maandag 16 maart 2015

Zonder sterfbed


Naar de Tefaf met een bevriend galeriehouder die net iets te veel een hoeder is van jonge kunstenaars in wie hij persoonlijk gelooft om zakelijk echt succesvol te zijn. Eind jaren negentig heb ik veel bij hem gekocht. Rendement: nihil. Maar er zitten stukken bij die ik eerder uit een brandend huis zou redden dan de gesigneerde en genummerde SOVIETS*.

Er was in Maastricht een Farmer’s last will (van Lucebert) en een Car crash (Warhol) waarop het slachtoffer het sterfbed werd ontzegd.

In mijn hotelkamer las ik ’s avonds de slothoofdstukken van Remington, roman van Bert Natter, over een zoon die zijn vader ophaalt in Hamburg. De zoon is een conceptueel kunstenaar, de vader een dichter die op de Afsluitdijk plotseling uit de auto springt, voor een Poolse vrachtwagen met tubes zalmpasta.

Pagina 216: Brandweermannen spuiten het wegdek schoon.

Je doet als schrijver je best op mooie passages en de mokerslagen komen van dit soort steriele observaties. Het beeld bleef me de rest van de nacht achtervolgen.
Ik dacht aan de vrouw van mijn vriend J., kort na hun huwelijk opgeslokt in de dode hoek van een uitzwenkende truck. En aan de arme J. die zelf ook een vlek op het asfalt werd. Twee maanden geleden schoven we weer aan bij zijn vriendin in Brooklyn. ‘Ik word trouwens nooit meer gelukkig,’ deelde ze ons plompverloren mee.

Plaatje!


Rechts Georges, links Fanny, boven (en net niet zichtbaar) vliegende robots waarvan de tentakels letters van plaatstaal dragen die de boodschap BEMINT ELKANDER vormen.


*) Stemmingsafhankelijk.