Op bezoek bij D. die na een uit de hand gelopen blindedarmontsteking een spoedoperatie heeft ondergaan. Zijn gezicht is grijs als gebruikt afwaswater.
‘Hoe gaat het?’ vraag ik bezorgd.
‘Slecht,’ zegt hij monter.
‘Maar met mij gaat het slechter,’ beweert zijn buurman wiens gipsen benen in een stellage van kettingen en buizen bungelen.
‘Niet naar luisteren,’ gebiedt D. die zich iets omhoog beweegt. ‘Met mij gaat het werkelijk slecht.’
‘Geen sprake van,’ is de zekere reactie naast hem.
Beiden krijgen de slappe lach.
En voor deze mislukte kropdragers heb ik twee uur in de auto gezeten.