dinsdag 30 april 2019

Tardi & Hergé (1)


De post bracht, naast een gelukstelegram van de Belgische koning inzake de ontrafeling van het 1385-mysterie, ook enkele oude Casterman-catalogi waarvan de nieuwstatigheid me eerlijk gezegd meer opwond dan de inhoud. Maar laten we de borstklopperij en het fetisj-thema verder onaangeroerd houden en ons op iets heel anders richten.

Catalogusverkoper D. (ja, ook dit onkruid vergaat niet) sloot als ‘Welkom terug’-cadeautje een vijftien jaar oud stripalbum bij:

‘Jou kennende ken je het niet en zul je er nogal weg van zijn’.

Ik kende het inderdaad niet, maar ‘nogal weg’ klopt niet. ‘Kleine West Coast Blues’ van Jacques Tardi, naar een misdaadroman van Jean-Patrick Manchette, is een meesterwerk: spannend, grappig en intelligent. Het album (uit 2005) barst van de energie en greep me al op de eerste pagina bij de kladden:


Georges Gerfaut rijdt 145 km/uur over de buitenste ringweg…

Dit is een raamvertelling. Bijna tachtig pagina’s verder wordt duidelijk waaróm die vreemde snuiter, onder een dreigende ‘Tsjechoviaanse en vooral bittere melancholie’, over de buitenste ringweg jaagt:

‘Ooit, in een twijfelachtige context, beleefde hij een avontuur vol actie en geweld, en daarna zag hij geen andere mogelijkheid dan terug te gaan naar de schoot van het gezin. En daar wacht hij nu’.

Waarna het hele ‘twijfelachtige’ zaakje een voortreffelijk einde krijgt:


Dit avontuur ‘vol actie en geweld’ wordt op klassieke wijze aangezwengeld:


Bij toeval is de onschuldige Georges getuige van een mislukte liquidatie waarna, naar het zich laat aanzien, een al even klassiek kat-en-muisspel aanvangt. Twee huurmoordenaars - het ijselijk wrede duo Carlo en Bastien - zitten hem voortdurend op de hielen.

Het geweld is nihilistisch:


…en niet minder dik aangezet in beeld gebracht dan in de verfilming van Manchettes roman:


Alain Delon, in Trois Hommes à abattre, uit 1980*.

In misschien wel de fraaiste passage – als een van de huurmoordenaars het loodje heeft gelegd – is het nota bene een stuk ondergoed dat de lezer nog eens onder de neus wrijft dat dit allesbehalve een doorsnee actieverhaal is:


Enfin, met die andere Georges, Georges Remi, alias Hergé, alias Nieuwgierige Vos, heeft deze voortvarende verdichting van lage driften natuurlijk niets van doen. Of toch wel?

Wordt vervolgd!


*) De filmadaptatie is onvergelijkbaar afwijkend en kent dus ook een ander einde. Niettemin loont het de moeite daar een blik op te werpen (KLIK! voor het YouTube-fragment). Er is zeker lef voor nodig om, vlak voor de aftiteling, je hoofdrolspeler (en je publiek), zo’n poets te bakken...

vrijdag 26 april 2019

BREAKING: Congo-raadsel eindelijk opgelost!



Kuifje in Congo. Let op het nummer op wat tot nog toe altijd is aangeduid als een kentekenplaat: 1385. Verwijst de 85 naar 1885, het jaar waarin Congo aan Leopold II werd afgestaan, zoals een gangbare uitleg luidt? En staat 13 dan voor 1 maart, de dag waarop hiervoor werd getekend (destijds een assumptie van de onvolprezen Kuifje-vorser Jan Aarnout Boer)? Of moeten we Bertrand Portevin geloven die vorig jaar in zijn ‘Hergé de profil: Une étoile plus mystérieuse du tout’ noteerde:

...1385, ce qui se traduit en guématrie par ACHE. La feuille d'ache est caractéristique des couronnes ducales, de Brabant comme d’ailleurs.

Of… is het kentekenraadsel domweg onoplosbaar omdat het helemaal geen kenteken is?

Speurend naar oud advertentiemateriaal van Ford deed ik een opmerkelijke ontdekking. In het tweede decennium van de vorige eeuw hanteerde de onderneming jaren achtereen een vaste prijs voor haar product:


1385!

Het is beslist geen incidenteel bedrag. Als Ford de nieuwe Touring Car introduceert, blijven de vier cijfers ongewijzigd:


De prijs wordt er in talrijke advertenties (zoals hier in De Telegraaf, KLIK!) ingeramd - misschien wel zó vaak dat ‘1385’ indertijd bijna synoniem moet zijn geweest voor ‘een nieuwe Ford’.

Exit alle vér- en minder vergezochte theorieën. Tussen de documentatie van de jonge Hergé bevond zich stellig Nederlands materiaal. De Tekenaar hing vervolgens geen kenteken, maar een prijskaartje aan de T-Ford van zijn held. Een onbetaalbare grap!

donderdag 25 april 2019

Onderzoek in het verleden (2)



Links de schetspagina voor plaat 56 uit COKE die overmorgen in Parijs onder de hamer gaat. Rechts de voorpublicatie in het Weekblad, op 20 november 1957. Zoek de verschillen!

Zoals ik eerder opmerkte: er is iets met dit kavel en ik kreeg de vinger er niet meteen achter. Was ie al eens eerder geveild? Ja en nee, zo bleek na een klein onderzoek in het verleden.

Op 14 maart 2015 ging bij Christie’s dit onder de hamer:


Crayonné original de la planche 56 prépubliée dans le journal Tintin belge n°47, du 20 novembre 1957.

Natuurlijk, die andere schetspagina voor plaat 56 uit COKE, hoe had ik die over het hoofd kunnen zien? Ook hier rept de catalogus van niet zomaar een schetspagina maar van...:

‘...een zoektocht naar een bepaalde perfectie, zowel expressief als grafisch’.

Niettemin zijn ze bij het Britse veilinghuis iets minder overspannen dan bij hun Franse concurrent. De mallerds van Artcurial durven hun pagina 56 niet alleen ‘een Japanse tuin gewijd aan contemplatie’ te noemen, ze communiceren óók over ‘esthetische duizelingen die de ambities van de tekenaar blootleggen’ en ‘kenmerkende bewegingen die de etymologie van de Klare Lijn verdichten’.

Tenslotte is de schetspagina misschien ook geen Japanse tuin, maar veeleer..

een brief die iemand schrijft terwijl hij denkt aan een dierbare, beslist onaf, maar ook zo begrijpelijk, de vibraties resonerend die De Avonturen van Kuifje hun ziel geven.

Er is niks tegen geouwehoer, ‘zolang er maar Gods zegen op rust’ (dixit volksschrijver Gerard Reve). Maar van deze zever zal ook Onze-Lieve-Heer geen chocolade kunnen maken.

Hoe moeilijk is het nu helemaal om kavel 164 in één treffende zin te karakteriseren? Kijk nog eens goed naar de pagina, en dan vooral rechtsonder.

Ja, zo simpel is het:


‘Meer dan als een pagina met schetsen, kan dit uitzonderlijke werk van Hergé gelezen worden als een uiterst verleidelijke voorstudie van The Fallen Madonna with the Big Boobies’.

dinsdag 23 april 2019

Onderzoek in het verleden (1)


Eerste Paasdag brachten we door in het hart van de Nederlandse Bijbelgordel, meer in het bijzonder in het rechtzinnige Staphorst waar de straten waren uitgestorven en de 2300 (drie-en-twintig-honderd!) zitplaatsen in de Dorpskerk stellig tot de laatste plek bezet.

S. kon hier in alle rust haar ding doen: opnamelocaties spotten voor een docudrama over het lokale poliodrama dat bijna vijftig jaar geleden wereldnieuws was*. Ik sjokte als een schaduw achter haar aan. ‘Je gaat je vervelen hoor,’ had ze me gewaarschuwd. Maar met deze temperaturen leek een duik in het verleden me wel verfrissend.

Evengoed kreeg mijn S. gelijk. Ik beleefde een uitzonderlijk saaie dag die pas weer een beetje kleur kreeg toen we, tijdens een tussenstop op de terugweg, in een voormalig tehuis voor pestlijders een ontmoeting hadden met een tam konijn in drie voortreffelijke bereidingen.

Plaatje!


Kavel 164 op de grote Vente Bandes Dessinées van ArtCurial, aanstaande zaterdag in Parijs. Originele omslagillustratie van Gilbert Gascard, alias Tibet, voor Enquête dans le passé, ofwel: Onderzoek in het verleden, een avontuur van de kreukvrije journalist Rik Ringers.

Dat het verhaal uit 1973 me al die jaren is bijgebleven, heb ik hier al eens toegeschreven (KLIK!) aan de teleurstelling over een gruwelijke cliffhanger. Dit pakkende beeldrijm valt me nu pas op:


Spoiler op het omslag van de Petit Vingtième, 25 januari 1934.

De sectie Hergé in de catalogus van het Parijse veilinghuis (KLIKKLIK!) is overigens teleurstellend. Schraalhans blijkt keukenmeester, met slechts zes originelen van de hand van de Tekenaar en nogal wat frutseltjes van zijn medewerkers.

Kavel 80 is de beoogde blikvanger:


Originele schetspagina voor plaat 56 van COKES, richtprijs € 100.000 – 130.000. Als we de hysterische samenstellers van de catalogus moeten geloven, gaat er zaterdagmiddag een mirakel onder de hamer:

Deze tekening […] is een ervaring die zowel fysiek als spiritueel is, een mystiek beeld – een Japanse tuin gewijd aan contemplatie, waarin men leert de schoonheid van het moment te grijpen.

Maar of het nu slechts schetsen zijn of een bovenzinnelijke sensatie: er is iets met die pagina en ik kreeg de vinger er niet meteen achter. Pas na een klein onderzoek in het verleden viel het kwartje.

Donderdag verder.


*) Streng gelovige Staphorsters weigerden hun kinderen te laten vaccineren. 39 kinderen werden ziek en vijf overleden. De (internationale) pers had het in 1971 over ‘middeleeuwse toestanden’.

zaterdag 20 april 2019

Over de Herrijzenis van Hergé


3 april 1947 – Hergé doopt zijn tekenpen in stroop en maakt voor het Weekblad zijn eerste paascover:


Er zullen er nog vele volgen. En het blijkt altijd weer zoeter te kunnen.

Maar wát een luxe krijgen de jonge lezertjes zo kort na de oorlog voor de kiezen: 24 pagina’s in plaats van 16! De ontgoocheling ligt niettemin op de loer: slechts acht (8!) pagina’s met strips… Gelukkig maar dat zich in het hart van het blad de zachtst mogelijke balsem voor de ziel aandient:


Prachtplaat in Italiaans formaat waaruit we dit wat onderbelichte prentje lichten:


Erbarme dich, mein Gott... De lijdensweg van een uitgeputte Bobbie. En dan wordt hij op het paasomslag ook nog opgezadeld met een (voor honden giftige) kluif van donkere chocolade!

Bobbie is overigens niet de enige die op zijn tanden loopt. Begin juni wordt het Andesavontuur in het Weekblad bruusk onderbroken en vervangen door een aflevering van Kwik en Flupke. Toelichting van de redactie:


‘Onze vriend Hergé moet uitrusten. O, wees niet bezorgd, het gaat goed met hem. Maar omdat hij zijn krachten niet heeft willen sparen om jullie elke week De Zonnetempel te bezorgen, is onze vriend een beetje overwerkt.’

De depressieve Tekenaar gaat kamperen bij L‘Escaillère, een gehucht aan de grens met Frankrijk, met als onnoemenswaardige bezienswaardigheden een onbeduidend kerkje en twee dito kapelletjes:


De Wederopstanding van Hergé laat ruim twee maanden op zich wachten.

donderdag 18 april 2019

Een kuifoloog staat nimmer droog


Prettige bijvangst van de klinische kuifologie: er is elke dag wel iets te vieren.
Komende zaterdag organiseert de jongerenafdeling van het Hergé Genootschap in Vierlingsbeek alweer de tiende editie van haar canailleuze Piccolo Party:


De kenners weten dan genoeg: de traditionele herdenking van het Zwitserse liftincident! Het is die dag precies 64 jaar geleden dat Kuifje, Haddock, Bobbie en Zonnebloem elkaar in het Geneefse hotel Cornavin op onnozele wijze misliepen.

Omdat ik me zoetjesaan wat te oud begin te voelen tussen de altijd weer massaal toegestroomde jongelui, improviseer ik liever mijn eigen fuifje. De Stolichnaya mag daarbij royaal vloeien: vandaag is het exact negentig (90!) jaar geleden dat onderstaande bijlage tussen het ultra-katholieke krantenpapier van Le Vingtième Siècle werd geschoven:


De Petit Vingtième van 18 april 1929. Waarin Kuifje ontdekt dat de ‘op volle toeren draaiende’ Sovjet-fabrieken slechts façades zijn:


Let vooral op de anonieme herriemaker met zijn driftige (BING, BING, BING) gehamer:


Over hem straks meer, lees: een nieuwe doorbraak in de kuifologie! Ik heb niets minder dan zijn identiteit achterhaald.

Maar eerst verleggen we onze aandacht naar Bobbie die het bedrieglijke ‘fabriekslawaai’ nogal reactionair wegzet:

‘Dat is zonder twijfel een Russische jazzband’.

De Nederlandse vertaling vertelt iets anders:

‘Zou dat een soort Russische jazz zijn?’

Wat eerst zonder twijfel is, wordt nu betwijfeld. En wat ‘een Russische jazzband’ was, is nu ‘een soort Russische jazz’ – alsof dat fenomeen iets onbestaanbaars is.

Niettemin bestonden er, in het Rusland van kort na de revolutie, wel degelijk jazzbands:


De First Eccentric Jazz Band Orchestra in the RSFSR van Valentin Parnakh, 1922.

Jazzmuziek werd geduld door de partij, de bands werden soms zelfs aangemoedigd, maar vaak ook met een scheef oog bekeken, met een gebroken oor beluisterd en niet zelden beschuldigd van de import van typisch kapitalistische decadentie. Later kwamen de verboden en pesterijen: de saxofoon werd plots een clandestien instrument en het was trompettisten niet langer toegestaan een demper te gebruiken… De muzikanten kwamen voor zichzelf op door vurig te betogen dat jazz bij uitstek de muziek van het proletariaat is.

Van de jonge Hergé mogen we aannemen dat hij - zie het commentaar van Bobbie - het genre maar charivari vond, kattenmuziek.

Maar goed. Terug naar de man met de hamers. Daar zit ie, op de achtergrond:


Onweerstaanbaar YouTube-fragment (KLIK HIER!) uit Мы из джаза, ofwel: ‘We are from jazz’ – speelfilm uit 1983 over de avonturen van een jazzband in de Soviet-Unie van 1927.

Houd de drummer goed in de gaten. Als hij na enkele minuten zijn drumsticks inruilt voor... ja, voor wat eigenlijk:


...is het glashelder: dit is een en dezelfde persoon die we twee jaar later zijn kunsten (BING, BING, BING) zien vertonen in de propagandistische nepfabriek van Stalin.

dinsdag 16 april 2019

De feiten over het Voorval met de Moer


Hoe kan ik, onder de gegeven omstandigheden, nog langer de feiten verzwijgen die ten grondslag liggen aan Het Voorval met de Moer? In zekere mate had de onvermijdelijkheid ervan zich al 48 uur vóór de rampzalige gebeurtenissen in Parijs aangediend, met de PERDU-lezer die me zaterdagavond, naar ik meen onopzettelijk, een korte boodschap en een foto zond:

‘Ik zit nu bij mijn vriendin in Brussel en dit is een van de eerste dingen die ik zie als ik hier de straat uitloop…’:


Het baken van Brussel, het icoon van de Negende Kunst.

Het is moeilijk voorstelbaar, maar amper tien jaar geleden bevond dit monumentale silhouet op het gebouw van Le Lombard zich in een erbarmelijke staat, gegeseld door wind en regen en aangevreten door de roest. De motor van 1,1 pk die, naar het voorbeeld van het Mercedes-Benz-logo op de fabriek in Stuttgart, de constructie 24 uur per dag op kogellagers liet ronddraaien, verkeerde al een onbekend aantal jaren in een diepe slaap.

Bij toeval bevond ik mij – dronken, maar op de goede manier – op de opvallend warme avond van 20 juli 2008 in de Paul-Henri Spaaklaan toen de bliksem insloeg op het kantoordak recht boven mij. De elektrische ontlading blies nieuw leven in de afpeigerde aandrijving van het zeshonderd kilo zware silhouet dat knarsend als een oude locomotief in beweging kwam, traag, maar allengs sneller, om ten slotte op hol te slaan ‘comme le pauvre Tournesol’ in COKE (zoals een Parijs ochtendblad het later treffend zou verwoorden):


De wrijvingswarmte, de onvermijdelijke vlammen, de afschuw en de gebeden onder het toegesnelde publiek, de verzuchting van de oude pater uit de nabijgelegen Marollen in de microfoon van het lokale televisienieuws:

‘Wat zou het prachtig zijn als de tranen van al die miljoenen lezers en lezertjes van Kuifje samen een geweldige regenbui zouden vormen, een stortbui van woede en devotie, die in één klap het vuur zou beëindigen.’

Ik stond nog steeds beneden, recht onder de ramp die zich aan het voltrekken was, aan de grond genageld en dronken, zoals ik al zei, maar op de goede manier, toen een moer, dé moer, het cruciale aanzetsel dat daarboven alles bij elkaar hield, door de vrijgekomen, onvoorstelbare krachten losschoot, naar beneden zeilde en me slechts op een haar na miste.

Over de gebeurtenissen die zich toen voltrokken zijn veel onjuiste of overdreven verhalen in omloop gekomen, die tot onaangenaam wanbegrip hebben geleid en het velen moeilijk hebben gemaakt er ook maar iets van te geloven. Daardoor is het noodzakelijk geworden, dat ik thans de feiten vertel, voor zover ik die zelf heb kunnen waarnemen. Deze feiten zijn, in het kort, de volgende:

…*



*) Het spijt me, waarde lezer, slechts een foto van het souvenir dat ik op die vermaledijde avond schielijk bij me heb gestoken, durf ik prijs te geven. Maar de woorden die recht doen aan wat ik toen voelde en ervoer en wat mij zo verwarde... ik vind ze, ook na al die jaren, nog steeds niet.



maandag 15 april 2019

Een genadige blessuretijd (2)


Bon, Frank Wolff...
- Frank Wolff?
Daar moeten we het vandaag eens over hebben.
- Dan kunnen we nu meteen opbreken hoor.
Mis ik iets?
- Frank Wolff mist iets. Ik ga je teleurstellen, jongen, maar de man heeft opgehouden te bestaan. Hij is niet langer onder ons, harstikke diddih zelfs. Frank Wolff is een ex-ingenieur, kapoeres en gemarineerd in aflijvigheid.
Dat snap ik heus wel. Ik vroeg me alleen af hoe hij… Nou ja, je weet wel…
- Hoe hij doodging toen hij uit die raket stapte? Wat denk je zelf?
Ik denk dat hij ontplofte…
- Je denkt dat hij...?!


Als kind wist ik dat heel zeker: als je in de ruimte valt, dan ontplof je. Geen idee waarom trouwens. Denk je dat Wolff op slag dood was?
- Nee, en waarschijnlijk verloor hij ook niet meteen het bewustzijn. Weet je, om het lot van Wolff te begrijpen, moet je het verhaal kennen van Jim LeBlanc, een NASA-onderzoeker die in 1966 in een kamer zonder druk een ruimtepak testte. Er schoot een slang los en plotseling bevond hij zich in een vacuüm.
Een situatie die Wolff over zichzelf afriep…
- Maar LeBlanc kon het navertellen, zelfs zonder blijvend letsel. Bij bewustzijn verkeerde hij vijftien seconden in het luchtledige. ‘Ik voelde het speeksel op mijn tong borrelen,’ zei hij later. Goed verklaarbaar, zijn speeksel begon te koken – vocht verdampt bij gebrek aan druk.
Dus Wolff was zich er in zijn laatste momenten van bewust dat hij gekookt werd? Dat er in zijn lijf vijf liter bloed aan het verdampen was?
- Nee, zijn speeksel verdampte, maar zijn bloed niet, dat is het mooie. Onze aderen zijn prima in staat om het drukverlies te compenseren.
Maar dood ging hij evengoed in die futiele vijftien seconden.


- Futiel? Vind je? Kijk eens uit het raam en tel tot vijftien. Dan zie je nog een hele hoop hoor. In die tijd kun je nog best je Schepper zien.
Ha! Je bedoelt dat hij Georges tussen de sterren zag? En dat hij hem hardop vervloekte om het lot dat de Tekenaar voor hem had bedacht?
- Dat zou in elk geval betekenen dat hij uitademde, en reken maar dat dat verstandig is als je in de ruimte stapt. Houd je je adem in dan zetten je longen uit en splijten ze open. Als je uitademt, stik je uiteindelijk ook, maar kun je het misschien wel twee minuten volhouden. Ondertussen is dan wel je huid aan het verbranden door de kosmische straling...
…En bevries je?
- Dat valt te bezien. Je zweeft immers in het luchtledige en er is dus niets om de warmte uit je lijf te geleiden.
En het lijk van Wolff, wat gebeurt daar ten slotte mee?
- Daar valt nog een hele hoop over te vertellen, maar dat doen we een andere keer. Eerst het fotografische bewijs dat ook Georges een ervaringsdeskundige is:


Dit snap ik niet.
- Kijk dan nog eens goed naar Georges. Hij houdt zich groot, maar zijn tong borrelt, zijn speeksel verdampt. De Tekenaar zit hier zélf in een kamer waaruit de druk is weggevallen - hij wéét dat hij in het vacuüm van Céroux Mousty langzaam aan het stikken is. De grote ironie is natuurlijk dat hij uiteindelijk zal worden gered in de benauwde lift van zijn Studio. De piepjonge Fanny beademt hem en Georges heeft weer zuurstof.
Alleen een wonder kon hem redden…
- En alleen een wonder heeft hem gered!

vrijdag 12 april 2019

Een genadige blessuretijd (1)


I.
Begin maart stond de maan weer in het Eerste Kwartier en leek het ergste achter de rug. Wat dat betreft:

‘Je kunt het ergste maar beter onbenoemd laten, want is de opgetrokken wenkbrauw niet te verkiezen boven het medelijden en de onhandige steunbetuiging?’

Dixit Georges Remi jr. rondom het verschijnen van zijn curieuze ‘Un oncle nommé Hergé’. De volle neef van De Tekenaar manifesteert zich in zijn biografische notities als larmoyante kletsmeier, maar volslagen gespeend van scherpzinnigheid is hij dus niet.

Laat ik er verder, ondanks de langdurige stilte op deze plek, geen woorden aan vuil maken. Het leven beweegt zich voorwaarts en, zoals mijn vader placht te zeggen: ‘Erg? Erg? Sara Beugeltas, dát was erg!’ (Dit vergt enige kennis van de Amsterdamse misdaadhistorie).

Niettemin moet ook ik wennen aan het idee dat ik er nog ben.


II.
Donder en bliksem, die zoetwatermatroos is er ook nog:


Stap over het zuinige mondje heen en let toch vooral op zijn ongenaakbare Benito-pose op de eerste foto - onbevattelijk toch dat Georges niet bij leven op het 100BF-biljet figureerde!

Nee, we zijn nog lang niet klaar met Hem.*


III.
En de grote kraakvis moge mij kraken, dat is toch niet...?


Op de drempel van de ontluistering heb ik meer dan eens gedacht aan de geplaagde ingenieur die uit de maanraket stapte. Het is niet dat ik Frank Wolff wilde volgen in zijn hopeloze heldendaad (‘Ik sla je helemaal verrot als je er tussenuit knijpt,’ dreigde S.). Wel ontdekte ik dat zijn echte einde hier tot nog toe onbesproken is gebleven.

In het gehoopte mirakel (‘…alleen door een wonder kan ik behouden blijven’) weigerde ik ook nu te geloven. En toch... Bestond er, zelfs in het vacuüm van de ruimte, niet zoiets als een genadige blessuretijd? En kon daarin, hoe kort ook, een glimp worden opgevangen van het Goddelijke?


IV.
‘Ik heb hem [Frank Wolff] altijd wel de gedachte gegund van het idee dat hij er nog was. Maar hij zal zijn God niet hebben gezien, de arme man was, toen hij naar buiten stapte, natuurlijk op slag dood.’
- Wijlen Harry Thompson, in gesprek met de BBC. De Hergé-biograaf slaat, zo meen ik inmiddels te weten, de plank een tikje mis.

Volgende week verder.


*) De loden dommel is afgeschud, niet langer ligt de PERDU-kijkdoos in het vuile dok verankerd. De wijdste wereldzee lonkt!