donderdag 14 oktober 2010

Wat niet mag, niet kan


Nicht sein kann, was nicht sein darf. Sluitsteen van een spotvers (van de Beierse dichter Christian Morgenstern) dat Primo Levi in zijn laatste boek kernachtig samenvatte:

Palmström, een uiterst gezagstrouw Duits onderdaan, wordt door een auto aangereden in een voor auto’s verboden straat. Hij staat gehavend weer op en denkt erover na: als die straat voor auto’s verboden is, mogen er geen auto’s rijden, en dús rijden ze er ook niet. Ergo, hij kan niet aangereden zijn; het is een onmogelijke gebeurtenis, ‘Unmögliche Tatsache’ (zo heet het gedicht). Hij moet het gedroomd hebben, omdat immers ‘wat niet mag, niet kan.’

Maar nu.

Kan een tekenaar die dit heeft getekend…


…géén misdadiger zijn omdat hij ook dit heeft getekend?


Nog interessanter wordt het als we de plaatjes omwisselen en de vraag verdraaien: Mogen we een tekenaar die dit (Bemint elkander) heeft getekend nog wel een humanist noemen als hij ook dit (luizige Jood) heeft getekend?

Een kwaaie kwestie!