In Rotterdam zag ik met S. alsnog The neon demon, extreem gestileerde film van een regisseur die zichzelf de Sex Pistol van de Cinema noemt.
Volgens een recensie betrof het ‘caleidoscopische spielerei met het Amerikaanse scheppingsverhaal’. Ik meende overwegend naar de belevenissen te kijken van een lesbische visagiste met een bijbaantje in een mortuarium alwaar ze de liefde bedrijft met de resten van een beeldschone jongedame. Tevens blijkt ze kannibaal waardoor ze nog bijna stikt in een oog ook.
Nee, geen film waarmee je pater Wallez een plezier doet, zullen we maar zeggen.
S. vond het niettemin beter te verdragen dan de gruwelen die ze tijdens de Venetiaanse première van Brimstone voor haar kiezen kreeg.
Brimstone (mooie, grimmige titel) is zo’n beetje de eerste Nederlandse western sinds dit werkstuk uit 1967:
Een film die op de posters werd aangekondigd als ‘Indianenoverval in de Dodenpas’, niet te verwarren met het Amerikaanse ‘Comanche aanval op de Dodenpas’ – iets wat indertijd tóch gebeurde waarna de film hertiteld werd in ‘Joe Hammond en de indianen’. Kritieken uit die jaren reppen overigens vooral over ‘indianenavonturen in de Limburgse heuvels’.
Enfin, laten we eens zien hoe Hergé een indianenoverval in een vallei ensceneert. Uit de Petit Vingtième van 31 december 1931:
Hoog boven de schurk Bobby Smiles loert het gevaar, de Tekenaar heeft het fraai klassiek weergegeven in het plaatje rechts. Let daarin vooral op het silhouet van Smiles’ paard dat op z’n gemak door de vallei lijkt te sloffen*.
De overval zelf (Sapristi!) is een tikkeltje merkwaardig...
… want plotsklaps erg laag bij de grond. De indianen doen daarentegen weer flink hun best om angstaanjagend te zijn, zoals, vermoed ik, de Nederlandse acteurs in ‘Joe Hammond…’ dat ook deden.
*) Stiekem de paarden van Hal Foster natekenen was geen optie. De eerste aflevering van Prins Valiant verscheen pas in februari 1937.