Het was mooi weer en dus vond S. dat we de stad moesten ontvluchten. Mij leek dat nog niet zo evident, maar niettemin bevonden we ons uren later in Bergen aan Zee – badplaats waarover bon vivant Nanne Tepper ooit schreef:
‘Een gruwel, dat Bergen aan Zee! En het werd elk jaar erger. Bejaarden, debielen en invaliden’…
De Groningse schrijver had zich inmiddels van het leven beroofd en ik telde op en aan het strand weinig bejaarden en invaliden. Wel wees S. me op een man met een vleeskleurig ooglapje, nogal een veronachtzaming van de magie van dat attribuut dat natuurlijk zwart moet zijn. Alleen dan schenkt het immers cachet en mysterie en is het, kortom, van een verrukkelijk szutterig vertoon:
De monoculaire piloot Piotr Szut, rechtsdragend, in tegenstelling tot de linksdragende Snake Plissken, James Joyce, Emilio Largo, Moshe Dayan en John Ford. Die laatste was overigens bepaald geen stijlicoon:
Over de bril! Maar misschien had de regisseur heel goed door dat de esthetiek van de eyepatch altijd bedrieglijk is:
‘Een lege oogkas. Een verschroeid hart. Een bevlekte ziel. Zelden verbergt de ooglap iets van schoonheid. Alsof er uit de krochten van de geest elk moment een slijmerige ringworm naar boven kan komen gekringeld.’*
Hergé voorzag zijn Szut van een ooglapje, maar je hebt geen twee ogen nodig om in te zien dat hijzelf ervoor geboren was.
*) Dixit Lander Deweer in De Morgen.