Stonk Hergé?
De A la Recherche-lezer die deze vraag ongepast vindt, kan maar beter niet verder lezen. En toch… Allicht dat de kwestie profaan is, maar haar aanzwengelen is óók opportuun. We hebben ons immers al eens verdiept in de steenpuisten van Onze Held.
Ik kom erop omdat ik voor een eerder blog dit curieuze filmpje op Youtube bekeek:
VPRO-verslaggever Wim Noordhoek interviewt Hergé en opent het gesprek met een nogal onverwachte waarneming:
‘Vindt u?’ vraagt de Tekenaar verrast. Hij kijkt een fractie van een seconde afwijzend en toont ons dan een brede lach:
Dat wil zeggen: hij gunt ons zonder schaamte een blik op zijn Zwarte Rotsen.
Het is 1971 en de miljonair Hergé heeft overduidelijk nog geen stuiver uitgegeven aan gebitssanering. Dit is de wijze waarop hij zich (in galeries, op televisie) aan de buitenwereld presenteert.
‘Mán, dat moet geroken hebben’, merkt de terloops meekijkende S. droogjes op.
Is dat zo?
Dat vraagstuk legde ik, met beeldmateriaal, voor aan - en waarom ook niet? - mijn tandarts. Zijn antwoord was verrassend weloverwogen en plaats ik hier in zijn geheel:
“De denkfout die je maakt, is dat je meent dat we in retrospectief kunnen beweren dat iets of iemand stonk. Olfactorisch gezien zaten we in de jaren zeventig in een transitiefase. Als je vanuit dit heden terug zou keren naar die tijd, word je hartstikke beroerd van alle geuren die je nu dwingend als stank zou ervaren. Mijn vader heeft twintig jaar gerookt op zijn tandartspraktijk, en zijn assistente rookte ook. Het moet er blauw hebben gestaan, maar ik heb daar geen enkele herinnering aan. Het was normaal, het viel me als kind gewoon niet op. Ik ging twee keer per week onder de douche en dat gold ook, voor zover ik weet, voor mijn ouders. Naar de obsessieve maatstaven van nu moet iedereen toen geroken hebben. Maar als tijdreiziger zou je, denk ik, vooral concluderen dat elk luchtje in die jaren verbloemd werd door de overal aanwezige geur van sigaretten. Dat geldt ook voor die slechte snijtanden van jouw tekenaar. De geurvlag daarvan is evident en zou in onze context als (zeer) onaangenaam worden beschouwd. Veertig jaar geleden werd het, daar ben ik van overtuigd, niet als probleem ervaren omdat het domweg niet werd waargenomen.”
‘Maar als ík Fanny was geweest…’ zegt S. betekenisvol.
Dinsdag weer verder