de Noors/Franse hallucinatie-expert Bor Savennes), maar als de feiten de feiten zijn en niet berusten op een manier van denken, moet het boetekleed aan:


Correctie op de zeperd van vorige week vrijdag. Kuifje wordt hier natuurlijk niet uit het Bordurische luchtruim geschoten, maar in zijn Bordurische Heinkel uit het Syldavische luchtruim.

Aan de grimmigheid van die crash doet het verder niets af. Negen jaar eerder liet Hergé (in SOVIETS) zo’n duikvlucht nog vrolijk eindigen in de slapstick van iemand die van zijn stoel is gewipt:


‘Ik begin te geloven dat ik iets te ruw bent geland’…

Uit de Petit Vingtième nummer 6 (6 februari 1930). Waarna de kolder zich onbekommerd voortzet in nummer 7:


Moeilijk nummertje voor de verzamelaars van de oude bijvoegsels. PV-grootgrutter Olivier Van Houte heeft een exemplaar in de aanbieding voor 1495 euro. Nog steeds een fractie van de bijna 1 miljoen euro die onlangs werd neergeteld voor de originele omslagtekening, maar het blijft een bezopen smak geld, óók voor wie per se de clownerie van zijn held wil herbeleven in de ultra-katholieke oerbron:


Kuifje velt een boom met zijn zakmes en mijmert dat dat misschien niet het gedroomde instrument daarvoor is. Volgen nog de inspanningen om uit het neergehaalde hout een propeller te snijden (‘Bepaald geen pakje boter‘) en de verzuchting hoe sommige mensen hier toch plezier aan kunnen beleven.

Dat de jonge reporter wel degelijk lol haalt uit de kunst van het houtsnijden, ontdekte ik stomtoevallig toen ik nog één keer dat malle chromo-album (L’Aviation - Guerre 1939-1945) opensloeg:


Alsof ie een boerenbrood in plakken snijdt...

maandag 24 juni 2019

Hergé: ‘You like comic strips?’


Ik had een lunchafspraak met Andy Warhol, maar het was zondag en mooi weer en het tijdreisverkeer stond weer eens muurvast op het knooppunt naar de twintigste eeuw. Na twee uur wachten in de bloedhete chronoscaaf (wie bouwt er in hemelsnaam een tijdmachine zonder fatsoenlijke airconditioning?), keerde ik bezweet en getergd huiswaarts.

‘Je roept het ook wel over jezelf af,’ zei S., die me, met toegeknepen neus, een droog overhemd aanreikte en de chronoscaaf in de achtertuin even flink liet doorwaaien.

Enfin, zo’n dag. Plaatje!


Andy Warhol, op bezoek bij Georges Remi aan de Louizalaan, 26 mei 1977. Op de achtergrond de kathedraal van Rouen (twee uit een set van vijf zeefdrukken van Roy Lichtenstein die Hergé boven het dressoir heeft gehangen).

Indertijd maakte de RTBF een reportage over de ontmoeting tussen de Kunstenaar en de Tekenaar (eenvoudig te achterhalen op het web). Een kort fragment daaruit zag ik gisteren terug in een heel andere televisieproductie - en het viel me nu pas op hoe onnavolgbaar bescheten hun gesprekje opent.

Lees even mee met de lispelende Warhol, die zich het stemmetje van Jacky Kennedy heeft aangemeten en met de giebelende Hergé (amper een week geleden is hij getrouwd met Fanny), die zijn gast voorzichtig aan het aftasten is:

Hergé: ‘You like comic strips?’
Warhol: ‘Oh yeah…’
H: ‘That’s pop art also I think… Isn’t it…?’
W: ‘Yes, that’s where I started for a ground.’
H: ‘You started?’
W: ‘Yes… No… I… I used to trace them.’
H: ‘Yes! Did you? Did you trace eh…
W: ‘Hm hm hm’
H: ‘Oh yes… I didn’t know that…’
W: ‘That’s how it all started.’
H: ‘You discovered all sorts of things.’

Maar bekijk en beluister het toch vooral ook even zelf. Dat kan HIER, rond 22 minuut 50 in deze aardige Hergé-documentaire uit 1983.

Tip: meteen na het fragment verschijnt een oude bekende in beeld:


Het is de jonge Joost Swarte die vertelt over de totstandkoming van zijn Hergé-strip waarin hij terugreist in de tijd en een vrolijk zooitje maakt van de geschiedenis.


Woensdag: een zeperd van jewelste & een bezopen smak geld.

vrijdag 21 juni 2019

De vreemde klerenkast van Hergé (3 en slot)


I.
Nog een crash, en ditmaal niet eentje die onschuldig eindigt in een Schots bramenstruikje:


6 juli 1939: Kuifje wordt uit het Bordurische luchtruim geschoten – wat resulteert in deze prachtige cliffhanger:


De lezertjes van de Petit Vingtième moeten een week wachten op verlossing. Maar hoe zit het eigenlijk met de auteur?

Kan een schrijver zomaar de suggestie wekken dat zijn hoofdpersoon is gesneuveld zonder zélf, al was het maar heel even, in een vacuüm te belanden: het besef van een magische leegte waarin weer alles mogelijk is en niets onherroepelijk? En hoe verleidelijk is het dan om daarin te verdwijnen?


II.


Georges Remi, jaren dertig. De foto is vooral bekend van het affiche van de tweede editie van de Salón Internacional del Cómic de Barcelona. In 1982 hingen er honderden in de Catalaanse hoofdstad, met de intrigerende tekst: Si Hergé estuviera vivo tendrìa 75 años – Als Hergé nog leefde, zou hij 75 jaar oud zijn.

Het Spaanse stripfestival stond dat jaar in het teken van de vrijwel vergeten Brusselse tekenaar die op vrijdag 7 juli 1939 zijn nieuwe huurwoning in Bosvoorde nabij het Zonïenwoud verliet, later op de dag in de Rue Royale bij de Banque de Bruxelles zijn spaargeld inde en... spoorloos verdween, als had hij nooit bestaan.

‘Die afschuwelijke cliffhanger die maar geen vervolg kreeg, geloof me, die hing als een molensteen om mijn nek,’ schrijft de Franse filosoof Richard Hochet in zijn ontroerende ‘Tracé Hergé’:

‘Als kind fantaseerde ik eindeloos en droefgeestig over een uitweg uit dat brandende vliegtuigwrak. Pas als volwassene kon ik inzien dat de uitweg er altijd al is geweest. Het wrak wás de uitweg.’


III.
In de oerversie van SCEPTRE zien we de ongelukkige reporter in de cockpit van een Heinkel:


Fragment uit de ingekleurde oorspronkelijke versie, zoals die in 1980 verscheen in het weekblad. In de revisie moest Kuifje zijn angstige avontuur herbeleven in een Messerschmidt.

En dus: onze held die zich voor een curieus plakplaatjesalbum in nazi-uniformen liet hijsen om gevechtsvliegtuigen van de Luftwaffe te presenteren, heeft óók in dat soort toestellen gevlogen. Is de auteur van het fictieve standaardwerk ‘Flugzeuge’ een subtiele verwijzing naar zijn belevenissen in het Bordurische luchtruim?

Is Karl Otto domweg een anagram van L’Ottokar?


woensdag 19 juni 2019

De vreemde klerenkast van Hergé (2)


En voor wie meende dat het dragen van een monocle is voorbehouden aan Haddock, Sponsz en Rastapopoulos:


De oudere PERDU-lezer zal zich bij deze afbeelding (uit L’Aviation - Guerre 1939-1945) ongetwijfeld en met weemoed de beruchte Bar Club Le Monocle in Parijs herinneren, maar daar lopen we vandaag netjes aan voorbij.

Inmiddels moet ik bekennen dat Kuifje me in de Voir et Savoir-albums toch wel heeft verrast als een geweldig acteur met een enorm inlevingsvermogen. Kijk hierboven eens naar dat strakke mondje van hem. En dan die vinnige blik! Daarnaast doet Bobbie met kaarsrechte nek zeker niet voor hem onder (over de vraag waarmee een foxterriër die bang is voor spinnen het IJzeren Kruis heeft verdiend, durf ik verder niet na te denken).

Zondag zagen we Bobbie al schitteren in de rol van vals Gestapo-teefje. In onderstaande Japanse zelfmoordsetting zien we pas echt hoe ongelooflijk goed hond en baasje op elkaar zijn ingespeeld:


Maar ik dwaal af:


Hitlerjunge Kuifje leest het standaardwerk van Karl Otto – en er is méér mis met deze imaginaire uitgave dan een knoeperd van een spelfout in de ondertitel.

In de wereld van de (Duitse) luchtvaart is de uitdrukking ‘Steuermannskunst’ bepaald een vreemde eend in de bijt. Als synoniem voor navigatie is het vooral een nautische term – generaties zeelieden zijn ermee vertrouwd geraakt dankzij het gelijknamige handboek van Arthur Breusing:


Een klassieker die over een periode van tientallen jaren in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw ontelbare herdrukken beleefde. Heeft Haddock zijn exemplaar laten slingeren in de omgeving van Hergé? En werd de term voor de Voir et Savoir-chromo klakkeloos overgenomen?

Blijft tot slot de vraag waar de auteursnaam Karl Otto vandaan komt. Knipoog naar de Duitse luchtvaartpionier Karl Wilhelm Otto Lilienthal?


Daar ligt ie, gecrasht tussen de peukjes, op luchthaven Berlin-Tegel. Mooi beeld, duidelijk herkenbaar als een Tom Frantzen, maar daar sloeg ik de plank helemaal mis.

De maker van Der Fall Daidalos und Ikaros heet Rolf Scholz en zijn sculptuur beeldrijmt (daar houden sculpturen van) overigens fraai met...:


Juist ja. Kuifje crasht tussen de Schotse bramenstruiken. Fragment uit de oerversie van îLE NOIRE, met bloedende steunkleuren in de Petit Vingtième van 6 januari 1938.

Of is er nog een andere Karl Otto? Nee, het zal toch niet dat...??


Slot vrijdag

zondag 16 juni 2019

De vreemde klerenkast van Hergé (1)


Wie is toch die geheimzinnige Karl Otto? En waarom voelt Kuifje zich in verlegenheid gebracht als zijn naam valt?

Pittige lezersvraag van tien dagen geleden – zelfs iets té pittig, de PERDU-mailbox bleef leeg als… nu ja… als het Hergé Museum op een doordeweekse dag.

Voor het juiste antwoord vissen we deze uitgave uit het stof:


Gekostumeerd oorlogsbal uit 1953 waarbij onze held in tientallen uniformen wordt gehesen:


… en, onder de ‘historische en technische leiding’ van Jacques Martin, klassieke gevechtsvliegtuigen moet aanprijzen. Soms doet hij dat in een stokstijve pose, soms zien we Kuifje in beweging.

Ook de naziconfectie uit de ontwerpstudio van Hugo Boss ligt in zijn kleedkamer:


Kuifje in Teutoonse trenchcoat – ‘madly theatrical’ schreef Kurt Vonnegut over de dresscode van het Derde Rijk.

‘Schenk er […] niet te veel aandacht aan, indien Kuifje op de plaatjes zeer verschillende uniformen draagt,’ lezen we in het voorwoord van de Nederlandse editie van het chromo-album. En ook:

De kleur van het gewaad heeft slechts een documentaire waarde. Wat telt, is het hart van de mens. En dit hart klopt ter ere van alle dapperen, voor de vrede onder alle mensen.

Amen, zei de koster, en hij deed het boek toe. Dat doen we niet. We bladeren terug naar pagina 11:


Ja, rechtsboven, die moeten we hebben:


Even inzoomen:


Voilà, onze jonge reporter met het standaardwerk ‘Flugzeuge’ van... Karl Otto! Kuifje leest de uitgave gekleed in het officiële tenue van de Hitlerjugend, zeg maar: de scouting in nazistijl. Gelukkig maar dat het imposante boekformaat de spreuk op zijn riemgesp (Blut und Ehre) onzichtbaar maakt.

De verzamelaar die een exemplaar van ‘Flugzeuge’ naast ‘German research in World War II’ op de plank wil plaatsen, moet ik teleurstellen. Auteur Karl Otto bestaat niet, net als zijn boek en zijn merkwaardige uitgever (Luftwaffen Verlag?). En als de titel al bestaan zou hebben, was de eindredacteur beslist gefusilleerd – omwille van de onvergeeflijke spelfout op het omslag: Steurmannskunst in plaats van Steuermannskunst.


Wordt vervolgd!

donderdag 13 juni 2019

Vlucht 714 naar Venetië


I.
Naar de Biënnale van Venetië waar de begeestering me bij de kladden greep in de entree van het Poolse paviljoen:


Flight’ van Roman Stańczak, transformatiekunstenaar die de binnenkant van een klein passagierstoestel (stoelen, bedrading, hydraulische uitrusting) naar de buitenzijde verplaatste.

Krankjorum idee dat ongenadig kan crashen in de uitvoering. Maar die was dan weer zo puntgaaf, dat mijn ogen er niet van loskwamen. Ten slotte moest S. me met zachte dwang uit het krachtenveld van deze ‘inside-out airplane’ verjagen.



II.
Je kunt een hoop projecteren op zo’n geslaagde installatie, waarbij het ‘officiële’ commentaar de handen nog het minste op elkaar krijgt:

‘Flight’ reads as a symbolic illustration of the discombobulated reconstruction of Polish society after the fall of communism.

De kunstliefhebber in me zag er toch vooral een open zenuw in, het blootgelegde mechanisme van de loden dommel waarin ik begin van dit jaar langzaam weggleed.
De innerlijke Kuifje-adept daarentegen dacht aan het privévliegtuig van Laszlo Carreidas en herkende in ‘Flight’ de perfecte reactie op de duisternis en deconstructie van ‘Vlucht 714’*:



III.
Pas vele uren later kon ik de wonderlijke verlokking van Stańczaks schepping van me afschudden. In het paviljoen van Ghana werden we opgeslokt door ‘The Elephant in the Room – Four Nocturnes’, een video-installatie van John Akomfrah waarin op drie schermen natuuropnames van een overrompelende schoonheid werden afgewisseld door pijnlijk actuele beelden van klimaatrampen en massamigratie en een spervuur van foto’s vol koloniale wreedheden:


Kom d’r maar in met het ultra-katholieke beeldrijm!


Tintin et sa victime. Un beau tableau de chasse - omslag van de Petit Vingtième, 5 februari 1931.

Let op de curieuze verantwoording:


‘Foto gemaakt door Kuifje zelf, met dank aan een speciaal apparaat.’

Dat apparaat heeft een naam: Hergé – een vlotte machine die, naarmate de jaren vorderden, een traagwerker werd met een bedrading die allengs meer bloot kwam te liggen.


*) Natuurlijk is Stańczaks ‘Flight’ óók een prachtige illustratie van Karl Otto’s mislukte stuurmanskunst. Beschouw deze noot vooral als een hint op de nog openstaande lezersvraag van vorige week (‘Wie is Karl Otto?’). Volgende week maandag het antwoord.

donderdag 6 juni 2019

Waarom Kuifje zich betrapt voelt



Volkomen terecht dat onze jonge held zich betrapt voelt - én beschaamd. Want zeg nou zelf: Karl Otto...?! Daar heeft hij geen goede herinneringen aan.

Ik vlieg er even tussenuit, eind volgende week verder. Ter verpozing een hersenkrakertje waarop, naar ik stellig hoop, ook vriend Google niet meteen een antwoord heeft.

Waar kent Kuifje die geheimzinnige Karl Otto in hemelsnaam van? En waarom voelt hij zich in verlegenheid gebracht? Let op: de herkomst van het bewerkte plaatje (uit: De zaak Zonnebloem) is géén directe aanwijzing. Antwoorden vóór dinsdagavond 11 juni naar: tintinperdu@gmail.com

dinsdag 4 juni 2019

Georges & Germaine (1950)




Een beeldrijm rijmt alleen

Op wat er tussentijds verdween.



Uit: ‘Le temps a une couleur amère’ van Josette Laijot


Met dank aan Scudder

maandag 3 juni 2019

Georges & Fanny (1971)


Ik haalde S. af van Schiphol die een gemeen darmvirus meenam uit Cannes. ‘Niet zoenen hoor,’ zei ze zwakjes. Haar gezicht was wit als meel en het kwam in me op dat ze er prachtig beroerd uitzag.
‘Je ziet er verschrikkelijk uit,’ loog ik. ‘Zo voel ik me ook,’ zei ze.
We liepen naar de auto en zelfs in haar hondszieke schaduw voelde ik me, op een fijne, voldane manier, klein en nietig.

Plaatje!


Georges en Fanny in Venetië, december 1971. De Tekenaar is er op uitnodiging van de Italiaanse uitgever Mondadori. Leg een vinger op de hand met de fladderende duif en je zou zweren dat het duo een selfie maakt.

Vooral de 37-jarige dochter van Albert en Georgette Vlamynck staat er fraai op, met haar tot in de puntjes verzorgde kapsel, de vanzelfsprekende elegantie van haar mantel met bontkraagje, die tas op haar onderarm. En dan de witte handschoentjes…

Wat stelt haar 64-jarige levensgezel daar tegenover? Pak en das onder een lange leren jas met te brede mouwen, lelijke knopen en een nogal vulgaire klepzak. De pothelm ontbreekt er nog aan.

In Italië was dit soorten jassen populair in kunst- en gangsterkringen – maar daar durfde men er, zelfverzekerd, een chique coltrui onder te dragen. Sprezzatura noemen ze dat, bestudeerde nonchalance. Dat lijkt me net een brug te ver voor de Pietlut van de Louizalaan.