maandag 30 september 2019

Hoe Hergé, Franquin en Brel elkaar vonden (2)


I.
Wat hadden Jacques Brel en Georges Remi met elkaar gemeen toen ze in 1959 samen poseerden voor deze propagandafoto van de Belgische Nationale Zuiveldienst?


Ze werden dat jaar allebei slachtoffer van een boycot. De Vlaamse radio weigerde Brels chanson ‘Les Flamandes’ te draaien (een ‘smerige belediging van de Vlaamse volksaard!’), de Brusselse krant Le Soir vertikte het de advertentie te publiceren waarin de collaborateur Hergé figureert als melkbrigadier.

Voilà le brigadier Hergé
Il a travaillé pour Le Soir volé
On ne s’est pas amusé.


II.
Beeldrijm!


Links: Georges - ‘Eine Stadt sucht einen Mörder’ - Remi. Rechts: Peter - ‘Melk is goed voor elk!’ - Lorre

III.
Ongerijmdheid!


Lucky Luke maakt korte metten met de Melkbrigade, fragment uit Lucky Luke se défoule (1966). Publicatie voor onder andere Giff-Wiff (eerste stripjournalistieke tijdschrift op de Franstalige markt), waarin tekenaar Morris voor één keertje een lange vinger maakt naar de censuur.*


*) Met dank aan Michiel Prior voor de tip en de link naar de Nederlandse vertaling:



donderdag 26 september 2019

De lange arm van Moulinsart


Had ik je moeten waarschuwen toen je zo lekker bezig was?


Want reken maar dat ik de bui zag hangen:


Als je het nou toch gewoon bij deze ene had gelaten:


...in plaats van je hand te overspelen:


Maar kinderachtig is het natuurlijk wel, van nare Nick:



woensdag 25 september 2019

Hoe Hergé, Franquin en Brel elkaar vonden (1)


Aardig mailtje van een PERDU-lezer uit Gent met een linkje naar minder aardig beeld:


Nóg zo’n stijf propaganda-omslag met onze held als medewerker van de Nationale Zuiveldienst. ‘Iedereen die in de jaren zestig in Vlaanderen is opgegroeid kent de campagne van De Melkbrigade en iedereen die opgroeide in Wallonië kent de Brigade M. Hoewel dat dus eigenlijk de Brigade L had moeten zijn.’

Het moet gezegd: de Tekenaar, die hem over het algemeen lekker kan raken (VAT69!), is niet te beroerd om zelf ook de Witte Motor te promoten:


Hier samen met onder andere de gehelmde Weekblad-medewerker Paul Frère (de formule 1-coureur maakte met Jean Graton de rubriek Paul Frère vous parle automobile).

Uitsnede uit dit reclamemateriaal uit 1959:


Van Stijn Streuvels tot Armand Pien, allemaal hebben ze plotsklaps een boontje voor een goed glas melk. Tussen de grote namen van die tijd zien we ook Jacques Brel, die pas in 1965, in zijn vriendschap met de Russische dichter Jevgeni Jevtoesjenko, een superieure drinkbroeder zal vinden (‘Vergeleken met hem ben ik een drinkebroertje, een alcoholisch gehandicapte, zoiets’):


Schuin onder de zanger en op de rand van zijn eerste grote depressie poseert, met een Marsipulami-M, niemand minder dan André Franquin, die in diezelfde tijd een korte verhouding heeft met absint.

En dan is er ook nog dat akkefietje waarin Hergé en Brel elkaar vinden…

Wordt vervolgd!

maandag 23 september 2019

‘RHAAH!’ brult het monster van Hergé


Ik gebruikte de vluchtige vrijdag om de bezem door de literatuur te halen, maar omringd door torenhoge stapels letteren werd het allengs een laf schuiertje en ten slotte trof S. me in de leesfauteuil, verdiept in de obscene avonturen van legionair Richard Klinkhamer.

Gehoorzaam als een hond’, bijna veertig jaar oud inmiddels. En wat maakten ze toch een lelijke boekomslagen in die tijd! Later zou de auteur zijn vrouw met een breekhamer de hersens inslaan en begraven onder zijn tuinhuisje. Daarover schreef hij een erg slecht boek (‘Woensdag gehaktdag’), maar zijn debuut staat nog overeind. Oorlog, geweld, onzalig engagement van een onfrisse hoofdpersoon, afgetopt met het soort weemoed dat bij een bepaald soort mannelijkheid hoort. Mooi slot ook:

‘Niets is er veranderd, een gewijzigd decor, een herhaling alles, op een aarde die lacht nog weent.’

Plaatje!


Sapristi de sapristoche, gewoon weer een nieuwe poging om drie ton binnen te harken met een prent van Hergé! Maar ditmaal is ‘origineel’ ook echt origineel en zijn de bloedvlekken van de Tekenaar ingeruild voor zijn bloeddorstige creatie Ranko.

Omslagtekening voor de Petit Vingtième van 10 februari 1938 en kavel 118 op de stripveiling van Daniel Maghen, 11 oktober in Parijs.

Ranko mocht twee weken later nog een keertje PV-lezertjes de stuipen op het lijf jagen:


‘Pauvre Milou!’

La belle et la bête, the beauty and the beast, dat kennen we nu wel:


Maar zo eenduidig is het niet.

‘RHAAH’ brult Ranko en nog voor hij daar ‘LOVELY!’ aan kan toevoegen, antwoordt het teefje Milou met een luid en doodsbenauwd ‘WOUAH’:


In de eerste Nederlandstalige editie houdt Bobbie het op een lullig ‘Waf!’:


Leuke veilingcatalogus overigens (KLIK!), met flink veel fijne plaatjes uit een weemoedig stripverleden.

donderdag 19 september 2019

Hoogmoed & bloeddorst in het veilinghuis


Een bittere lach en een traan, gisteravond aan de rue du Faubourg Saint-Honoré in Parijs:


De resultaten van Piasa’s Art + Design-veiling waarin ook de met bloed besmeurde overtreksels van ÉTOILE figureerden. Check op kavel 60 voor de opbrengst – die staat er niet tussen, want: onverkocht.

Een soortgelijke kopie vond amper een jaar geleden ook geen koper. En daar was de richtprijs met € 170.000 – 200.000 zelfs de helft lager.

Was het dus hoogmoed of gekkenwerk bij het Parijse veilinghuis om met deze ÉTOILE-stroken te sturen op een richtprijs van € 300.000 – 400.000? Of dacht men heus met een paar aan Hergé toegeschreven bloeddruppels...


...de hoofdprijs binnen te kunnen hengelen?

Werp overigens vooral nog even een blik op de resultatenlijst, met name op het wonder van kavel 2:


Bij dit fraaie ‘Atelier au feuillage avec personnage’ van Sam Szafran, meester van het pastelkrijt, had het veilinghuis wél de wind in de zeilen. Richtprijs: € 120.000 – 180.000. Afgehamerd op € 604.200, bijna vier keer over de kop! Voorzichtige verklaring: de kunstenaar overleed vijf (5!) dagen geleden:


Op de foto zien we hem, op een moment décisif, aan het oor knagen van Henri Cartier-Bresson.

Trouwens, wat een prachtige naam, de geur van een oud Dupuis-album walmt me tegemoet: Sam Szafran tegen de diamantbende (ijzersterk gevolgd door: Sam Szafran en het mysterie van de Sapristi-sigaar).

En voor dit oudere werk van Szafran (L’escalier, 54 rue de Seine) was Hergé vermoedelijk als een blok gevallen:


De vader van Kuifje had niet alleen de ergste nachtmerries over het beklimmen van trappen, hij deinsde, zagen we hier eerder, er niet voor terug een doek met traptredenmotief aan de wand van zijn Studio te hangen.

dinsdag 17 september 2019

Deconfiture van de verzamelaar


Sapristi, wat hebben we hier?!


Een fameus rokertje uit de jaren tien en twintig van de vorige eeuw - kloek en karaktervol (net als Kuifje...). En meer nog:


Ruig, grijs en donker (dat lijkt meer op een oude Haddock...).

Wie maakte die dingen? En waarom had ik er nog nooit van gehoord? Deconfiture van de levenslange verzamelaar: nog nooit een Sapristi-sigaar gerookt, zelfs geen leeg kistje* in bezit.


*) Zet 'm op, Scudder!

maandag 16 september 2019

Ondertussen, in de witte-motorclub


Etentje bij een oud-collega die aan zijn sulfietallergie nu ook een ernstige lactose-intolerantie heeft toegevoegd. Het heeft nogal wat voeten in de aarde en hij mist vooral de plankjes met buitenlandse kazen – ‘En, ook heel erg, ik kan niet meer ongeschonden naar A Clockwork Orange kijken…’

Die klacht moest ik even laten bezinken en behoefde ten slotte uitleg - ik snapte werkelijk niet wat de gastheer bedoelde.
‘De melkbar… De melkbar!’ riep hij uit, vertwijfeld over zoveel onbegrip voor zijn flauwe grapje.

Natuurlijk, de melkbar:


Malcolm McDowell met een stevig glas in de Korova Milk Bar. Voor de exacte naam van die hippe tent moesten we allebei even googelen. De jaren gaan tellen, vroeger schudde ik die nutteloze kennis achteloos uit de mouw, nu is alleen de dwaze Hergé-data nog op afroep beschikbaar.

Zo wist ik zeker dat ook Kuifje ooit aan de bar van een witte-motorclub heeft gehangen. En kijk:


Het Weekblad van 18 november 1959, drie jaar vóór de boekuitgave van A Clockwork Orange.

Let eens op Haddock die zijn neus ophaalt voor zo’n brave uitspatting en zich er fluks van verwijdert. Gelijk heeft ’ie. In de Korova Milk Bar gooien ze tenminste nog opiaten, chemische drugs en synthetische mescaline in de melk.

vrijdag 13 september 2019

Met de bloedspatten van Hergé


Heb ik hier al die tijd domweg overheen gelezen:


…of proberen ze bij veilinghuis Piasa op de valreep nog wat ophef te creëren over wat in wezen zielloze overtreksels zijn?

Deze vlekjes op de ÉTOILE-stroken:


…zouden niets minder zijn dan spatjes uit het lichaam van Hergé. De bloeddorstige media is er inmiddels bovenop gedoken:


De authenticiteitskwestie lijkt me onoplosbaar. Maar laten we er eens van uitgaan dat binnenkort in Parijs daadwerkelijk het bloed van Georges Remi onder de hamer gaat. De echte liefhebber hangt die kopietjes natuurlijk niet aan de muur, die verdiept zich op YouTube in de modernste moleculaire revitalisatietechnieken en wekt uit die vlekjes rap een portie DNA tot leven.

Keukenblad goed schoonmaken met Vim, de genetische code reconstrueren en dit complete Hergé-genoom inbrengen tussen de celwanden van een leeggezogen eicel (zie ook de handige tutorials op AliExpress.com). Met een geschikte draagmoeder én een elektrische puls om het DNA te laten splitsen, heb je binnen de kortste keren embryovorming. Negen maanden geduld oefenen en zie: een Hergé-kloon, klaar voor gebruik!

Of - en met de ongewisse afkomst van die bloedvlekjes is dat niet uitgesloten - een kloon van Germaine:


Ook leuk voor in huis en in de verzameling – al was het maar om, net als Edgar P., zo nu en dan aan haar oortjes te knabbelen.

woensdag 11 september 2019

Het overtrekwerk van Hergé (4 en slot)


Het klassieke ÉTOILE in een moderne roman:


Originele kopie uit ‘De goede zoon’ van Rob van Essen, winnaar dit jaar van de Libris Literatuur Prijs (richtprijs € 21,99. Basisinkomen-editie zonder kaft: € 7,99).

In deze ‘autobiografische sciencefiction’ figureert ook nog een fictief Kuifje-album (‘De geheimzinnige schedel’) als de meest logische accommodatie voor een wonderlijk verhaal (lees: een onnavolgbare gedachtekronkel van de hoofdpersoon) over kunstdiefstal – niet over diefstal van kunstwerken, maar over diefstal van de kunst zelf.*

Bovendien stuitert er een hardnekkige onomatopee - BZZT, BZZZT of zelfs BZZZZT - over de pagina's. Daarbij kun je aan Don Martins uitmuntende ‘One evening in a hospital room’ denken...


... maar ik meende vooral het driftige zoemen in de wespenscène uit BIJOUX te horen:


Ik zat ernaast. Geen enge herinnering dit keer, maar een vertekende: de wespen zijn niet alleen groter dan gedacht, maar ook geluidloos.


*) Toegegeven, zoals het er staat, is het tamelijk onbegrijpelijk. Maar wie de betreffende passage in het boek leest, begrijpt dat ‘De geheimzinnige schedel’ in wezen de gedroomde versie is van Kuifje en de Alfa-kunst.

maandag 9 september 2019

Het overtrekwerk van Hergé (3)


Sowieso toont Hergé zich in de ÉTOILE voor Le Soir een vaardig stapelaar van cliffhangers. In dagstrip H-15 werpt de Tekenaar niet alleen licht op het raadsel waarmee H-14 werd afgesloten (ratten!), hij vindt ook nog de ruimte voor een nieuwe cliffhanger:


Wat nu? Wordt onze held beschoten?

Je kunt het betreuren dat in albumvorm deze scènes hun oorspronkelijke effect verliezen, maar in dit specifieke geval staat er een erg fraaie pagina tegenover:


De originele inkleuring van pagina 7 met de cliffhanger als opening (!) – inktzwarte schaduwen op een lichtblauwe ondergrond, je moet maar durven. Het maakt de sfeer ongeëvenaard, maar, laten we er niet omheen draaien, op een zeker moment ook verwarrend:


Heel vroeger, als plaatjeslezer, dacht ik dat Kuifjes schaduw gesmolten was… Best een beetje eng!


Woensdag slot.

vrijdag 6 september 2019

Het overtrekwerk van Hergé (2)


Kijken we niettemin ook nog even inhoudelijk naar Georges’ kopieerklusje dat door Piasa aan de Art + Design-veiling lijkt toegevoegd ‘als lokspijs in een muizenval’ (dixit D. bij wie alle alarmbellen inderdaad afgingen).

Let op de opbouw (in drie stappen) van de fijne cliffhanger in de tweede strook:


‘Wat is eraan de hand, Bobbie?’ Horreur! Wegwezen!

Daar zit je dan als lezer, op een erbarmelijke novemberdag* in het oorlogsjaar 1941. Vierentwintig lange uren kauwen op de vraag wie of wat de jonge held op de hielen zit (en ook nog vrezen dat hij pootje gehaakt wordt door zijn eigen schaduw...). Sapristi, het zullen toch geen…:


Nee, gelukkig, géén coloradokevers! Het zijn slechts ratten:


Moeite heb ik dan weer met het plaatje dat aan die onthulling voorafgaat:


We zien Kuifje hier op z’n allerbeschetendst – lastig voor te stellen dat, om maar eens wat te noemen, deze bangebroek dezelfde knaap is die in drie voorafgaande avonturen tweemaal in een neerstortend vliegtuig zat en daarbij ook tweemaal zijn koelbloedigheid wist te behouden.

Wordt de lulligheid hier aangejaagd door dat malle mondje (een streepje slechts) dat bijna van zijn gezicht valt? Of moeten we de Franse politicus Jules Dufaure citeren om de overtrokken angsthazerij te begrijpen:

‘In zijn angstbuien oogt de mens als een karikatuur van zichzelf.’

Omdat Kuifje an sich al een karikatuur is van een mens, is hij dus in zijn angstbuien dubbel karikaturaal.


*) Strook H-14 met de wegrennende Kuifje verscheen op dinsdag 4 november 1941 in Le Soir. In ultra-tintinologische kringen is al eens gewezen op een singuliere simultaneïteit - 4 november 1941 is tevens de geboortedag van Martin Brozius, presentator van het iconische televisieprogramma ‘Ren Je Rot!’.

woensdag 4 september 2019

Het overtrekwerk van Hergé (1)


Wat hebben we hier:


Catalogus van Piasa’s Art + Design-veiling op 18 september.

Een mixed bag met vertrouwd designspul: de Fluorescent-lamp van Poul Henningsen uit 1959 (oplage: 15 exemplaren, richtprijs: € 60.000 – 90.000), de chaise longue van Joaquim Tenreiro (met dezelfde richtprijs) en…:


… de twee meter vijfentwintig hoge Pot Rouge van Jean-Pierre Raynaud, met een richtprijs van € 100.000 – 150.000 een tikje duurder (en bonkiger) dan de potiche chinoise op het LOTUS-omslag.

De Art-afdeling is minder zouteloos:


Congolese pop-art van Chéri Samba, ‘probably the most well known African artist of the contemporary period’. Wie meer van hem wil zien: J’aime la couleur & le monde is de titel van, toevallig, zijn eerste grote overzichtstentoonstelling in Nederland (tot 29 september in Museum De Domijnen in Sittard).

Van Samba (1956) weten we dat hij niet weinig beïnvloed werd door Belgische strips (waaronder, vanzelfsprekend, Kuifje) en door Congolese strips die daar weer een reactie op waren.

De veilingmeesters van Piasa maken dus een ironische bokkensprong door ook dit de catalogus in te smokkelen:


Kavel 60, drie originele stroken uit ÉTOILE, dat wil zeggen: drie stroken uit ÉTOILE die door Hergé – voor hergebruik – zijn gekopieerd van het origineel. Richtprijs: € 300.000 – 400.000.

Ik vind dat een zeer problematisch bedrag. Marcel Wilmet krijgt in de catalogus twee volle pagina's* om aan te tonen dat het kopieerwerk door Hergé zelf is verricht. De Vlaamse expert kwijt zich tamelijk wel van die taak, maar zijn bewijsdrift lijkt me niet helemaal bonafide, het is ontegenzeggelijk óók een poging tot opwaardering van iets dat de facto niet thuishoort op een veiling als deze.

Wat er verder ook allemaal over te beweren valt, dit werk van Hergé is en blijft in de basis een duplicaat, een overtreksel van het origineel. Als we er echt de hand van de meester in moeten herkennen, dan is het geen vrije, creatieve hand, maar een gebonden hand die slechts reproduceert. Wie wil drie ton neertellen voor het resultaat van zo’n geestloze klus?

Voor het antwoord hoeven we slechts tien maanden terug in de tijd. In november 2018 gingen in Parijs deze drie stroken onder de hamer:


Ook een kopie. En, veelzeggend, geen koper, zelfs niet met een richtprijs die de helft lager lag dan het overtrokken bedrag dat Piasa hoopt binnen te hengelen.

*) Wijlen veilingmeester Jan Pieter Glerum probeerde de veilingwereld inzichtelijker en ‘veiliger’ te maken met o.a. deze handzame regel: ‘Hoe uitgebreider de verantwoording bij een ingebracht kavel, hoe luider de alarmbellen moeten rinkelen’.

maandag 2 september 2019

De bedrieglijke drugs van Moulinsart


Bon, waar waren we? In San Theodoros. Dat is geen grapje en behoeft enige uitleg. S. trakteerde me op een Oosterse lunch in het Okura en verraste me bij het lakplateau met nóg een aardig cadeautje: de rode pil en de blauwe pil waarmee Moulinsart momenteel goede zaken doet.

La Ligne Claire est universelle. Elle est omniprésente. Elle est avec nous ici, en ce moment même

las ik op de verpakking. Dat wilde ik weleens zien. Ik nam de rode pil (S. had niet anders verwacht) en ontwaakte nogal ruw in de realiteit van Hergé.

Wat volgde was, en daarin moet ik eerlijk zijn, een koude douche. Ik hoopte in LOTUS of in SCEPTRE te belanden, maar bleek verzeild in PICAROS – beslist geen opwindende omgeving. Komt bij dat de rode pil slechts toegang biedt tot de blanco wereld naast de tekenkaders:


Moulinsart suggereert – zie het idyllische promotieplaatje hierboven – dat je in de cleane ambiance van deze negative space heerlijk kunt ronddwalen en af en toe op een bankje onderuit kunt zakken om de taferelen binnenskaders gade te slaan.

De praktijk is echter dat de witruimte door achterstallig onderhoud ernstig is verloederd. Banken zijn verzakt of vernield, prullenbakken overvol, afslagen naar volgende pagina’s overwoekerd en onbegaanbaar.

Enige lichtpuntje: door een bug in het systeem belandde ik een kort moment toch aan de andere kant:


Dat ben ik – helaas behept met een slechte zichtlijn waardoor de ervaring weinig indruk maakte.

En, vroeg S. na mijn terugkomst: ‘Heb je genoten?’
Over gegeven paarden moet je niet debatteren, maar ik kon mijn algehele teleurstelling toch niet verbergen, waarna me ‘ondankbaarheid’ werd verweten en een gebrek aan tact en tenslotte het servies door de lucht vloog wat nooit een goed idee is als je buiten de deur eet. Die nacht sliep ik, buiten het kader van onze relatie, in het logeerbed.