donderdag 18 juni 2009

L'homme en colère (2)


Dan hielden Georges en Germaine hun ruzies tenminste nog binnen de muren van hun benepen Céroux-Mousty! Toen S. de lompheid van mijn wrevel niet langer verdroeg, slingerde ze een hartgrondig ‘LUL!’ door het metrorijtuig en mocht ik maar hopen op zoiets als een taalbarrière.
‘PRE-CIES!’ kaatste ik grimmig terug.
Want wat een geweldige zak ben ik.

Tien maanden geleden noteerde ik dat ik hier frank en vrij en met lichtvoetige distantie over de pathologie van een Kuifje-verzamelaar wilde schrijven. Hoewel S. me tot op heden niet van mooischrijverij heeft beticht, vindt ze wel dat ik soms veel woorden nodig heb om de werkelijkheid toe te dekken. Terwijl die werkelijkheid nu juist de contouren heeft van de Klare Lijn: ‘Man. 50. Heeft 30 jaar op stripalbums gejaagd en vraagt zich af hoe het zover heeft kunnen komen.’
Ben ik daarin eerlijk genoeg? Of ontvouwt zich hier het verhaal van een verveelde vijftiger die een schunnig kapitaal aan antiquarisch drukwerk in zijn huis heeft en die dat kapitaal niet nodig heeft omdat het leven hem ooit één (1) kans heeft geboden die hij met beide luie handen heeft aangegrepen? Dan is dit, vrees ik, domweg het zoveelste zemelige blog over een midlifecrisis.
Maar zelfs dan wil ik ‘frank en vrij’ kunnen schrijven.

Mijn woede komt amper voort uit de machinaties die van het universum van Hergé een belachelijk prijzencircus hebben gemaakt. Evenmin ontspruit ze al te zeer aan het juridisch dictaat dat het me onmogelijk maakt daarover in detail te schrijven. Als ik me iets realiseerde tijdens die scheldpartij in de Parijse ondergrondse dan is het dit: ik ben niet razend omdat me de mond is gesnoerd, ik ben razend omdat ik dat mezelf heb aangedaan.