Keren we nog even terug naar de SCEPTRE-plaat uit de Sotheby’s*-veiling:
Let op het deurtje in het watervliegtuig dat, zullen we zo zien, ook letterlijk een deurtje is en dat we niet terugvinden in het originele toestel van Lioré et Olivier, de H-242.
Hergé heeft zich de kleine toevoeging veroorloofd om de grap op de laatste pagina mogelijk te maken. Die is niet hemelschokkend, maar desalniettemin neemt de Tekenaar er de tijd voor.
De leut begint al op de voorlaatste pagina…
…met Jansen en Janssen die vrezen dat het toestel in zee stort.
Welnee, stelt Kuifje hen met een expliciet theatrale handbeweging gerust…
… we storten helemaal niet in zee, we landen. Dit is een watervliegtuig, nietwaar?
Dikke pret bij de detectives (‘Helemaal vergeten!’) én bij Bobbie…
Onze held doet ondertussen iets zeldzaams, hij doorbreekt de vierde wand en zoekt, met een erg vette, beetje griezelige knipoog, contact met zijn publiek. Een teken van verstandhouding: ja, het zijn me d’r twee, die Jansen en Janssen!
Enfin, nog schuddebuikend opent het duo het fantasiedeurtje (vliegtuigontwerpers zullen bij deze constructie met de eenvoudige kruk hun wenkbrauwen fronsen, het had ook een keukendeur kunnen zijn)…
…en, daar is de grap!, het tweetal kukelt in zee.
In het afsluitende plaatje zat de Tekenaar met het probleem dat hij zowel een lachende Kuifje als een man met een reddingsboei wilde afbeelden. Die laatste plaatst hij dan maar op de neus van het vliegtuig...
...wat hier (en niet alleen qua continuïteit) erg onlogisch is. Maar goed, het is volbracht, het avontuur zit erop en achter de signatuur mag het jaartal gezet: 1939. Zo heel veel valt er binnenkort niet meer te lachen.
*) En dus niet de Christie’s-veiling, een uitglijder waarop diverse lezers me fijntjes wezen.