Origineel omslag van de Petit Vingtième, zoals aangeboden door Hans Matla in de zesde editie van zijn Stripkatalogus, 1982/1983.
Fl. 2.500. Mij leek het een goede deal. Ik kocht, bij een geldhandelaar met een sinister granuloom in zijn nek, 25 honderdguldenbiljetten, liet S. de chronoscaaf in gereedheid brengen en vertrok in opperbeste stemming naar 1983.
Door een ongelukkige afstelling van de klok, verzeilde ik evenwel in het Den Haag van 1938. Een miskleun die ik al snel opvatte als een buitenkansje. Maar met de waardeloze moderne guldenbiljetten op zak, was een lange treinreis uitgesloten. Nochtans wist ik een lift te regelen op een melktransport naar Brussel:
In de late namiddag geraakte ik in Sint-Lambrechts-Woluwe waar ik aanbelde op het Meiplein nummer 12. Germaine deed open, in haar arm het Siameesje Poupette. Ze verontschuldigde zich voor Georges die juist een ritje aan het maken was in zijn nieuwe Opel Olympia. Ik zei dat het geen probleem was, ik kwam van de uitgever, er lagen tekeningen voor me klaar. Ze liet me binnen en wees me de trap naar de werkkamer onder het dak: ‘U vindt daar zeker en vast wat u nodig hebt.’
In het atelier trof ik talrijke schetsen en platen van SCEPTRE die ik zorgvuldig oprolde en onder mijn arm meenam. Poupette wachtte me op, fel blazend en met hoge rug. ‘Gevonden?’ vroeg Germaine. ‘Gevonden,’ zei ik gehaast. ‘U draagt overigens bijzondere kleding,’ zei ze, en ze beet op haar onderlip. In haar ogen blonk een stille uitnodiging waar ik niet ongevoelig voor was.
De Tekenaar heb ik niet horen thuiskomen.
Ik biechtte nadien alles op aan S. die ruw de wond boven mijn wenkbrauw schoonmaakte en hechtte met zwaluwstaartjes. ‘Je bent een onverbeterlijke smeerlap,’ zei ze. Daarna gaf ze de chronoscaaf een sopje.