maandag 29 mei 2017

De ontrafeling van het mysterie-Hergé (2)


V.
30 maart 1950, de maan volgens Georges Remi:


18 juni 1921, de maan volgens René Gilles:


Fragment uit Le bombardement de la lune, een smakelijk beeldverhaal dat hier in zijn geheel is te verschalken.

VI.
De brandende kwestie: heette de Algerijnse Hergé – de Hergé die we niet moeten verwarren met ‘onze’ Hergé – René Gilles?

Zoeken op die naam in de digitale jaargangen van Alger-Étudiant levert niets op. Uiteindelijk speur ik - zonder veel vertrouwen – verder met de zoekterm ‘René’. Ruim honderd treffers, waaronder deze, van 15 januari 1930:


De grote kraakvis moge mij kraken!

De broertjes René en Marcel Gilles, respectievelijk Hergé en Knock... voor één keer geeft de Alger-Étudiant de identiteit van zijn geliefde kameraad Hergé prijs. En uitgerekend die ene keer ontglipte aan mijn aandacht (waarna het allemaal nodeloos ingewikkeld werd).

Nadien vind ik in de L’Echo d’Alger van maandag 6 mei 1929 de bevestiging:


Nul doute! De Algerijnse Hergé heet René Gilles.

VII.
Wat weten we inmiddels van de artiest die óók (en eerder!) koos voor een eufonische vertaling van zijn initialen?

Wetenschapsstudent aan de universiteit van Algiers:


… en, naast zijn bijdragen aan de Alger-Étudiant, illustrator voor onder andere de Notre Rive en de Annales Africaines.


Karikatuur van de directeur van de Algerijnse Kamer van Koophandel, in Annales Africaines, 15 april 1929.

In zijn huwelijksjaar, 1924, is Hergé een van de oprichters (uit ‘De Groep van 10’) van de Salon du Rire:


…een spraakmakende, jaarlijkse cartoonexpo in Algiers (de geschiedenis ervan wordt hier beschreven) die werk presenteert van ‘les meilleurs crayons’: Bronner, Frac, Hergé, Drack-Oub, Léo, Klein, Ski, Fabiani, Herzig… Namen die lezen als het colofon van Rhââ Lovely

Werk van Hergé dat we in de loop der jaren op de Salon aantreffen:



Uit: L’Afrique du Nord illustrée (oorspronkelijk in kleur).

Opvallend is hoe lyrisch er telkens in de lokale pers (waarin de artiest overigens vaker dan eens abusievelijk René Gille heet) over zijn inzendingen wordt gesproken, tot en met het opgetogen ‘hors catégorie’.

VIII.
Hoe ging het verder met deze Hergé?

We lopen hem, samen met zijn broer Marcel, nog één keer tegen het lijf in het verslag van de eerste ‘Salon des Médicins vétérinaires et dentistes d’Algerie’. Deze Salon is opgeleukt met een hoekje waar de karikaturen hangen van Marcel en René Gilles. 20 april 1942, de dag dat onze Hergé zijn held een uitbundig (en voorbarig) dansje laat doen:


En dan?

IX.
Boekomslag uit 1926:


Illustratie van René Gilles. Is dat ‘onze’ René ofwel ‘die andere Hergé’? En wie is eigenlijk de René Gilles van dat elegante maanstripje, waarmee ik vandaag aanving?

Het is de verdomde alledaagsheid van deze naam die bij elke zoektocht meer vragen oproept. De archieven geven ons gelijknamige schilders, illustratoren, schrijvers en dichters.

Bij de ontdekking van een reeks ondeugende ansichtkaarten van (weer een andere?) René Gilles:


...begon ik hevig te verlangen naar een Hergé die in het echte leven René Goukelmous heette, of, liever nog, Rodolphe Goinhetchegaray…

zaterdag 27 mei 2017

De ontrafeling van het mysterie-Hergé (1)


I.
Wie is hij toch, die geheimzinnige, Algerijnse Hergé? Terwijl het kwik naar tropische temperaturen steeg, knoopte ik een zakdoek om mijn hoofd en schoffelde door veertien digitale jaargangen van een Noord-Afrikaans studentenblaadje – op zoek naar een aanknopingspunt.

Maar niets.

Het dwarse Alger-Étudiant dweept in elk nummer (en ver voorbij de grens van het betamelijke) met het magnifieke talent van ‘notre cher camarade Hergé’. Maar even consequent blijft de echte naam van de tekenaar ongenoemd.

II.
Hoe zit het ook alweer met de signatuur van ‘onze’ (de Belgische) Hergé? In 1923 tekent hij een enkele keer onder eigen naam:


Een gewichtige krabbel, welbewust in de stijl van Benjamin Rabier:


We weten dat de Tekenaar er niet heel tevreden mee was (‘Te gekunsteld’) en tevens signeert met het sobere GR. Op zoek naar een ‘transcription euphonique’ (dixit Philippe Goddin) van zijn initialen, verwerpt hij het kreupele ‘Géhère’ en kiest uiteindelijk voor het vliedende Hergé.

Bewandelde de Algerijnse Hergé deels dezelfde denkpiste?

III.
Ik besluit mijn zoekactie maar eens over een andere boeg te gooien. Is deze onbekende Hergé niet te ontmaskeren door simpelweg in het colofon van de Alger-Étudiant te speuren naar een medewerker met de initialen R en G?

Een nieuw obstakel dient zich meteen aan: het Algerijnse studentenblad ontbeert zo’n lijst van medewerkers. Er is slechts een redactieadres, de directeur wordt genoemd en de redactiesecretaris…

Maar vanaf december 1926 heeft die redactiesecretaris een opvallende naam:


René Giraud. RG. Is Giraud Hergé? Nooit gedacht dat ik deze krankjorume vraag nog eens zou stellen!

Giraud schrijft over sport. Hij dicht. Maar niets wijst erop dat hij ook tekent.

IV.
Met de zoekterm ‘collaborateur’ speur ik verder in de jaargangen van de Alger-Étudiant. Ruim honderd treffers, tientallen namen… en dan, juist als ik pieker over nieuwe invalshoeken:


Eind januari 1935: de oud-medewerkers René en Pierre Gilles betreuren de dood van hun vader. René Gilles. RG. Hergé?

Ik weet het, het zegt nog niets verder, maar een andere treffer is toch wel veelzeggend:


‘Camarade’… Hoe vaak heb ik dat inmiddels niet gelezen?

De nieuwe zoekterm ‘René Gilles’ levert daarna amper treffers (2) op en geen hard bewijs dat deze René Gilles ook daadwerkelijk Hergé is. Pas als ik - nogal hulpeloos - verder zoek op enkel de voornaam (‘René’), ben ik ten slotte heel even sprakeloos door mijn eigen stommiteit.

(Maandag verder)

woensdag 24 mei 2017

Het raadsel van de Algerijnse Hergé


I.
Omslagtekening van Hergé voor ‘Le Boy Scout’, maart 1926:


Omslagtekening van Hergé voor ‘Notre Rive’, september 1927:


De Boyscout-Hergé is onze Hergé, maar de Rive-Hergé is dus een andere Hergé, een tweede (of juist een eerste, zoals ik hier gisteren beweerde) – in elk geval eentje wiens klare lijnen nimmer meer zijn opgemerkt. Je zou zeggen: een geweldige ironie van de geschiedenis...

II.
Het is toch ook wel kras dat dit nu boven water komt! Ik kan me niet herinneren dat ik er ooit iets over las. In de wereld van Hergé zal deze ontdekking inslaan als een bom, nou, ja, als een flinke zevenknaller.
(Dixit Jan Aarnout Boer, voorzitter van het Hergé Genootschap)

III.
Wie bladert door nummers van het tijdschrift ‘Notre Rive’ uit de jaren twintig (dat kan hier) stuit op een tiental sfeervolle rubrieksvignetten. Gesigneerd: Hergé. Opgepast: niet onze Hergé!

Onder andere voor de rubriek Kunst en Letteren:


Voor de wetenschapspagina:


Voor de Parijse Kroniek:


En voor de Noord-Afrikaanse nieuwtjes, waarbij het op deze specifieke pagina moeilijk is om niet aan het SOVIETS-avontuur van die andere Hergé (de ‘onze’) te denken:


IV.
Maar wie is nu die geheimzinnige Algerijnse Hergé die in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw illustratiewerk verricht voor verschillende lokale tijdschriften? In elk geval is het iemand die niet vies is van een mystificatie. Een van zijn bijdragen aan het studentenorgaan ‘Alger-étudiant’, een curieuze ‘poème inédit’, ondertekent hij als volgt:


Marcel Arnac? De Marcel Arnac?

Het duurde even voor het tot me doordrong dat de Algerijnse Hergé hiermee slechts aangeeft dat hij nogal pesterig in de huid is gekropen van de legendarische Franse striptekenaar en komiek. Een pastiche. Het past in de sfeer van de ‘Alger-étudiant’ dat een evenknie lijkt van het tegendraadse, Amsterdamse studentenblad Propria Cures. Ook hier is de lijst van medewerkers niet misselijk. In de jaargang van 1934 zien we zelfs hem even opduiken:


V.
Terwijl de Belgische Hergé furore maakt, verdwijnt de Algerijnse Hergé uit het zicht. Ik probeerde de vinger op zijn levenslijn te leggen, maar strandde halverwege de jaren dertig. Een enigma...

Hergé zelf, onze Hergé, reist op 23 mei 1957 vanuit Antwerpen via Casablanca, Rabat en Oran naar Algiers. Een uitstapje voor zijn vijftigste verjaardag. Zou hij, zwervend door de straten van de Algerijnse hoofdstad, de woning zijn gepasseerd van zijn vergeten naamgenoot?

Wordt vervolgd!

dinsdag 23 mei 2017

De eerste (en echte) Hergé woonde in Afrika


Wat hebben we hier?


Les Chiens Écrasés, zoiets als: De Verbrijzelde Honden. Rubrieksvignet in een ruim negentig jaar oud tijdschrift dat ik aantrof in een Franse database (een link volgt hieronder). Gesigneerd: Hergé.

Ja? En?

Nou, dat is beslist geen Hergé! En bovendien: de jonge Georges Remi signeerde zijn werk voor het eerst in december 1924 met zijn achterstevoren geschreven initialen. De tekening die we hierboven zien, stamt uit… december 1923.

Ontnuchterende ontdekking na enig speurwerk: terwijl de jonge Georges in Brussel nog piekerde over een mooie artiestennaam (Geo? GR?) publiceerde in een Franse kolonie een tekenaar al minstens een jaar zijn werk onder de naam Hergé. We vinden zijn tekeningen onder andere terug in het Algerijnse studentenblad Alger-étudiant, zoals hier op het omslag:


Deze eerste en enige echte Hergé blijkt een zeer gewaardeerd medewerker die karikaturen maakt van lokale politici:


…en ook literaire reportages schrijft die hij zelf (in dit geval een tikje ongelukkig) illustreert:


Voor wie nieuwsgierig is (of vreest voor de gek te worden gehouden): meer van zijn werk voor Alger-étudiant is hier online te raadplegen in de Gallica, de digitale bibliotheek van de Bibliothèque nationale de France.

Zoek in deze omgeving meteen even op Notre Rive, het ‘Grand magazine de l’Afrique du Nord’ waarvoor deze Grote Onbekende met de Vertrouwde Naam al eens een omslag heeft getekend:


In 1929 wijdt het magazine een hele pagina aan zijn werk:


Enfin, niet alleen Kuifje en Tintin zijn allesbehalve origineel (hoewel de advocaten van Moulinsart dat deze week weer eens betwisten), zelfs de signatuur van hun geestelijk vader blijkt een gevalletje hergebruik...

maandag 22 mei 2017

Een vreselijke verdrinkingsdood in 1958


Drinken we een glaasje Vat69* op Hergé die vandaag, in besloten kring, zijn 110de verjaardag viert.

Hier zien we de tekenaar in 1958…


…en we kunnen wel raden waar hij a) zo geconcentreerd naar kijkt en b) aan denkt:


A) Naar de olievaten op het iconische COKE-omslag, en
B) Aan de vraag of hij, ten gunste van het dramatische beeld, de boel mag besodemieteren.

Voor de oplettende lezer van COKE komen die vaten niet uit de lucht vallen, zie de cliffhanger op pagina 33:


We weten hoe het dan verder gaat:


De bemanning is gevlucht, de schuit staat in de fik, Haddock vloekt, maar onze held merkt heel kordaat op dat er fluks een vlot moet gebouwd:


Vaatje links, vaatje rechts, planken ertussen, touwtje erom – gepiept in een half uurtje! Met die oplaaiende vlammen is dat beslist een tikkeltje ongeloofwaardig. Maar de omslagtekening van het album vergt uiteindelijk een grotere suspension of disbelief:



In de keurige kruissjorringen om de vaten, herkennen we de padvinder Hergé. Niettemin heeft hij een onmogelijk vlot geconstrueerd, nu met beide vaten aan één zijde. Zijn helden hadden - quidquid id est – al in 1958 moeten verzuipen.


*) Opmerkelijk toch dat een gecompliceerd personage als Hergé telkens weer teruggreep naar zo’n goedkope, vluchtige whisky zonder een spatje complexiteit...

vrijdag 19 mei 2017

Kuifje op het keukenblad


Desondanks weten ze bij Millon Belgique ook hun haveloze waar fraai te fotograferen:


Witte ondergrond, zwarte achtergrond en een perspex blokje waardoor het kavel lijkt te zweven (probeer dan maar eens niet aan de leviterende monnik uit TIBET te denken…).

Vergelijk dat eens met de vertederend hulpeloze albumpresentaties op eBay.

Très chique op rood velours:


Op damast:


In een passe-partout:


Op het natuurstenen keukenblad:



Voor het doorgezeten leer:


In bed:


Mooi ruggetje, druilerig dekbedovertrek:


In de badkamer:


Zonder partner:


Mét partner:


Met hond:


Baasje krijgt het er warm van: