‘Hoeveel?’ vroeg S. die me onrustig drentelen zag om een massieve onderkast met daarop vier notenhouten bibliotheekstellingen.
’Nog net geen achtduizend euro’, mompelde ik.
‘Als je het maar uit je hoofd laat!’
S.’ ontstelde reactie stuiterde door de loods met curiosa en antieke meubelen. Heel voorzichtig probeerde ik haar te vermurwen.
‘Kijk nou eens goed,’ zei ik. ‘Zes dragers per kast. Dat maakt precies vierentwintig planken.’
‘En?’
‘En?! Deze kast is voor mij gemaakt, geloof me. Vierentwintig planken, op elke plank een titel! Een Zwarte Rotsen-plank, een Scepter-plank. Stel je voor, eindelijk een kast met een streng respect voor orde!’
Ze trok een wenkbrauw op, liet haar vingers over de rolbladen in de onderkast glijden en zuchtte als iemand die een te hoge rekening krijgt gepresenteerd.
‘Je bent hartstikke mesjoche,’ zei ze. En daarna, allesbehalve opgewekt: ‘Je zorgt er zélf voor dat je dit monster in huis krijgt. Ik steek geen poot uit.’
‘Geen enkel probleem!’ riep ik opgelucht.
Dat heb ik geweten.