R. die er plotsklaps uitstapte, sluipvoets, een beetje zoals Frank Wolff de Maanraket verliet. De ingenieur noch R. werden door een wonder behouden. Allebei waren ze, dat wil ik geloven, meesters in hun vak - maar voor R. lag de uitdaging niet in het heelal, maar in de microkosmos van zijn atelier . Bij hem - een illusionist met boekbinderslijm, vlasgaren en rijstpapier - leverde ik halverwege de jaren tachtig drie zwaar geschonden exemplaren in van De scepter van Ottokar met het verzoek om er 1 mooi exemplaar van te maken. 'Neem je me nou in de maling?' klonk het meewarig. En rap leerde ik dat je een mooier boek niet zozeer destilleert uit drie slechte exemplaren, maar toch eerder uit twee matige en een redelijk.
R. heeft tot zijn onzalige dood voor mij plakbandrestjes weggemoffeld met alcohol, ruggen gerecht, omslaghoekjes gesteven en met oneindig veel geduld beschadigde pagina's gerepareerd. Op zijn pièce de résistance (voor mij althans) moest ik uiteindelijk een half jaar wachten: een hybride SCEPTER, samengesteld uit zeven (7) slechte, matige en alleszins redelijke exemplaren. Een waardevol kunststukje (over de prijs zwijg ik deemoedig) dat prettig geurde naar lijm en acrylverf toen het uit de boekenpers kwam. 'Maar verhoudingsgewijs', relativeerde R. zijn inspanningen, 'is dit natuurlijk een schandalige actie.'