Ted Benoit overleden – en het eerste waaraan ik moet denken, zijn vreemd genoeg die o zo aanlokkelijke advertenties (zie de twee voorbeelden hierboven) die uitgeverij Yendor begin jaren tachtig uitstrooide in bladen als Stripschrift en Oor.
Ik hield van hun fonds, hoewel ik dat Roland Donges-album van Dominique Hé niet om door te komen vond. ‘Ziekenhuis’ (uit 1979) maakte daarentegen indruk, met hoofdpersoon Max Penarie die met een onschuldig kwaaltje het hospitaal bezoekt en daarin zal eindigen met gangreen en een geamputeerde arm.
‘Hij wist wanneer hij kwam, niet wanneer hij kon gaan,’ karakteriseert Benoit zijn ongelukkige protagonist. In zijn tekeningen zie je hem zoeken naar een stijl die hem ligt. De klare lijnen in zijn latere werk lieten me betrekkelijk koud, te gelikt, te veel een maniertje.
vrijdag 30 september 2016
Niet weten wanneer je kunt gaan
Misdadig risico
November 1961, de Tekenaar wijst naar zijn nieuwste aanschaf, De Schaduw van Frits Van Den Berghe:
Of wijst hij specifiek naar de traptreden - twee jaar eerder een terugkerend motief in zijn ergste nachtmerries?
Hergé had nóg een Van Den Berghe in bezit – en dat is precies waarom deze Vlaamse meester hier ter sprake komt:
L’accident, uit 1928. De geestelijk vader van Kuifje tekende niet alleen onstuimige ongelukken, hij participeerde er ook in* en hij hing ze aan de muur.
Van Den Berghe was overigens nogal een twijfelkont als het aankwam op stijl (impressionisme, expressionisme, symbolisme) en dus is het in zijn nalatenschap vrolijk vlooien. Je kunt zomaar op een werkje stuiten dat de beste herinneringen naar boven haalt aan ‘Le petit cirque’** van Philémon-tekenaar Fred:
*) Begin volgend jaar, 17 februari 2017, is het 65 jaar geleden dat Georges zijn Lancia Aprilia in splinters reed (alsmede het dijbeen van zijn Germaine: zes weken in het gips, zes maanden geen beweging). Hergé noteerde later in een brief: ‘Toen men erin slaagde om Germaine uit de auto te bevrijden en ik haar het hoorde uitschreeuwen van de pijn en zelfs smeken om haar daar te laten zitten, zei ik tegen mezelf, te laat, dat het misdadig was om op die weg ook maar het geringste risico te nemen.’
**) Google toch vooral op de kleine en fijne Uitgeverij Hum! waar ze de branie hadden om dit Franse klassiekertje na 43 jaar in het Nederlands te vertalen!
woensdag 28 september 2016
Een crash van jewelste
Et voila!
Wie het verontrustende ‘Crash’ heeft gezien, de sex and wrecks movie van regisseur David Cronenberg (of het gelijknamige boek heeft gelezen van J.G. Ballard) kent de seksuele connotatie van een auto-ongeluk.
Maar wees gerust, daar gaan we vandaag niet verder op in.
Dus ook geen begeleidend commentaar bij bovenstaand fragment uit AMÉRIQUE (Petit Vingtième, 24 september 1931) waarin, met enige omhaal van woorden, wordt beweerd dat we deze botsing moeten ‘lezen’ als een gewelddadige penetratie.
Waar het me om gaat, is de zekere gedachte aan een analoog tafereel. Het duurde even voor het kwartje viel:
Het STRATONEF-avontuur van Jo, Suus en Jokko, vele jaren later. Kijken we ook nog even naar de situatie voorafgaand aan de botsing in AMÉRIQUE…
…dan is in één oogopslag duidelijk dat Hergé de crash en de aanloop daartoe domweg heeft gespiegeld.
In beide gevallen wordt de aanrijding geïnitieerd door een nog stilstaande auto die zijn prooi letterlijk in de flank bespringt - een pakkend beeld! In de STRATONEF-passage is de klap zelfs zó enorm dat de steunkleuren ervan losschieten.
maandag 26 september 2016
Doodsbang voor de schoorsteen
Tik op de vingers van een A la recherche-lezer uit Tilburg. Hoe kan ik schrijven over seksuele toespelingen in de plaatjes van Hergé zonder te verwijzen naar dat beruchte Franse proefschrift uit de jaren zeventig?
Hier val ik toch wel door de mand: ik ken ‘dat beruchte proefschrift’ helemaal niet! Maar de afbeeldingen die ik in mijn mailbox vond, smaken alleszins naar meer. Eentje dan (het blijft ten slotte maandagochtend), inclusief het vertaalde commentaar:
‘Seks als levensbedreigend ontmoetingsterrein, de adolescent Kuifje in ‘gevecht’ met de geïnternaliseerde angsten van zijn geestelijk vader. De verticale oriëntatie van de schoorsteenpijp is uitgesproken emblatisch, de scherpe uitsteeksels op de rookopening lijken bovendien een directe verwijzing naar de vagina dentata, de mythe van de getande vagina, sinds Freud representatief voor castratieangst.’
En zo verder. Eerlijk gezegd, bij dit fragment (uit de Petit Vingtième van 20 februari 1930) moest ik toch vooral aan iets heel anders denken…*
*) Hier hilarisch vormgegeven als een parodie op ‘health and safety videos’: KLIK!
vrijdag 23 september 2016
Een roedel ketjes
En omdat het over drie dagen precies zeventig jaar geleden is dat het eerste nummer van het Weekblad verscheen:
De fotograaf heeft een roedel ketjes voor de modelwinkel ‘Au petit constructeur’ opgedragen om geestdriftig naar het nieuwe tijdschrift te kijken. De padvinder trapt daar niet in, de rest loert alle kanten op, behalve naar dat blaadje van twaalf pagina's (waarvan minder dan de helft strips).
De zaak aan de Waversesteenweg 220* in Brussel is eigendom van Gerard Liger-Belair, vriend van Hergé en ontwerper van het plan van De Eenhoorn:
Pak toch vooral het RACKHAM-album erbij en sla de laatste pagina op. Wie goed kijkt, vindt de ontwerptekening terug in de Marinezaal van kapitein Haddock.
*) Voor de situatie in juli 2014: klik!
woensdag 21 september 2016
Een anaal variété
D. zond me deze scan van de originele ‘hinderlaag’. Duidelijk is hier volgens hem op te zien waarom het paard sloft: ‘Z’n voorpoot is te lang. En ben ik nou gek of draagt hij een schoen?’
Ik vroeg me af of ik er een beschouwing aan moest wijden – wat de betekenis was van deze kleinigheid in een verder toch al wanordelijk avontuur. Er bestaat een duiding van dromen over dieren op schoenen, iets met ‘schaamte’ (gaap) en ‘seksuele onzekerheid’ (het zal eens niet).
Misschien moest ik mijn blikveld verleggen en de hinderlaag an sich bestuderen, de klassieke opstelling die de Tekenaar daarvoor vijfentachtig jaar geleden heeft bedacht. Het slachtoffer in het dal, de indianen op de heuvel... Probeer dan maar eens weg te blijven van Arno Schmidt! Deze auteur uit Hamburg meende begin jaren zestig in de boeken van Karl May louter homo-erotische symboliek te herkennen:
Elke heuvel, kloof, spleet, grot, schacht, elk gat, hol verwijst steeds naar één ding: het mannelijke achterste, en elk geweer, pistool, elke zweep en elke cactus verwijst steeds naar dat andere ding: de penis. Karl May legt zijn homoseksuele verlangen in beschrijvingen als: ‘Hier werden de bergen hoger en geleidelijk aan kwamen ze dichter bij elkaar tot ze een soort kloof vormden (...)’, of: ‘Een spleet, vochtig van het water, de helden moeten erin afdalen.’
Ik pakte AMÉRIQUE er nog eens bij - album dat, nu ik er specifiek op lette, op een uitputtende manier afdalingen catalogiseert. Kuifje valt voortdurend in het niets (‘in een suspecte drift’, zou Schmidt zeggen...) Naast liefst drie (3) passages waarin onze held onvrijwillig door een obscure opening in de vloer verdwijnt, treffen we ook deze snoekduik in een duister gat:
Willen we daaraan een libidineuze betekenis geven, dan moeten we niet verzuimen twee pagina’s terug te bladeren.
Het is 4 februari 1932 en de snuffelende Bobbie entameert voor de lezertjes van de Petit Vingtième iets dat zich niet anders laat duiden dan als een soortement van anaal variété:
maandag 19 september 2016
De Eppo in een vreugdeloze vitrine
Naar het bejubelde Voorlinden – particulier museum van kunstverzamelaar Joop van Caldenborgh, rijk geworden met de handel in chemicaliën – om er vervolgens dagenlang over te piekeren. Zitten, hangen en staan er net iets te veel usual suspects (Kiefer? Check. Een spectaculaire Serra? Check. Moore? Check. DeWitt…) om het echt prikkelend te maken? Het voelde, nou ja, een beetje braaf.
S. werd vorige week op dat landgoed in Wassenaar door heel andere zaken in beslag genomen. Bij de garderobe zag ze in haar ooghoeken de voormalige tv-recensent van de Volkskrant. Mij leek het een vriendelijke kerel, maar gevoeligheden resoneren in dit wereldje over een periode van vele jaren en een vals woord over een door S. geproduceerde telefilm wordt niet licht vergeten.
De voormalige tv-recensent is tegenwoordig fervent vogelaar en columnist. Vanmorgen schreef hij enthousiast over zijn bezoek aan Museum Voorlinden. Hij kwam vrolijk en energiek weer naar buiten, las ik pesterig voor aan S. die dit allemaal niet wilde weten.
‘En daarna liep hij onder een bus,’ zei ze hardvochtig en hoopvol.
‘Dat niet,’ antwoordde ik. ‘Maar uiteindelijk had hij toch een heel slechte dag - hij ging ook nog naar een stripmuseum.’
vrijdag 16 september 2016
Gelazer in de Dodenpas
In Rotterdam zag ik met S. alsnog The neon demon, extreem gestileerde film van een regisseur die zichzelf de Sex Pistol van de Cinema noemt.
Volgens een recensie betrof het ‘caleidoscopische spielerei met het Amerikaanse scheppingsverhaal’. Ik meende overwegend naar de belevenissen te kijken van een lesbische visagiste met een bijbaantje in een mortuarium alwaar ze de liefde bedrijft met de resten van een beeldschone jongedame. Tevens blijkt ze kannibaal waardoor ze nog bijna stikt in een oog ook.
Nee, geen film waarmee je pater Wallez een plezier doet, zullen we maar zeggen.
S. vond het niettemin beter te verdragen dan de gruwelen die ze tijdens de Venetiaanse première van Brimstone voor haar kiezen kreeg.
Brimstone (mooie, grimmige titel) is zo’n beetje de eerste Nederlandse western sinds dit werkstuk uit 1967:
Een film die op de posters werd aangekondigd als ‘Indianenoverval in de Dodenpas’, niet te verwarren met het Amerikaanse ‘Comanche aanval op de Dodenpas’ – iets wat indertijd tóch gebeurde waarna de film hertiteld werd in ‘Joe Hammond en de indianen’. Kritieken uit die jaren reppen overigens vooral over ‘indianenavonturen in de Limburgse heuvels’.
Enfin, laten we eens zien hoe Hergé een indianenoverval in een vallei ensceneert. Uit de Petit Vingtième van 31 december 1931:
Hoog boven de schurk Bobby Smiles loert het gevaar, de Tekenaar heeft het fraai klassiek weergegeven in het plaatje rechts. Let daarin vooral op het silhouet van Smiles’ paard dat op z’n gemak door de vallei lijkt te sloffen*.
De overval zelf (Sapristi!) is een tikkeltje merkwaardig...
… want plotsklaps erg laag bij de grond. De indianen doen daarentegen weer flink hun best om angstaanjagend te zijn, zoals, vermoed ik, de Nederlandse acteurs in ‘Joe Hammond…’ dat ook deden.
*) Stiekem de paarden van Hal Foster natekenen was geen optie. De eerste aflevering van Prins Valiant verscheen pas in februari 1937.
woensdag 14 september 2016
Het halssnoer van de koningin
‘Feestverlichting? Kijk nog ‘ns goed,’ mailt Scudder me. ‘Dat is het Halssnoer van de Koningin! Ik heb even zitten puzzelen, maar begrijp niet wat dat ding daar doet…’
Overigens wijst hij er fijntjes op dat BanqueDessinée haar kroonjuweeltjes weer eens veel te hoog inschat. ‘Très très bon état? Ik zie toch wel duidelijk wat vouwtjes.’
Ondertussen is dat hitsige ‘très très’ in geen velden of wegen te bekennen als er aan de onderkant van het kwaliteitsspectrum beoordeeld moet worden:
Het sobere ‘mauvais état’ lijkt me voor dit ensemble van vijftien kadavers (richtprijs € 250/300) gemiddeld net iets te veel eer.
Liefhebbers van bederf en ontbinding kunnen deze week ook terecht bij Catawiki (aanstaande vrijdag, kavel 4, huidig bod € 254) voor een ingebonden jaargang Petit Vingtième:
De intensieve gebruikerssporen in het binnenwerk (o.a. aanvullende tinten uit de kleurpotlodendoos...) zijn zo fraai gedefinieerd dat ze mijn extensieve gezever hier over oud- en nieuwstaat feitelijk ridiculiseren:
Tous des défauts d'usage renforcent bien évidemment l'authenticité et le caractère antique de cette reliure, qui, finalement , était une des rares distractions de la jeunesse avant la guerre,d'où cette lecture intensive.
maandag 12 september 2016
Ondertussen, op de achterbank
De Tekenaar op de achterbank van… Ja, van wat eigenlijk?
Het is 16 februari 1972 en we zijn onderweg naar een Unicef-gala in Luik, voor een vertoning van HAAIENMEER. Door de achterruit zien we feestverlichting en (rechts) het abstracte verkeers-/verbodsbord dat eind maart 1930 door de Volkerenbond in Genève werd gestandaardiseerd.
Maar let vooral op die affreuze kraag van Hergé! Ik herinner me van heel vroeger een buurman uit mijn straat die zo’n jas droeg en waarover mijn vader opmerkte dat ik uit zijn buurt moest blijven.
Zo’n laaghangend kraagje hebben we natuurlijk eerder op een achterbank gezien:
De foto van Hergé werd overigens niet eerder gepubliceerd en komt uit een setje van dertien dat op 25 september onder de hamer gaat bij BanqueDessinée*.
*) KLIK! Zie kavel 258.
vrijdag 9 september 2016
Striptekenaar onder de trein
Hoogste tijd voor een classic thrill:
Dat kan deze keer wel eens quitte of dubbel worden voor onze held!
Nou, wat zei ik?
Wat een prachtig plaatje trouwens – die ingespannen frons, de tanden bijna in het stuur… Morgen is het precies tachtig jaar geleden dat dit levensbedreigende akkefietje zich voordeed in de Petit Vingtième, vandaar.
Dijk van een cliffhanger ook:
Op het omslag geeft Hergé nog iets meer prijs:
Het kogelgat uit de strip (rechts op de voorruit) is hier overigens ingeruild voor een angstig kijkende Bobbie.
We kennen het fortuinlijke vervolg, maar in de praktijk lopen deze fratsen meestal fout af. Twee jaar eerder, op 23 november 1934, gaf de 40-jarige striptekenaar en illustrator Albert Funke Küpper vol gas voor een onbewaakte spoorwegovergang nabij Nunspeet. Dood. Zijn passagier, journalist Piet Bakker, overleefde de klap, of moeten we ‘beng’ zeggen?
Aangereden door een trein en dan deze verwondingen:
Een bloeduitstorting... De journalist Bakker deelde beslist zijn geluk met de reporter Kuifje.
woensdag 7 september 2016
Een viering van het onaffe
Mark Smeets, idolaat van Kuifje, hier op bed met KRAB. Foto uit ‘De triomf van het tekenen’, overzichtswerk van een tekenaar ‘die zo verschrikkelijk veel van stripverhalen houdt dat hij zelf ook niet snapt dat hij nooit een strip heeft voltooid’.
Het is een mooie uitgave* – beslist de mooiste van het jaar – en ik had er al veel eerder over geschreven als ik me er niet zo geïntimideerd door voelde. Het boek catalogiseert goeddeels een onvoltooid oeuvre, waarbij niet het oeuvre op zich maar de bouwstenen daarvan nooit zijn afgemaakt. Tijdens deze Viering van het Onaffe meldt zich hoe dan ook de melancholie en de valse gedachte ‘dat er niet is uitgehaald wat erin zat’. Ik heb inmiddels de leeftijd om daarvoor terug te deinzen.
Ron Rijghard vatte het aardig samen in zijn bespreking in de NRC: via de getuigenissen van familie, vriendinnen en vrienden ‘komt Smeets naar voren als een romantische ziel die zijn gebrek aan doorzettingsvermogen en zelfstandigheid gaandeweg ging koesteren als een verworvenheid. Zo leefde hij, zo tekende hij.’
Bij deze illustratie uit ‘Triomf’ bleef ik gisteravond hangen:
Na een ontmoeting met Smeets stuurde Franquin hem deze zorgvuldige instructie voor het maken van een strip (let vooral ook op de adressering op de envelop in de hand van Guust!).
Franquin was enthousiast over de portfolio van Smeets zoals Hergé dat na een onderhoud óók was. In beide gevallen werden afspraken gemaakt om meer werk in te leveren.
Smeets hield zich er niet aan. Het vooruitzicht van een vaste betrekking, zelfs bij Kuifje of Robbedoes, bezorgde hem de vrees dat dit zou ontaarden in ‘serieus werk’. Veel liever deed hij, in de avonduren en in zijn vrije tijd, zijn eigen ding.
*) Het voorwoord van Chris Ware staat online.
maandag 5 september 2016
Zo walgelijk kunnen ze zijn !
S. vertrok naar de filmkermis in Venetië en ik verheugde me op een paar dagen rustig lezen. Maar dat was buiten mijn luidruchtige collectie gerekend.
De buitenstaander die meent dat een verzameling Kuifje-albums een kalmerend effect heeft, moet zoetjesaan de waarheid kennen. Vooral ’s nachts, wanneer hun lezer afwezig is, kan het rumoer de spuigaten uitlopen. De albums roddelen, giechelen als ze opgewonden raken en er is tenenkrullend leedvermaak. Ze deinzen er niet voor terug elkaar achter elkaars rug om belachelijk te maken. Ik heb CIGARES al diverse malen mijn verontschuldigingen moeten aanbieden voor het gedrag van LOTUS die haar eigen, grafische superioriteit meent te moeten vertalen naar gefluisterde schimpscheuten. CIGARES is nochtans ontroostbaar over de wreedheid van haar benedenbuurvrouw, hoe vaak ik haar ook heb toevertrouwd dat ze haar eigen charmes heeft.
Bij ÎLE NOIRE is de kijverij begrensd tot het eigen plankje. Hier is het hertekende album van De Moor de zondebok. Ik heb de oudere edities en met name hun leider, de eerste druk, aangesproken op hun gepest en de negatieve gevolgen daarvan, maar ze luisterden niet. Sinds ik de De Moor-edities naar een assertiviteitscursus heb gestuurd, gaat het beter (de sarrende en jennende eerste druk kreeg laatst met gelijke munt terugbetaald met het dodelijke ‘Hou toch je smoel, trut! De naam van je maker staat niet eens op je jas!’)
Enfin, elke verzamelaar kan dit soort verhalen vertellen. VOL 714 die zich niet gewaardeerd voelt en nachtenlang kan zuchten als een gebroken blaasbalg. ÉTOILE die rancuneus in zichzelf brabbelt omdat ze een cordon sanitaire vermoedt waar CONGO gewoon met de meute mag meekwebbelen. Het kleffe geneuzel van TIBET die met iedereen vriendjes wil zijn…
Het echte hoofdpijndossier blijft evenwel BIJOUX dat met haar overdreven gevoel van eigenwaarde voortdurend haar avontuurlijke zusjes kleineert. Wordt haar non-avontuur ter discussie gesteld, dan ontploft ze, vernedert de anderen willens en wetens (met name PICAROS moet het ontgelden) en gebruikt ze psychisch geweld op een actieve, strijdlustige en wraakzuchtige manier. Van Stéphane Steeman is bekend dat hij, na vele slapeloze nachten, BIJOUX uit huis plaatste. ‘Ik beheer een verzameling,’ zei hij uitgeput. ‘Geen visafslag.’
Gisteren waren ze met z’n drieëntwintigen eensgezind het invalide ALPH-ART aan het afzeiken. Heel flink! Ik heb gezegd dat ik van ze walg, snoeihard de deur dichtgesmeten en ben gaan lezen in het park.
Een mishandelde PICAROS na een uit de hand gelopen pesterij door BIJOUX.