In 1944 liep De Gaulle langs de jeep van kapitein Raymond Dronne waarop was gekladderd: Dood aan alle klootzakken. De Gaulle haalde zijn schouders op en zei: ‘Een ambitieus programma.’
We zullen het dus met ze moeten doen, in de wetenschap dat de ene klootzak de andere niet is, dat de één een misdadiger* is wiens dehumaniserende prenten het pad plaveiden voor de Holocaust, en de ander een padvinder wiens stuitend weke ruggengraat bij tijd en wijle zorgt voor een onaangenaam klimaat. Voor de gemoedsrust moet men geen der zakken willen verzamelen.
Enfin.
Ik las zo’n onnavolgbaar Frans commentaar waarin de auteur met veel omhaal van woorden betoogde dat elk deel in het omvangrijke oeuvre van Willy Vandersteen voortaan een grimmig signatuur heeft.
Die vaststelling wroette iets los in mijn onderbewuste.
Grimmige Suske en Wiskes?
Plotsklaps herinnerde ik me titels die ik als kind nauwelijks een tweede keer durfde in te zien omdat ik ze naar vond en eng.
De Bokkenrijders...
De Nerveuze Nerviërs...
Ik nam me voor om deze winter eens de confrontatie aan te gaan met mijn eigen oude angsten én om een antwoord te formuleren op de vraag: is het bekendste Vlaamse stripkoppel onschuldig omdat het naoorlogs is?
*) Bezie oom Levy met zijn luizen en zijn kinderwagen met opgenaaide Jodenster. Daar is domweg geen ruimte voor grijstinten.