Als goedmakertje voor mijn Parijse misdragingen neem ik S. mee naar Scorels Roem, een Utrechtse expositie over een schilder ‘die de Renaissance naar Nederland bracht’. (Dat laatste is effectief ingekookte marketingtaal.)
Ik zal er verder niet te veel over uitweiden. S. is verrukt, ik kan mijn hoofd er niet bijhouden.
’s Avonds dineren we in een voormalig militair hospitaal waar de obers op Nestor lijken en men vijf tientjes vordert voor het voorgerecht van gekonfijte langoustines.
‘Probeer je me in te pakken?’ klinkt het argwanend.
En ik beken dan maar dat ik ons geparkeerd heb in memory lane, dat ik hier twintig jaar geleden óók was, met een goede vriend die dit labyrint van eeuwenoude zalen en gangen wilde kraken en herscheppen in zoiets verhevends als een tintelend kunstenaarscomplex .
‘Ik wist niet dat jij zo’n spannend verleden had,’ zegt S.
Dat valt te bezien.
Geen idee of die kraakactie gelukt is. Wat ik nog wel weet: er was hier in de buurt een stripwinkel waar ik een onwaarschijnlijk fraaie BOLLEN uit ’61 kocht. En wat ik me nu afvraag: is die winkel er nog?
Maar ik doe dat niet hardop.