De regen spoelde de bodem onder mijn goede humeur vandaan en het periodieke besef begon te knagen dat ik (minstens!) twintig keer de verkeerde afslag in mijn leven had genomen en dus…
‘…dus reageer je alsjeblieft niet op mij af,’ snerpte S.
Ik overwoog mezelf in te metselen in mijn werkkamer, te midden van mijn nutteloze collectie, maar hervond mezelf in bad met een oude Flater.
Teruglezend brak al op pagina 50 een waterig zonnetje door:
Prachtig, de wanhoop van Pruimpit, maar let op dat brilletje! Dat brilletje maakt het af. Is het omdat de glazen zo hardvochtig onberoerd de andere kant op kijken? Of omdat de tekenaar zo dwaas is geweest om er een optische vervorming (van de typemachine op de achtergrond) in te priegelen?
Alsof het er iets toe deed!
Geheel verkwikt gooide ik de kommer met het badwater weg.