In 1929 verscheen van de vlijtige Von Harbou Frau im Mond, een roman die een jaar later in de Verenigde Staten werd uitgegeven als De raket naar de maan (rechtsonder, met gedecimeerd stofomslag).
Echtgenoot Fritz had het boek toen al verfilmd. De ingrediënten van deze wat netelige potpourri van sciencefiction en melodrama komen de doorsnee Kuifje-lezer bekend voor. Huib van Opstal maakte in zijn Essay RG een aardige opsomming:
Een zonderlinge professor die een maanraket bouwt, passagiers op britsen, een verstekeling, loden schoenen, voetsporen op de maan, een val in een maangrot, een spion, een schietpartij tussen passagiers, één zuurstoffles te weinig en één passagier die zich opoffert.
Er is ook een personage genaamd Wolf aan boord. Overigens niet de verrader, die rol is weggelegd voor der Mann, der sich derzeit Walt Turner nennt:
‘Wulps kapsel wel,’ zegt S.
Maar goed.
Ook een snijboon die, vrees ik, geen gek figuur zou slaan in de coterie van Hergé.
Morgen: Liefde, Haat, Nijd, Zaligheid en Verdoemenis.