dinsdag 16 juni 2009

Creatieve ramp


Diner bij de onrustige B. die een half woonhuis heeft in het twintigste arrondissement. Hij schaaft er al vier jaar aan zijn debuutroman en het eind is nog niet in zicht.
Ooit verkocht hij voor wonderlijk veel geld een script aan Columbia Pictures. Gedwongen rijkdom is een creatieve ramp, daar weet ik alles van.
S. en ik denken dat onze vriend naar Parijs is gevlucht om te ontkomen aan twee hardnekkige vragen: wanneer komt de film, waar blijft je boek?
‘Hoe is het met je boek?’ vraagt S. dapper.
Scheef lachje.
‘De stad zit in de weg,’ bekent B.
Langer dan hij zich had voorgenomen, zwierf hij vanmiddag over de overzichtstentoonstelling van Henri Cartier-Bresson, de man met het scherpste fotografische oog van de twintigste eeuw.
‘Tati?’ reageert hij afwijzend op onze plannen. ‘Tati moet je in de bioscoop zien!’
Bij de koffie krijgt S. van hem de Bresson-biografie van Pierre Assouline - en uit het bezinksel van de herinnering duikt dan deze beginzin op. Zelfde biograaf, andere biografie:

Als het waar is dat iedereen een kindertijd heeft als een vaderland
dan had die van Georges Remi geen vlag en ook geen grenzen,
maar een kleur en wel grijs.