dinsdag 28 februari 2012

Uit het lood


Naar Berlijn met het verzameld werk van Karel van het Reve (Deel 6) en Peter Pontiac in de handbagage. Massieve lectuur; het vliegtoestel hing een tikkeltje uit het lood.

Met Reve keerde ik in de dagen die volgden terug naar 1976 (later meer daarover), met Pontiac verzeilde ik in 1982:


Pagina 126 uit Rhythm, het stripwerk compleet & chronologisch 1969 - 2011. Gemaakt ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van stripantiquariaat Lambiek. Bezie vooral het geestdriftige sloopwerk op het laatste plaatje (de man schuin onder het Kwik en Flupke-album!) en vergelijk dat eens met de milde woorden van Kees Kousemaker (‘Ezelsoren, vouwtjes en vlekjes toevoegen’…).

Overigens, geld verdienen met een tijdmachine door strips uit het verleden te halen? Droomkoppel Fred en Alexis pakte dat in 1974 heel wat ambitieuzer aan. In ‘Time is money’ (Ils voyagent dans le temps pour de l’argent) reist een verkoper van stoommachines (om sigaretten mee te rollen*) naar de vijftiende eeuw. Hij ontmoet de jonge Leonardo da Vinci en probeert hem over te halen nu reeds een portret van ‘Mona Lisa’ te schilderen.
Dat valt nog niet mee.
Lisa blijkt een serpent, er kan geen glimlach af.


*) Une-machine-à-vapeur-pour-rouler-les-cigarettes-une-à-une-sans-se-fatiguer.

maandag 27 februari 2012

I.M.



Historische televisie: Rick Zaal interviewt Ischa Meijer voor én over zijn boekenkast. Af en toe dartelt Connie Palmen door het beeld.
- Wat heb je voor systeem in je kast?
‘Er is geen verband. Dat is het systeem.’
Let op de gele doos helemaal beneden, drie planken onder de biografie van Truman Capote.
Mille milliards de mille sabords! Is dat niet…? Jawel, dat is:


Ischa en Connie die tot diep in de nacht spreken over de relatie tussen filosofie en literatuur en meer specifiek de (on)mogelijkheid van de taal om de waarheid uit te drukken.
Onderwijl spelen ze het bordspel ‘Wie ontvoerde professor Zonnebloem?’.
Wat een lief idee.



Met dank aan de scherpe ogen van I.

donderdag 16 februari 2012

Le noir


Een originele Zonnebloem, uit 1943. Afmetingen: 7 x 7 centimeter. Alain van de 9th Art Gallery heeft de professor vers aan de haak geslagen en vraagt er € 7000 euro voor. Dat mag ie, maar, mille sabords!, waarom toch zo’n krankjorume passe partout?!


De ogen een tikkeltje samenknijpen en daar is de geest van Kazimir Severinovitsj Malevitsj (Zwart Vierkant).

What’s next, Alain?



Ah, de kreukels van de kapitein:


Origineel zijn is goed, het willen hebben een afwijking.




Waarde lezer, de luiken gaan hier dicht, ik piep er even tussenuit. Wordt vervolgd op maandag 27 februari.

maandag 13 februari 2012

Dilemma’s


Bespiegelingen van een trouwe lezer bij de nondescripte boekenkast van Kuifje-biograaf Raphaël Taylor:

Moeten de ‘grand images’, de ‘petit images’ en de naoorlogse kleurendrukalbums bij elkaar, of moeten al die albums per titel gesorteerd worden? Staan de Petit Vingtième-uitgaven van Kuifje naast die van Quick en Flupke, of hebben de albums van Q&F hun eigen plank? En stel dat je een mooie, stevige boekenkast hebt met planken van 60 cm breed en je sorteert de albums niet op uitgave maar op titel, én je hebt 30 cm Sovjets, 40cm Congo en 45 cm Amerika, krijgen die albums per titel hun eigen plank, of delen ze een plank met een andere titel?

We zijn overgeleverd aan onze passie. En wat wil passie? Zij wil haar grenzen kennen. Ze neemt geen genoegen met een systeem dat begrenzing suggereert. Jaren geleden kocht ik een boekenkast die het onbeheersbare weer beheersbaar maakte, althans, dat maakte ik mezelf graag wijs:

‘Vierentwintig planken, op elke plank een titel! Een Zwarte Rotsen-plank, een Scepter-plank. Stel je voor, eindelijk een kast met een streng respect voor orde!’

De nieuwe orde had totalitaire trekjes; hier was geen plek meer voor minderheden. Blauwe Sinaasappels, Gulden Vlies, Haaienmeer - zonder veel spijt en mededogen joeg ik de bastaardalbums het huis uit. Maar het afscheid van Quick, Flupke, Jo, Suus, Jokko, Leo en Lea vroeg om iets meer morele kracht - te veel voor mijn weke rug. Hen bood ik een tijdelijk logeeradres op de schrale Alpha-plank.

Ze staan er nog steeds.

Ze verstoren de rust en regelmaat en van de weeromstuit begin ik een hekel te krijgen aan hun gastheer. Moet ik die vervelende Alfa-Kunst wegjagen? En wat let me dan om ook de Picaros-plank te ruimen? Is dat ten slotte de manier om een verzameling te ontmantelen? Door haar af te pellen, door te eindigen met waar het allemaal mee begon?

Maar waar begon het mee?

donderdag 9 februari 2012

Andere levenslijnen (8)



In die bewogen maanden is Georges niet weg te branden uit de galerie van Marcel Stal, Carrefour, en het is daar dat hij Jean Giraud ontmoet, een illustrator die in kleine kring bewondering oogst met zijn spectaculaire omslagen voor de Nederlandse Arendsoog-serie van vader en zoon Nowee (zie boven). De jonge tekenaar wil de overstap maken naar het beeldverhaal en Georges neemt hem onder zijn hoede. Het is het begin van een bijzondere vriendschap. Onder invloed van mescaline en ayahuasca experimenteert het tweetal met nieuwe en vernieuwende verhaaltechnieken en tekenstijlen.


Als Giraud wordt getroffen door congenitale faciale diplegie (het syndroom van Moebius) en komt te overlijden, is Hergé ontroostbaar. Buiten zinnen van verdriet ontslaat hij zijn medewerkers, sluit zich op in zijn studio en werkt een jaar onafgebroken aan de metamorfose van zijn succesreeks Kuifje. Het is een stoutmoedige eenmansstrijd en zijn manier om de dood van zijn pupil te verwerken.

De publicatie van VOL 714, in mei 1968, is niet minder dan een sensatie en wordt tegenwoordig door critici beschouwd als de belangrijkste mijlpaal in de geschiedenis van de negende kunst.







Maandag: dilemma’s in de boekenkast.

dinsdag 7 februari 2012

Toveren



Uiterst links: ‘Stolen Lightning - the social theory of magic’ van D. L. O'Keefe. Midden: Raphaël Taylor, de Schotse geleerde die ‘many new insights’ in het leven van Hergé tevoorschijn heeft getoverd:


De prospectus is van begin vorig jaar. Inmiddels is de verschijningsdatum verschoven naar maart 2012. Of wordt het juni?


Opvallend: de fraaie signatuur van Hergé (uit 1941) op het omslag is vervangen door een lettertype dat niet veel karakter heeft en vooral obese is. Ingreep op last van de rechthebbenden? Heeft professor Taylor iets boven water gehaald wat de erven niet zint?

maandag 6 februari 2012

Rituelen


Mooi portret in de Volkskrant van tekenaar Philip Paquet (De coolheid spat af van zijn jazzstrips) die mijmert over ‘een oprecht verlangen naar de mooie dingen van vroeger, naar degelijkheid’. Een tikkeltje obligaat misschien, maar evengoed verslikte ik me in de onverhoedse oprisping van mijn eigen, strikt particuliere gemis: het zaterdagritueel van dertig jaar geleden. De wandeling naar Concerto voor tweedehands bebop, naar Lambiek voor de nieuwe titels van het overijverige Yendor* en tenslotte naar Heuvel voor een eerste biertje.

Hier wordt de melancholie eens niet op haar wenken bediend: platenzaak, stripwinkel en kroeg hebben hun deuren nimmer gesloten. En als ik beweer dat het nu toch anders is (al was het maar omdat Kees Kousemaker voor eeuwig zwijgt), ben ik even voorspelbaar als Philip Paquet.

Foto!


Georges Remi, 15 maart 1937 - de sterfdag van H.P. Lovecraft:

The world is indeed comic, but the joke is on mankind.


*) De gehypte Dominique Hé bleek deerlijk slecht, Ziekenhuis van Ted Benoît liet me niet onberoerd, maar vooral Martin Veyron was een auteur naar mijn hart.

vrijdag 3 februari 2012

Geripte roofdruk


Ben je als veilingmeester de jure medeplichtig aan heling als je illegale uitgaven afhamert? Een enkele lezer vond dat nogal straf verwoord: ‘Het doet geen kwaad. Het gaat toch bijna altijd om liefhebbersuitgaven in kleine oplagen.’

En toch.

Je begeeft je in elk geval op glad ijs, al was het maar omdat de feiten bij dit soort drukken oncontroleerbaar zijn.

Catawiki-veiling, kavel 49:


Luxe uitgegeven malligheid uit 1990. Met een handvol ingekleurde plaatjes uit SOVIETS en wat eigen fröbelwerk wordt verhaald over de eerste ontmoeting (‘La Rencontre Imprévue’) van Kuifje en Bobbie in Brugge.
Begin jaren negentig was het album op de kop te tikken voor duizend Belgische franken (destijds rond de vijftig gulden). De oplage is dan ook niet tien exemplaren, zoals hier door de verkoper wordt beweerd, maar zesmaal tien exemplaren geletterd A tot en met J:

Cet album toilé est donc strictement réservé et limité à six fois 10 exemplaires lettrés de "A" à "J" et 2 exemplaires numérotés *Hc1* et *Hc2* réservés aux auteurs.

Tienmaal zoveel dus. En ook dat klopt niet helemaal. Het album is kort na verschijning geript: er is een roofdruk van gemaakt, herkenbaar aan het dunnere papier. Eveneens geletterd/genummerd, maar daar zijn dan weer zoveel dezelfde letters/nummers van bekend, dat die authenticiteitsbelofte geen enkele waarde heeft.

Om de zaken nog wat ingewikkelder te maken: van de ‘authentieke’ albums met F en G-lettering op het dikkere papier circuleren zoveel exemplaren dat a) ook de oorspronkelijke makers hebben gelogen over de kleine oplage of b) er naast de roofdruk uit begin jaren negentig nog een roofdruk is gemaakt op beter papier.

Enfin, leuk voor de linnenfetisjist, zullen we maar zeggen. En een bewijs dat je met deze handel als veiling vroeg of laat de bietenbrug op gaat.

Met dank aan D. voor alle informatie (en met mijn toezegging dat het hier maandag weer over wezenlijke zaken gaat).

donderdag 2 februari 2012

Tout à fait entre nous


I.

Links: Araki, Sadao, minister van Oorlog. Midden: Uchida Kosai, minister Buitenlandse Zaken Japan. Rechts: Yosuke Matsuoka, ambassadeur van Japan bij de Volkerenbond.

Met dank aan Scudder.


II.
Maar ontegenzeglijk is het quatsch:

Wie herinnert zich niet dat ene plaatje (in ‘De blauwe Lotus’) van de drie Japanse gedelegeerden die in 1935 op hoge poten de Volkenbond verlaten?

Niemand, Doeschka, geen lezer van De Groene Amsterdammer herinnert zich dat plaatje.
Een enkeling zal zich De Blauwe Lotus herinneren als ‘het album waarin Kuifje dat Chinese jongetje redt’. Het gros zal opmerken: ‘Het gaat over China, toch?’.


III.
Rechts Georges, links Doeschka:


Wat ik steeds meer mis: het uitgesproken smoel van de roker. Dat stond me wel aan.


IV.
Schets van Germaine, voorjaar 1933:


Kijk eens goed naar haar gezicht.

Een masker.


V.
Quasi knorrige mail van een A la recherche-lezer die het plaatsen van explosieven onder het Hergé-museum ‘ongepast’ vind. Volgt een hilarisch gedetailleerd plan om althans een deel van de collectie te verduisteren. Zonder geweld. En zonder mij, hoewel het me allemaal griezelig uitvoerbaar lijkt.

Succes ermee, beste G. En doet u vooral een warme jas aan!


VI.

Rechts Tintin, links Tonton. Midden: een uitgelaten Haddock die zich ergens op verheugt.

We willen het niet weten.