donderdag 21 december 2017

Een adempauze in de onmetelijkheid



Bon, hoogste tijd voor een tandje minder. Uw blogger heeft dit jaar op zoveel zaken gewezen – zijn denkerwt hapt naar zuurstof, zijn vingers snakken naar een lauwwarm handbad.

Dank aan eenieder die in 2017 mee heeft gewezen naar het extraordinaire in de plaatjesboekjes van Hergé (of in de verknipte wereld daarbuiten).

Voor spoedgevallen tijdens mijn afwezigheid verwijs ik, als vanouds, naar toestel 421. Zuster Fanny is elke werkdag aanwezig voor het inzwachtelen van open, tintinologisch letsel.

Maar ik wens u toch vooral een fijne Kerst en een jaarwisseling in goede gezondheid!

maandag 18 december 2017

Naar de brandstapel !


De Kuifje-kruimels van Huberty & Breyne presteerden zondag niettemin bijzonder goed. Een hamerprijs van € 125.000 voor vier plaatjes:


... da’s zomaar vijf keer over de kop – hoewel de richtprijs van € 25.000 wel erg voorzichtig was.

Dat de Kapitein in het slotstuk van TEMPLE theatraal zeer op dreef is, hebben we hier al eerder gezien:


Ook in het hamerstuk van gisteren heeft de tekstballon een verrukkelijk opgeklopte vulling:


De brandstapel ! Daar is onze brandstapel ! En u meent dat ik daarop klim, ik ? Nooit !

Waarna onze dramaqueen zich nog flink verweert:


Links de weekblad-versie (van 18 maart 1948), rechts de albumversie. De krachten die vrijkomen bij de scheenschop van Haddock zijn met één ster opgevoerd (vijf in plaats van vier). Je zou willen dat er een werkdocument bestaat waarin de beweegredenen hiervoor zijn opgetekend.

Overigens gaat aan dit alles dit plaatje vooraf:


Let op de door Haddock zo gevreesde brandstapel in de verte – en dan met name op de hoogte van de drie knevelpalen. Ik vrees dat het volk van de Zonnezoon onze helden, discreet buiten beeld, nog even op de rektafel heeft gelegd om het hele zaakje passend te krijgen:



zaterdag 16 december 2017

Ondertussen, in het ouwelullenkabinet


Albumpromotie in de Volkskrant, 19 december 1953:


Andere kost dan het gewone naargeestige beeldromannetje…

Amper een maand later, op 16 januari 1954, komt dezelfde krant met een bijna paginagrote afrekening met de ‘reusachtige hoeveelheid rommel waarmee de krantenkiosken worden overspoeld’ – geïllustreerd met dit wanproduct van de misselijke uitgeverij Dupuis:


Enfin, sinds deze week zijn de Nederlandse dagbladen Trouw, de Volkskrant en Het Parool digitaal beschikbaar (tot 1995) in de onvolprezen database Delpher* - voor de liefhebber de ontsluiting van een reusachtige hoeveelheid artikelen over het beeldverhaal.

Ik moet met alle macht de neiging onderdrukken om hier uitgebreid te gaan citeren uit interviews met Hergé:


...uit oude albumsignalementen met wonderlijke spelfouten:


…of uit dit curieuze portret van de 38-jarige Willy Vandersteen:


Met de juiste zoektermen verzeilen we zomaar bij Ger Apeldoorn die verslag doet van de Stripdriedaagse (‘een snikhete zaal vol mensen die elkaar heel oude Kuifjes voor 300 gulden verkopen’), bij Martijn Daalder die veertiger Jean Giraud interviewt (‘Goed slapen, goed eten, geen drank, sigaretten, drugs of koffie’ is tegenwoordig – 1981 – zijn devies) en bij de 41-jarige Peter de Smet die weliswaar blij zegt te zijn met zijn Stripschapsprijs 1985, maar, klaagt hij, ‘het betekent ook dat ik definitief ben toegetreden tot het ouwelullenkabinet’.

Klagen doet ook deze Kuifoloog, en wel paginagroot in het Parool van juni 1977:


Har Brok: ‘Vooroorlogse Franse zwartwit albums kosten zo’n vijf, zeshonderd gulden, en dat gaat mij echt te ver!’

Maar niemand kan, doorheen de jaren, zó uitgesproken mopperen als Hans Kresse:


Een rotberoep, dat is het. En bovendien niet van gevaar gespeend:


Tot slot nog dit:


Onze Tekenaar op de voorpagina – pontificaal bovenaan! – van de Volkskrant, vijf maanden vóór de maanlanding, op 8 februari 1969. Met, zie het onderschrift, enkele opmerkelijke titels. Ik gok op uitgaves van uitgeverij Casperman.


*) Voor de datebase van Delpher: KLIK ! Voor de recent gedigitaliseerde versies van Het Parool, de Volkskrant en Trouw: vink na een zoekopdracht links onderaan de pagina ‘Toon alleen op 11 december 2017 toevoegde kranten’ aan.

donderdag 14 december 2017

Een belachelijke nabootsing van een juskom


Hamerdagje bij Huberty & Breyne, 17 december in Brussel. Met de 82 haastig afgevoerde Uderzo-kavels (gestolen spul, volgens de 90-jarige tekenaar) een tikje korter dan gepland, maar niettemin is het plezierig bladeren (KLIK!) in de catalogus met originelen.

Er liggen weer wat Zonnetempel-kruimels voor het oprapen:


…benevens een resem vergeelde Franco-Belgische klassiekers (met een eenzame Will Eisner als uitzondering).

Mijn oog bleef haken aan de stramme Blake & Mortimer-plaat van Bob de Moor, uit het dito SATO-album:


Let vooral eens op het gekoekeloer in de eerste strook, daar is iets mee:


Rechts de professor in SATO, links een soortgelijk fragment uit AFFAIRE TOURNESOL.

Ik snap de bedoeling: we moeten niet alleen de verborgen gluurder in het struikgewas zien, maar ook wát hij ziet. Blijkbaar is dat lastig vorm te geven. Hier staan de gluurders in beide gevallen zo onverhuld op de voorgrond dat ze ervoor lijken te staan. Het zijn voorbijgangers die kijken naar een stripplaatje.

Overigens mag Uderzo zondag in Brussel de Grote Afwezige zijn, die andere Tanguy en Laverdure-tekenaar is dat niet:


VOV ! TOUCHÉ ! Lawaaierig pilotengehannes van Jijé – over zijn latere, grimmige pennetje heb ik me hier heel veel jaren geleden al verwonderd.

Met een richtprijs die de helft lager ligt (€ 2000), zijn van de tekenaar ook diens joyeuzere lijntjes uit Blondie en Blinkie te koop:


De lol spat er nog vanaf - en de koper krijgt er een hele vloot bezopen ruimtescheepjes* bij plús veertien (14!) nietjes. Ik zeg: doen.


*)Jetez un regard sur ce pastiche ridicule de saucière,’ wordt in de onderste strook fijntjes opgemerkt: ‘Kijk eens naar die belachelijke nabootsing van een juskom’.

dinsdag 12 december 2017

Een Boeing bomvol tekenaars


New York, eind april 1972. Hergé is één van de eregasten op het Eerste Internationale Stripcongres:


Maar waar kijkt hij nou zo ingespannen naar?

Aha, naar de jonge Hermann die zeiksnor Barney Jordan portretteert:


Krek nadien mag de Tekenaar zelf ook aan de slag - en je zou hopen dat hij, met een vals knipoogje naar zijn collega, die andere Kapitein tekent. Maar nee:


Beelden uit het reisverslag dat bijna-tachtiger Hermann vorige week in twee delen op zijn YouTube-account plaatste*. Het is een curieus filmpje met vrolijk onbeholpen begintitels van Loro en Gigi en commentaar van Claude Moliterni en Jean-Pierre Dionnet.

Kijk minimaal (KLIK!) naar de openingsminuten:


…met een uitgesponnen gastrol voor deze Boeing bomvol opgetogen striptekenaars die het straks allemaal, weten we weer uit andere verslagen, een lange week formidabel op een zuipen gaan zetten**.


*) Met dank aan Ivo Mans voor de link.
**) Enkel de sukkelende Hergé heeft een drankverbod van zijn artsen en zal, volgens een getuigenis van Weekblad-hoofdredacteur Greg, ‘zoveel vruchtensapjes drinken dat zijn maag het ten slotte niet meer aankan’.

maandag 11 december 2017

Vrouwen die het F-woord niet schuwen


Met S. naar Utrecht, voor de grote overzichtstentoonstelling van Pyke Koch. Diens werk wordt gerubriceerd onder ‘magisch realisme’ – en dat is beslist niet mijn pakkie-an. Maar ik vind Kochs vrouwenportretten fascinerend:


Schildering (uit 1931) van ‘Bertha van Antwerpen’, een tippelaarster die dertig later nog eens mocht aanschuiven op het doek ‘Vrouwen in de Straat’:


Koch hield van dit soort, zoals hij zelf ooit schreef, ‘hard-boiled wijven’, hij geeft ze het aureool van een heilige. Je moet er geen ruzie mee maken, ze schuwen, zogezegd, het F-woord niet, maar de schilder – autodidact nota bene – trekt me weerloos hun ogen in.

Overigens dweepte Koch nogal met de Deense actrice Asta Nielsen, zwijgend sekssymbool in vooral Duitse stomme films uit de jaren tien en twintig:


Koch maakte een portret van haar in 1929:


…luttele jaren voordat de komst van de geluidsfilm haar carrière om zeep hielp. Ze had een mooie stem, maar ze was gewend te praten met haar gezicht, niet met haar mond.

Er is een link tussen Asta en onze Georges, zoals de Tekenaar ook een duister levenslijntje deelt met Pyke Koch. Maar mij lijkt het alleszins verfrissend om hier eens niet te verwijzen naar het universum van Hergé.

We wierpen nog een snelle laatste blik op het Laatste Werk van Koch, een onuitstaanbaar (want in in extenso magisch realistisch) doek, waarna we ons naar het station haastten. Het begon steeds harder te sneeuwen. Was dat eigenlijk nog wel S. die me voorging? Of liep ik achter de yeti aan?

vrijdag 8 december 2017

Hier is iemand nog niet jarig


Hergé, op een bijeenkomst van zijn Britse uitgever in Londen, 1 december 1958:


In het midden zijn vertaler Leslie Lonsdale-Cooper. Rechts, volgens het bijschrift, boekhandelaar G.H. Depotex - een naam om verfresten in op te lossen.
Heeft de kleine man iets gezegd wat verkeerd is gevallen? Want kijk eens goed naar de Tekenaar:


De priemende ogen... Het verkrampte mondje… Georges oogt, zeker ook met zijn opgeschoren zijkantjes, als een bloedlink lid van de meedogenloze Kray-bende: ‘Oi, are you taking the piss out of me, you mugs?!

Op de achtergrond voelt Germaine de bui al hangen. Er gaat weer eens een peuk worden uitgedrukt in een oog. Of eronder. Minstens.

woensdag 6 december 2017

Een zachte vouw in de ziel


Hoe liep het onderwijl af met dat andere malle album: de merkwaardige SOVIETS uit de sixième mille, inclusief ingeplakte signature authentique “Tintin&Milou”? Het is een fremdkörper die op het web niet meer traceerbaar is: bij Catawiki hebben ze ‘m stilletjes afgevoerd van de kavellijst.

Wél onder de hamer ging, afgelopen zondag bij Millon in Brussel, een gesigneerde en genummerde SOVIETS. Richtprijs 20 -25.000 euro. In ‘erg goede staat’, maar geen koper.

Voor de CONGO met het open ruggetje werd dan weer driemaal de minimum richtprijs betaald: € 4.500. Waarmee de toon was gezet (en de trend gevolgd): voor het ‘goedkope’ spul waren voldoende kopers, maar de prijzige en zo wellustig gepresenteerde collectie van ‘Monsieur X’ presteerde matig. Van de vijftien albums in vaak onberispelijke staat (‘Un rare ensemble de qualité !’) vonden slechts zes een koper.

Opvallend vond ik nog wel die € 5.600 die werd neergeteld voor een gesigneerde menukaart met een origineel ontwerpje van Bob de Moor en Jacques Martin:


Kreeftencocktail, lamszadel, foie gras in gelei… Ter gelegenheid van het jaarlijkse bedrijfsetentje wordt er door de studiomedewerkers flink (en flink klassiek) gegeten.

Het is 17 april 1964 en ik vraag me af of Jacques Martin een tikkeltje opgewonden aan tafel schuift. Over vier dagen vangt zijn nieuwe Lefranc-avontuur aan in het weekblad:


Het gaat niet goed met het tijdschrift, de verkoopcijfers dalen (voor het eerst) en hoofdredacteur Marcel Delhaye zit op de schopstoel. Maar dit is beslist een pakkend beeld tussen de notoir onnozele Weekblad-omslagen uit die tijd.

En ik constateer maar weer eens dat het 12-jarig knaapje achter mijn grijzende façade - zo kinderlijk ontvankelijk nog voor de belofte van spanning - een zachte vouw in zijn ziel krijgt.

maandag 4 december 2017

‘Geniaal werd het pas zonder Georges’


Zaterdagochtend in de schoen:


…en in één ruk uitgelezen: de dubbelbiografie van de broertjes Remi – geestelijk vaders van misschien wel de twee beroemdste papieren helden van onze tijd, Kuifje & Kuifje.

Onder de nom-de-plume Hergé (een samenvoeging van beider roepnamen Herwig en Georges) tekende en schreef de Brusselse tweeling uiteindelijk 23 avonturen van deze jonge, stoutmoedige reporters en hun onafscheidelijke hond Bobbie.

Georges overleed in 1983, waarna Herwig de Studio opdoekte en alleen verder werkte aan de voltooiing van ALPH-ART. Het album verscheen drie maanden na zijn plotselinge overlijden (in maart 1989) en heeft inmiddels dezelfde status als Welles’ Citizen Kane en Eliots Middlemarch: tijdloos, geniaal en briljant tegelijk.

Biograaf Grossey gaat uitvoerig in op de kwaliteiten van dit laatste (solo)werk en steekt niet onder stoelen of banken bij wie van de tweeling zijn sympathie ligt:

‘Pas zónder twijfelaar Georges aan zijn zijde kwam de brille van Herwig tot volle wasdom. Dat stemt weemoedig over wat had kunnen zijn en wat nog had kunnen komen.’

Tikkeltje spijtig vond ik overigens dat Grossey ook onevenredig veel aandacht heeft voor de oorlogsjaren. Veel nieuwe feiten haalt hij niet naar boven, hoewel het natuurlijk opwindende leesstof blijft: de angstige Georges die niettemin infiltreert bij het door de nazi’s gekaapte dagblad Le Soir en van daaruit informatie doorspeelt naar zijn broer Herwig in het Belgische verzet. De tweeling ontving er, na de bevrijding, de Orde van Leopold II, het Oorlogskruis en de Medaille van de Weerstand voor. Maar hun weduwen, de vroegere coloristen Fanny en Fannie, weten Grossey te vertellen dat de broers toch vooral trots waren op hun vermelding in de illustere Galerie des herós.