zaterdag 30 september 2017

Het malle album (1)


Een zorgvuldige herlezing van de ÎLE NOIRE-albums deed me besluiten toch nog een paar woorden te wijden aan de verknipte édition alternée uit 1943. Sterker nog, we maken er een heus Zwarte Rotsen-weekje van! De gevoelige liefhebber stel ik meteen gerust: klaaglijk en zuur gaat het beslist niet worden. Ja, er zullen aanmerkingen zijn op de handelwijze van Catawiki, maar ik grijp de wonderlijke dwalingen van het online veilinghuis vooral aan voor een nadere beschouwing van de albumrevisie uit de jaren zestig.

Dat deze laatste versie van ÎLE NOIRE allerminst volledig ‘gemoderniseerd’ is, zullen we vandaag ontdekken. Komende week leggen we onder andere een Schots hoofddeksel onder de loep en geven we De Moor en zijn studiocollega’s alsnog krediet voor de verbeteringen die daadwerkelijk verbeteringen zijn. Vrijdag, tot slot, sluiten we af met een trouvaille die ik beschouw als de vreemdste revisie van het album.

Maar eerst… Allo !... Ici Hergé:


Portretfoto uit het Weekblad van 25 mei 1965, afgedrukt naast een paginagrote verantwoording voor de nieuwe versie van ÎLE NOIRE die een week later van start ging.

En wat schrijft Hergé daarin?

Les quelque 800 images de l’histoire ont été, l’une après l’autre, redessinées. Bien sûr, ni le scénario, ni le découpage n’ont changé. C’est la même intrigue, mais qui se déroule dans des décors nouveaux, plus détaillés, plus modernes et surtout d’un cachet plus authentiquement ‘britannnique’.

De Tekenaar rept van circa 800 plaatjes die één voor één zijn hertekend. Uit het Catawiki-album zijn slechts 31 plaatjes (of fragmenten daarvan) geknipt. Van vier daarvan probeert men, in de kaveltekst, beargumenteerd aan te tonen dat ze zijn uitgeknipt omdat Hergé er een onnauwkeurigheid in zou hebben opgemerkt. Bij deze bijvoorbeeld:


Het knipsel is een verondersteld hulpmiddel bij het reviseren van het album (we zouden immers te maken hebben met een werkdocument). Volgens Catawiki ontdekte de Tekenaar dat in dit panel een pijp ontbreekt. En dat klopt, kijk maar:


Maar hoe logisch is het dat Hergé dan uit dit plaatje slechts een fragment knipt, namelijk dat van Bobbie en de kat? En trouwens: hoe dan verder? Deponeerde hij dat plaatje vervolgens in het werkbakje van Bob de Moor met de toevoeging: ‘Hoor eens, wat je ziet is Bobbie die een kat najaagt, maar wat ik van je wil is dat je een pijp tekent’?
Als dat de wijze was, waarop de Tekenaar communiceerde, is in één klap de werkelijke vertrekmotivatie van Edgar P. Jacobs duidelijk!

Catawiki’s hersenkronkels zijn (volgende week wordt dat nog duidelijker) zó eenvoudig te weerspreken dat ik al sprak van een ‘tunnelvisie’. Maar, nogmaals, ze inspireren óók om de ‘remake’ (een term van Hergé - ‘pour le dire en bon franglais’, voegde hij daar in het Weekblad spottend aan toe) van het Britse avontuur nog eens nader tegen het licht te houden!

Met de wegspringende Bobbie eindigt een, letterlijk, onmogelijke grap die hier begint:


De detectives zitten onze jonge held op de hielen! Maar dan:


De lezer moet geloven dat Kuifje het huis is binnengevlucht, daar een valse baard heeft aangetroffen én een pijp, zich heeft omgekleed en ook nog eens voor dat venster is gaan zitten.

Die grap was in de jaren dertig al niet meer houdbaar. Maar, zie boven: Hergé heeft zich gecommitteerd aan een krankjorume exercitie. Het decor van het oude ÎLE NOIRE mocht weliswaar hertekend, maar het scenario en de intrige moeten onaangeroerd blijven. De Tekenaar wil koste wat kost zijn oude grappen in stand houden en binnen die begrenzing is zelfs de choreografie van de personages heilig.

Dus als Kuifje (in de oude versie) het effect ondervindt van een tunnelrit op het dak van een stoomtrein:


…dan ondergaat hij dit effect, in iets mindere mate, óók op het dak van een dieseltrein:


Zulke vette dieselwalmen lijken me niet authentiek. Los daarvan: waarom wel het decor moderniseren, maar niet de farce? We zagen al eerder hoe ongelukkig die keuze uitvalt, met de twee detectives die hun hoeden zien wegfladderen in de jetblast (!) van een straalvliegtuig. En we zien het bij dit kluchtig intermezzo:


De grap is belegen, maar de caravan is tenminste gemoderniseerd. Let op de gezichtsuitdrukkingen van de oude Kuifje en de nieuwe:


De held rechts zie je denken:

‘Het is 1965. Ik ben in Tibet geweest en op de maan, ik heb in het Meer van Genève gelegen en ik heb iets postmoderns beleefd met de juwelen van Bianca Castafiore. Wat doe ik in hemelsnaam in deze klucht?’

En dat allemaal omdat de perfectionist Hergé zijn Britse avontuur niet écht wilde moderniseren...


Maandag: over de lichtpuntjes in een ongemakkelijk album.

donderdag 28 september 2017

Smerig zaakje, genadige dood


I.
Roffelend tikje op de vingers: ‘Ga je nou de rest van het jaar die arme kerels van Catawiki op de kast jagen?’ informeerde D. – om daar gemoedereerd aan toe te voegen dat dat heus waar een beetje sneu is.

Ik sputterde dat ik toch vooral hengelde naar een verweerschrift, maar het online veilinghuis hulde zich in een hardnekkig zwijgen. En welbeschouwd viel er ook niets te verdedigen. De status die Catawiki toedicht aan de verknipte ÎLE NOIRE-editie is, voor de kritische liefhebber, zó betwistbaar dat we ipso facto van doen hebben met een tunnelvisie. Hier heeft het veilinghuis zich wel erg makkelijk vastgebeten in één scenario.

II.
Bon, omdat uitglijders bij zoveel aanbod onvermijdelijk zijn en omdat het natuurlijk prettig grabbelen blijft in de mixed bag van het aangebodene:


Fijn kavel uit de Catawiki-veiling met origineel werk waarop nog tot vanavond geboden kan worden. De tekening is van René Follet, voorstellende de hoofdpersoon uit de beruchte Dominici-affaire.

Follet debuteerde al in 1950 in het Weekblad en bleef er jarenlang hangen. Hier zien we een vuig handgemeen van hem op de cover van de Franse editie (maart 1960):


De inmiddels hoogbejaarde tekenaar is een beetje de Magnum van de Negende Kunst. Dat is een ijsje dat je niet kunt eten zonder dat er iemand zal opmerken dat het ‘een pakje boter op een stokje’ is. Precies zo kun je de naam Follet niet laten vallen zonder dat iemand dan ‘Die is zó onderschat ’ voor zich uit mompelt.

III.
Wat behelst dat akkefietje met Dominici nu precies? In de kaveltekst van Catawiki komen we niet meer te weten dan dat het een ‘célèbre affaire’ was. Voor de Franse lezer is dat overigens genoeg, die weet onmiddellijk dat het om een brute moordzaak (en vooral: de nasleep ervan) gaat die daar gebeiteld zit in het collectieve geheugen:


Zeer beknopte samenvatting: in de nacht van 4 op 5 augustus 1952 worden nabij een Franse boerderij drie Britse toeristen vermoord: de wereldberoemde voedselprofessor Jack Drummond, zijn vrouw Anne en zijn 10-jarig dochtertje Elizabeth. De patriarch van het boerengezin, Gaston Dominici, wordt opgepakt:


Er volgt een rechtszaak die aan alle kanten rammelt. De schuld van de oude Dominici staat amper vast, maar justitie is blind voor andere scenario’s en een andere dader. Gaston krijgt de doodstraf:


...maar ontsnapt aan de guillotine omdat zijn veroordeling prompt wordt omgezet in levenslang. In 1960 gelast president De Gaulle op humanitaire gronden zijn vrijlating*. Ruim een halve eeuw later vecht kleinzoon Alain nog steeds voor een rehabilitatie.

IV.
De kranten uit 1952 bieden bloemrijke verslagen vol morbide details, Google serveert onthutsend plastische beelden, Orson Welles maakte een documentaire over de hele kwestie en Jean Gabin (zie foto hierboven) speelde met verve de oude Dominici in een speelfilm uit 1973 waarin we ook, een jaar voor zijn grote doorbraak, een jonge Gérard Depardieu ontwaren. René Follet, ten slotte, verstripte in 2010 het smerige zaakje naar een stijf scenario van Pascal Bresson.


Alles bij elkaar is zo’n kaveltje op Catawiki goed voor vele uurtjes meeslepende verstrooiing. Nog een paar uur te gaan, op dit moment zijn op Follets ‘illustration à la gouache’ amper vijf tientjes geboden. Dat mag minstens verdubbeld.


*) Gaston Dominici overleed op 4 april 1965 – een genadige dood, want net op tijd om de hertekende versie van ÎLE NOIRE niet meer mee te hoeven maken.

dinsdag 26 september 2017

De schaduwzijden van Île Noire (2)



Het lijk dat stuiterde, ofwel: hoe het vooroorlogse journaille grossiert in morbide particulariteiten. Ik krijg er niet snel genoeg van.

Maar laten we op iets anders inzoomen: de heete koorts die we herkennen uit de persoonlijke notities van Hergé. Soms spruit die gloeiende malaise voort uit de zevensterren op het zitvlak, soms zijn het de depressies die de huid van de Tekenaar laten wasemen. Maar hij heeft nooit, echt nooit, na een toiletgang de deur van het vliegtuig geopend!

Misschien vond de gekwelde Georges zielenrust door bijwijlen de schaar te zetten in een van zijn knellende albums, wie zal het zeggen. Geen werk-, maar een psycho-document dat ons, over de schouders van de maker, getuige laat zijn van diens radeloosheid.
Schatting van de veilingmeester: anderhalve ton.

maandag 25 september 2017

De schaduwzijden van Île Noire


I.
Nieuw persbericht van Catawiki (KLIK!), over de opbrengst van het verknipte ÎLE NOIRE-album. Dat zou zijn afgetikt op 68.501 euro. Catawiki-medewerker Patrick Vranken is desondanks niet helemaal tevreden:

Ondanks dat er vanuit heel Europa werd geboden, bracht het album uiteindelijk toch iets minder op dan verwacht.

Er stonden dan ook iets minder ‘handgeschreven opmerkingen’ in dan de stripboekenexpert beloofde.

Enfin, van de kant van het online veilinghuis heb ik niets meer vernomen, dus hoogste tijd om deze hele kwestie onder het tapijt te schoffelen. Maar met ÎLE NOIRE (het avontuur, niet dat malle album) zijn we nog lang niet klaar! Het blijft immers schuren dat de Meester zijn vroege kunstwerkje zomaar heeft ingeruild voor de harkerige versie van Bob de Moor. ‘Verbeterd en modern’, het zal wel. Maar beslist ook esthetisch imperfect.

II.
De uitsmijter van het Britse avontuur, in de kleurenversie van Hergé:


Onze held keert huiswaarts in een toestel van de Sabena dat we zullen terugzien in SCEPTRE. Die link met het volgende album gaat verloren in de versie van Bob de Moor:


Zoals we heel veel meer moeten missen: van de verfijnde lijntjes van Hergé tot de geloofwaardigheid van deze laatste gag. Moeten we nu heus geloven dat de detectives staan opgesteld achter een Trident-straalvliegtuig en dat de jetblast van de drie straalmotoren slechts hun hoeden verplaatst?

III.
Het karakteristieke Sabena-toestel van Hergé is overigens een driemotorige Savoia-Marchetti S-73P. In de oerversie van ÎLE NOIRE heeft het toestel het registratienummer OO-AGY, maar voor een bijzondere geschiedenis moeten we bij een van Sabena’s andere Marchetti’s wezen: de OO-AGP. Op 4 januari 1937 doet zich aan boord daarvan een gruwelijk incident voor:


Maar is deze ongelukkige wel gesprongen?


De kwestie beheerst dagenlang het nieuws in België – en onze Tekenaar moet er beslist kennis van hebben genomen. Zou hij heel even aan de arme Wenner gedacht hebben toen hij in december 1938 dít tekende?



zondag 24 september 2017

SCOOP ! De fabeltjes van Catawiki



Daar is ie weer, de verknipte ÎLE NOIRE. Ik was er wel klaar mee - maar dankzij een formidabele scoop van een dito Hergé-nieuwsbrief weten we inmiddels dat het hele zaakje stinkt als een Arabisch olieveld.

Voordat we ingaan op de spectaculaire nieuwe ontwikkelingen, nemen we de kwestie nog eens stap voor stap door.

1. Catawiki krijgt een opmerkelijk kaveltje toegestuurd: een kapotgeknipte ÎLE NOIRE. Onverkoopbaar lijkt het, of toch niet…?

2. Het blijkt niet zomaar een album, maar één van de zogenaamde éditions alternées uit 1943! Daar zijn er destijds slechts tien van gedrukt. Om het nog exclusiever te maken: er zijn nog maar drie exemplaren van ‘bekend’. Maar wat werkelijk bijzonder is: het album is door Hergé zélf verknipt. Daarmee is het alleszins een opmerkelijk kavel.

3. En... daar had het ook bij moeten blijven. Aangeboden: zeer zeldzaam exemplaar van ÎLE NOIRE. Verknipt, maar deze beschadigingen zijn hoogstwaarschijnlijk – en om onduidelijke redenen – aangebracht door Hergé.

4. Dan gaat het mis. Men gaat fabuleren over wat het zou kunnen zijn:

Stel je toch eens voor dat dit album vol had gestaan met gecorrigeerde plaatjes en handgeschreven opmerkingen? Dan was het niet zomaar een door de Tekenaar verknipt boek, nee, dan was het niets minder dan ‘een werkdocument om een moderne versie van het originele album voor te bereiden’.

Mooie fantasie: zoiets kan zomaar een ton opbrengen!

5. Nu voltrekt zich iets absurds. Bij het veilinghuis is men blijkbaar gaan geloven in het fabeltje. Medewerker Patrick Vranken begeeft zich op glad ijs, gooit zijn integriteit te grabbel en jokt in een persbericht over het album dat het ‘vol staat met gecorrigeerde plaatjes en handgeschreven opmerkingen.’ De pers neemt het massaal (tot aan Le Figaro) over.

Zou Vranken geschrokken zijn van wat hij heeft aangericht? Zoals we al hebben gezien: ‘vol met handgeschreven opmerkingen’ is een verzinsel. Het album bevat één (1!) notitie, iets wat eenvoudig te verifiëren is - en dat maakt Vrankens gejok zo bizar (en, dat ook: naïef).

6. Maar hoe zit het nu met die ‘gecorrigeerde plaatjes’ die van dit album een werkdocument zouden maken? Meer nog: een uniek album waaruit blijkt hoe perfectionistisch Hergé was. In de uitvoerige kaveltekst wordt daarover onbekommerd verder gefabuleerd. Kijk eens goed naar deze kavelafbeelding:


En let vooral op de verknipping op de rechterpagina, derde strook. Volgens de kaveltekst heeft de Tekenaar een venstertje gemaakt dat de aandacht zou moeten leggen op een ander plaatje op de linkerpagina:


Bent u daar nog? Ik citeer even uit de Engelstalige kaveltekst:

‘On page 4 we see Tintin escaping from the train coupé, as the detectives fell asleep ; but, Hergé asks himself, where is Milou (Snowy) ...? When we turn to page 5 of the "alternate version", we see that the scène has been highlighted by the cut-out.’

Mooi bedacht natuurlijk (men weet zelfs feilloos wat Hergé zichzelf afvraagt...) maar slaat het ook ergens op?

7. Misschien heb ik te weinig fantasie, maar bij deze verknipping...


... denk ik beslist niet aan een cut-out die een ander fragment highlighted. Ik denk alleen maar: Hergé heeft Jansen en Janssen uitgeknipt. En dat hééft hij ook, kijk maar:


De geestelijk vader van Kuifje heeft helemaal geen venstertje geknipt om de aandacht te leggen op een andere scène. Nonsens! De Tekenaar heeft het detectiveduo uitgeknipt en in een schriftje geplakt.

8. Waarmee we zijn waar we wezen moeten: de prachtige scoop in de 16e editie van de onder liefhebbers zeer gesmaakte nieuwsbrief ‘De Grote Kraakvis’. De auteur, Kuifje-expert bij uitstek Jan Aarnout Boer, herinnerde zich hoe hij ooit bij een Casterman-medewerker een mapje onder ogen kreeg met knipsels uit een ÎLE NOIRE-album: zeven pagina’s, onder de titel: ‘Les découpages de L’Île Noire’. De Grote Kraakvis-man heeft er destijds, in 2003, foto’s van gemaakt die ik onderaan dit blog allemaal heb overgenomen.

9. Is dit mapje dan het echte ‘werkdocument’ – vol met aantekeningen en correcties? Nee, zo eenvoudig is het niet. Want ook hier geen aantekeningen en geen verdere aanwijzingen. Er zijn 31 plaatjes uit het Catawiki-album geknipt, op 19 daarvan staat Bobbie, op 6 staat Kuifje. Maar, zoals de Kraakvis-auteur opmerkt: ‘Wat zegt dat?’ En ook: ‘Mijn conclusie is dan ook: de achtergrond van de knipseltjes uit het album is mysterieus, maar wat de verklaring ook is, het heeft niets te maken met het werk van Hergé om het album aan te passen.’

10. Slotconclusie: het album dat Catawiki vanavond afhamert, is wat het is: een verknipt album. En alleen op basis daarvan had het mogen worden aangeboden. Hoe dan ook is het een bijzonder album, maar het online veilinghuis lijkt zich vergaloppeerd te hebben door de pers te misleiden (‘vol met… handgeschreven opmerkingen’) en te fabuleren over de aard van de verknippingen (‘werkdocument’, ‘gecorrigeerde plaatjes’).

Enfin, eerder merkte ik hier al op dat ik, ondanks incidentele (soms harde) kritiek, het Catawiki-initiatief een warm hart toe draag. Ik snap alleen niet zo goed waarom het bedrijf zich in dit wespennest heeft gestort. Wat het extra pijnlijk maakt: als er morgen een persbericht uitgaat over het verloop van deze veiling, waarom zouden we dat persbericht dan nog wél geloven?






donderdag 21 september 2017

Het gejok van Catawiki & de schalksheid van Hergé


I.
Hoe zet je een smartelijk beschadigd, maar niettemin zeer zeldzaam Kuifje-album in de markt? Laat dat maar over aan de rabbelaars van Catawiki! Daar wilde ik het verder bij laten - tot het telefoontje van een licht aangeschoten D. die niet onder stoelen of banken stak hoe jaloers hij in wezen is op de lepe marketing van het online veilinghuis. Je moet, volgens hem, toch maar het lef hebben om een bedorven album met zoveel panache te presenteren!

Mijn vraag of het niet juist onzinnelijk is om zo ongegeneerd te jokken in een persbericht (‘Duurste Kuifje-stripboek ter wereld’, ‘vol met gecorrigeerde plaatjes en handgeschreven opmerkingen’), wimpelde hij af: ‘Je onderschat hoeveel sufferds er buiten jouw bubbel bereid zijn om een fors bedrag te betalen voor een mooi verhaal.’

Zou het heus? Ik kon het me niet voorstellen - en ik wílde het ook niet. Bovendien: ik was er wel weer klaar mee. Laten we ons, in onze bubbel, fluks wenden tot zaken die dit korte leven wél de moeite waard maken.

II.
De Berlijnse schilder en karikaturist Barlog krijgt ongemakkelijk bezoek in zijn atelier:


Een kaderdoorbrekende situatie waar overigens ook Onze Tekenaar ervaring mee heeft:


Barlogs cartoon komt uit de UHU, populair tijdschrift uit de jaren van de Weimar-republiek. De illustrator voert hier een gedistingeerdere pen dan in zijn werk voor Der Heitere Fridolin:


Ja, het is alleszins een bijzondere snuiter, deze Ferdinand (Wladislaus) Barlog:


In 1940 werd hij nog zomaar een vermogend man met zijn strip ‘Die 5 Schreckensteiner’ waarvan er 3,5 miljoen over de toonbank gingen. Maar na de oorlog kwam de tekenaar amper nog aan de bak. In ’53 emigreerde hij gedesillusioneerd naar de VS, twee jaar later was hij dood.

Enfin, maandag vroeg ik wat de schalkse connectie is tussen onze Georges en deze Ferdinand. Daar kwam geen enkel antwoord op, dus laten we snel naar deze tekening kijken uit Barlogs gouden jaren (Berliner Illustrierte Zeitung, 1939):


In maart 1943 kopieerde Hergé dit plaatje voor het RACKHAM-avontuur in Le Soir. Hier zien we de ingekleurde albumversie:


Barlogs keldercafé vol snuisterijen is een snuisterijenwinkel geworden. En zie hoe schalks de Tekenaar het hele zaakje (zonder schaar...) heeft verbouwd! Kijk mee over zijn schouder en ontdek welke elementen hij heeft behouden en welke zijn aangepast.

III.
We zijn nog niet klaar, want wat hebben we hier?


Prentje van een andere snuisterijenwinkel, ditmaal uit een klassiek jeugdboek (1928) dat in Nederland door hele generaties met rode oortjes is verslonden: Het geheim van het oude horloge, vervolg op het succesvolle De ongeloofelijke avonturen van Bram Vingerling. In 1934 verscheen van dit tweede deel de Duitse vertaling:


Abenteuerliche Sommerferien-Geschichte über den holländischen Schüler und Erfinder Bram Vingerling, einen Wecker, der auf geheimnisvolle Weise allerhand in Bewegung bringt, und ein wundersames Pulver, das komprimierte, radioaktive Kraft enthält.

En wie verzorgde dat fraaie kleurenprentje naast het titelblad?

Juist. Barlog!

Ik wil maar zeggen: je hoeft geen ton neer te tellen voor een goed verhaal.

dinsdag 19 september 2017

‘Meekijken over de schouder van Hergé’



Wat hebben we hier? Verknipte ÎLE NOIRE in een édition alternée, stammend uit november 1943 - de tijd dat de Tekenaar gedwongen werd zichzelf vragen te gaan stellen over zijn lucratieve medewerking aan de door de nazi’s gekaapte Le Soir*.

Het boek (‘drie exemplaren bekend’) wordt zondag afgehamerd bij Catawiki: de veilingmeester zet in op een opbrengst van minstens zeventigduizend euro. De uitgave, lezen we in het persbericht, is uniek en ‘door Hergé gebruikt als werkdocument om een moderne versie van het originele album voor te bereiden. Het album in de veiling staat dan ook vol met gecorrigeerde plaatjes en handgeschreven opmerkingen.

‘Vol met handgeschreven opmerkingen’ lijkt me niet goed vol te houden: want ben ik nou gek of zie ik slechts op één (1) pagina een kleine notitie?

En de ‘gecorrigeerde plaatjes’ zijn voor een buitenstaander natuurlijk gewoon slordig knipwerk…


…waarbij, toegegeven, de schaar is gehanteerd door niemand minder dan de meester zelve. Toch? In de kaveltekst wordt op die assumptie in elk geval uitnemend ingespeeld: dit is niet zomaar knipwerk, maar knipwerk dat ons ‘getuige maakt van het perfectionisme van Hergé.

Ook de laatste opmerking om kopers over de streep te trekken, is beslist weergaloos:

‘Als u ooit over de schouders van Hergé hebt willen meekijken en getuige zijn van zijn creativiteit, dan is dit uw kans de hand te leggen op een historisch document!’

Opgelet: Daniel Maghen verkoopt volgende maand in zijn galerie de originele kappersschaar waarmee de Tekenaar destijds heeft gewerkt - tenzij Nick Rodwell, die beweert dat het knipgerei uit de kluis van Moulinsart is ontvreemd, roet in het eten gooit.


*) ‘Ik ben al bij de verraders ingedeeld… ik zal worden gefusilleerd en opgehangen,’ schreef hij in september 1943 een tikje laconiek aan Charles Lesne van Casterman.

maandag 18 september 2017

Een schalkse connectie met Hergé


Uitnodiging voor de vernissage van de Rita McBride-expo in Wiels – althans, een bevriend galeriehouder bood me een lift aan naar Brussel. En een etentje. En een overnachting. Saperlipopette, ik werd verwend!

Wat McBride betreft, haar sculpturen en installaties heten een ‘subtiele en geestige kritiek’ te zijn ‘op de genoegens en de grillen waarmee de zenuwinzinking van het modernisme gepaard gaat’. Ze lijken erg op hun plek in de modernistisch industriële omgeving van de voormalige bierbrouwerij*, maar laten we zeggen dat ik de ontregelende elementen in het late menu dégustation aantrekkelijker vond.

Plaatje!


Der heitere Fridolin, Halbmonatsschrift für Sport, Spiel, Spass und Abenteuer.

In de verzavelde Blaesstsraat vond ik de volgende ochtend, de buik nog pasteus van de Coeur de cabillaud-risotto, een setje willekeurige nummers van dit Berlijnse kindertijdschrift uit de jaren twintig. Qua vorm en sfeer doen ze beslist denken aan de Petit Vingtième:


... maar inhoudelijk (een allegaartje van Afrikaanse avonturen en moderne technologie) lijkt het allemaal net iets pittiger gebracht dan de dorre, ultra-katholieke verstrooiing die we, rondom het vroege werk van Hergé, bij de Brusselaren aantreffen.

Verlokkend drukwerk met een (voor de slechte staat) veel te hoog prijskaartje waarvoor ik de platvink uiteindelijk niet wilde trekken. Maar zie: weer thuis ontdekte ik dat alle jaargangen (KLIK!) digitaal zijn door te bladeren.

Robuust zijn de vele bijdragen (zie ook hierboven) van huisillustrator Moritz Pathé:


Dat de schilder en tekenaar jaren later ook het dubieuze werkje ‘Hitler-Jungen erleben die Wehrmacht’ illustreerde, zien we maar even door de vingers, juist omdat zijn illustraties voor de vele Afrika-reportages in de Fridolin zo opvallend respectvol zijn:


Hij maakte zijn schetsen dan ook op locatie:


Voor de ongemakkelijke clichés die we kennen uit CONGO moeten we ons wenden tot zijn thuisblijvende collega’s:


Met deze karikaturen dient zich overigens zomaar quizmateriaal aan voor de gepokt en gemazelde liefhebber! Tussen de maker ervan en de geestelijk vader van Kuifje bestaat een schalkse connectie. Welke is dat? Antwoorden voor donderdagochtend 09.00 uur naar het gekende mailadres.


*) Ik heb hier vaker over Wiels geschreven - zoetjesaan behoort het tot mijn favoriete kunstlocaties. Voor bezoekers met hoogtevrees is er bovendien als extra attractie het schrikwekkendste trappenhuis van de Benelux.

donderdag 14 september 2017

Wat Hergé bespaard bleef


Stellig had ik me voorgenomen om in de 11e jaargang van dit blog eens géén aandacht te besteden aan het deplorabele PICAROS. Maar zie: lezer Ivo Mans gooit al meteen roet in het eten met een vondst waar ik niet omheen kan*:


Ietwat dubieuze publiciteitsfoto voor de Continental Edison-televisie op de karakteristieke tulpvoet, een toestel dat we onverwijld herkennen uit het lelijkste plaatje uit PICAROS:


Overigens betreft het een zwart-wittelevisie (Ivo Mans: ‘Waarschijnlijk is ie door Trifonius omgebouwd naar kleur’) en kun je er, zo leert Google, beslist méér mee doen dan naar de geagiteerde riedels van generaal Tapioca kijken:


Pong!

Had, zo vroeg ik me af, Hergé zijn laatste volledige avontuur nog verder kunnen moderniseren door niet alleen zijn held in een bruine spijkerbroek te hijsen, maar ook de Kapitein zo’n beetje het meest nerdy videospelletje te laten spelen?

Het scheelt een haartje.

PICAROS ging in september 1975 van start in het Weekblad, de eerste home consoles waarmee Pong op de eigen televisie kon worden gespeeld, kwamen eind december op de (Amerikaanse) markt.

Waarna het nog dertien jaar zou duren alvorens dit in de winkel lag:


De jonge reporter in zijn allereerste videogame. Ik keek naar de gortige beelden (KLIK!) en kwam tot de slotsom dat de gekwelde Tekenaar toch ook veel bespaard is gebleven.


*) En waar ik mee wegkom. Uit een mail van TINTINPERDU-lezer Frank Bakker, die zich op hilarisch omslachtige wijze beklaagde over mijn categorische zomerreces, maakte ik terloops op dat ik een vergissing heb gemaakt: dit is de 10de jaargang, niet de 11de.