In het beste geval gedogen ze elkaar: het jongetje dat Kuifje-albums verzamelt en de vijftiger die zich bekommert om moderne kunst. Maar soms rijden ze elkaar in de wielen en weet de een niet van de ander dat ie zijn muil moet houden.
Ik heb dat S. weleens proberen uit te leggen. Ze kwam niet verder dan een meewarig ‘Maar dan ga je daar toch bóven staan…!’
Dat is het nu juist. We zijn met z’n tweeën, niet met z’n drietjes. Ik bedoel: er is geen derde macht die boven de partijen staat.
Als ik op een kunstbeurs de foto’s bekijk van Sibylle Bergemann moet die ander niet gaan mekkeren dat het een zinloze aankoop is. Omdat Hergé er niet op staat. Of omdat je voor hetzelfde geld…
Nu goed.
De kortsluiting in het hoofd vertroebelde mijn taxerende blik en verbruide zaterdag het bezoek aan de Maastrichtse art fair.
‘Ach wat,’ zei ik tegen S. ‘Laten we doorrijden naar Brussel.’
Het jochie in me veerde verheugd op. Maar een paar uur later, in het Magritte Museum, kende hij weer zijn plek en zweeg, eindelijk.