vrijdag 21 juni 2019

De vreemde klerenkast van Hergé (3 en slot)


I.
Nog een crash, en ditmaal niet eentje die onschuldig eindigt in een Schots bramenstruikje:


6 juli 1939: Kuifje wordt uit het Bordurische luchtruim geschoten – wat resulteert in deze prachtige cliffhanger:


De lezertjes van de Petit Vingtième moeten een week wachten op verlossing. Maar hoe zit het eigenlijk met de auteur?

Kan een schrijver zomaar de suggestie wekken dat zijn hoofdpersoon is gesneuveld zonder zélf, al was het maar heel even, in een vacuüm te belanden: het besef van een magische leegte waarin weer alles mogelijk is en niets onherroepelijk? En hoe verleidelijk is het dan om daarin te verdwijnen?


II.


Georges Remi, jaren dertig. De foto is vooral bekend van het affiche van de tweede editie van de Salón Internacional del Cómic de Barcelona. In 1982 hingen er honderden in de Catalaanse hoofdstad, met de intrigerende tekst: Si Hergé estuviera vivo tendrìa 75 años – Als Hergé nog leefde, zou hij 75 jaar oud zijn.

Het Spaanse stripfestival stond dat jaar in het teken van de vrijwel vergeten Brusselse tekenaar die op vrijdag 7 juli 1939 zijn nieuwe huurwoning in Bosvoorde nabij het Zonïenwoud verliet, later op de dag in de Rue Royale bij de Banque de Bruxelles zijn spaargeld inde en... spoorloos verdween, als had hij nooit bestaan.

‘Die afschuwelijke cliffhanger die maar geen vervolg kreeg, geloof me, die hing als een molensteen om mijn nek,’ schrijft de Franse filosoof Richard Hochet in zijn ontroerende ‘Tracé Hergé’:

‘Als kind fantaseerde ik eindeloos en droefgeestig over een uitweg uit dat brandende vliegtuigwrak. Pas als volwassene kon ik inzien dat de uitweg er altijd al is geweest. Het wrak wás de uitweg.’


III.
In de oerversie van SCEPTRE zien we de ongelukkige reporter in de cockpit van een Heinkel:


Fragment uit de ingekleurde oorspronkelijke versie, zoals die in 1980 verscheen in het weekblad. In de revisie moest Kuifje zijn angstige avontuur herbeleven in een Messerschmidt.

En dus: onze held die zich voor een curieus plakplaatjesalbum in nazi-uniformen liet hijsen om gevechtsvliegtuigen van de Luftwaffe te presenteren, heeft óók in dat soort toestellen gevlogen. Is de auteur van het fictieve standaardwerk ‘Flugzeuge’ een subtiele verwijzing naar zijn belevenissen in het Bordurische luchtruim?

Is Karl Otto domweg een anagram van L’Ottokar?