vrijdag 28 november 2008

De zaak Z.


En waarom eigenlijk, fluister ik in de hoorn (S. heeft ongebroken oortjes), zou ik tweehonderd euro neertellen voor een German Research in World War II met verminkt stofomslag terwijl het ongeschonden exemplaar al twintig jaar in mijn bezit is?
Opnieuw de treiterende stilte die benadrukt dat D. te goed mijn gebreken kent.
Een week later ligt Hergé’s historische inspiratiebron weer op tafel, in belabberde staat ditmaal maar mét een boodschap van auteur Leslie Earl Simon.
Hij mag er nog even blijven liggen.
En dan.
De meeste lezers zetten hun boeken in hun boekenkast. De meeste schrijvers zetten hun boekenkast in hun boeken. Ook daarom benijd ik de Tekenaar.

donderdag 27 november 2008

De zaak V. (3)


De Verweesde Collectie is voor veel liefhebbers een niet te versmaden prooi. Maar toen D. me eens geestdriftig meetroonde naar de flatwoning van een overleden verzamelaar, was het niet de begeerte, maar de vertwijfeling die me deed duizelen. De compacte reeks Franstalige albums (en er zaten aantrekkelijke stukken tussen) schreeuwden niet om een nieuwe eigenaar. Ze bezongen hun ten slotte nutteloze samenzijn - alsof de dood van hun beheerder een bewijs inhield van de eigen, volstrekte betekenisloosheid. Waarom zou ik in godsnaam denken dat het zinvol was om deze boeken te verplaatsen?
Ontdaan nam ik me voor om nooit meer dit soort postume ontdekkingsreizen te ondernemen. Maar hebberigheid is hardnekkig als een parasiet.
Twee jaar later maakte ik, in soortgelijke omstandigheden, kennis met V. die al dagenlang schaamteloze onderhandelingen bleek te voeren met een onwetende nabestaande. En ook toen nam ik me iets voor - dat ik mezelf genadeloos zou afstraffen als ik ooit zo’n criminele inhaligheid zou vertonen.

woensdag 26 november 2008

Spiegel


Na jaren weer eens de Utrechtse Verzamelaarsbeurs bezocht waar de mannen van het Hergé Genootschap de voorpagina van een Le XXe Siècle in een ordinair lijstje hebben gefrommeld. Honderd euro lijkt me toch slightly overpriced - om het zachtjes en zwanger van Angelsaksische ironie uit te drukken.
Maar daar kom ik niet voor.
S. wil haar werkkamer in een nieuw jasje steken, een ernstig gevalletje van sixties look. Niet toevallig zit ze net in de prille productiefase van een televisiefilm over de allereerste drive-inshows (in ’67).
Met de opgewonden pas van een strandlopertje drentelt ze om een kunststoffen stoel van Verner Panton.
‘Wat vind jij?’ vraagt ze ten slotte.
De blik in haar ogen is een spiegel van mijn verzamelaarsziel.
Godbewareme, denk ik. En verzwijg ik, zoals ik de laatste tijd te veel voor haar achterhoud.

dinsdag 25 november 2008

Veiling (6)


‘Dus dít is wat jij onder op eieren lopen verstaat?’
Verbazing springt uit een diepe bontkraag. De blauwbekkende B. lijkt op olieboer Payne die het expeditieschip Aurora voor zijn neus ziet opstomen. Hij zet flink de vaart in zijn bedenkingen: ‘Doodleuk beweren dat die harteloze neef al jaren loopt te leuren met zijn brieven en dat de weduwe van Hergé ze uiteindelijk, via de moedwillige omweg van een veiling, zélf heeft gekocht… Dat is…’
‘Dat is niet helemaal juist,’ pruttel ik. Maar op het terras voor ons café sneeuwt ook de nuance onder.
B. schudt zijn hoofd en neemt een bruuske trek van zijn shag. ‘Je bent een olifant die roereieren bakt in de porseleinkast,’ besluit hij.

maandag 24 november 2008

Veiling (4)


Wat dan nog rest zijn de uitslagen op maandagochtend. De winnaars: neef Georges die met veel geruis ‘een pagina in zijn leven omslaat’ en aldus voor het verkwanselen van privé-post 90.000 euro opstrijkt. Nog een winnaar: het veilinghuis Artcurial dat niet enkel een plezierig hamerprijsje ophengelt, maar vooral ook zijn rol als prestigieuze vendupartij bestendigd ziet. Grote verliezer: de levenslang weifelende Hergé wiens intiemste gedachten harteloos worden overgeleverd aan een publiek prijzencircus.
Tot slot: ook zonder een mastertitel in de micro-economie kun je constateren dat het toch weer vooral de jongens en meisjes van Moulinsart en Studio’s Hergé zijn die bij deze openbare verkoop terloops garen spinnen.

Vraag: moet je dan wél een cynicus zijn om dat ‘terloops’ te schrappen en te vervangen door ‘doelbewust’?

Veiling (5)


‘Ik heb’, zegt neef Georges in een interview met Le Soir, ‘contact opgenomen met Fanny Rodwell en gezegd dat ik die brieven niet wilde behouden. Ik kreeg geen antwoord.’ Voor een partij die altijd en overal bóvenop zit, is dat zwijgen natuurlijk nogal curieus. Tenzij…

Ik herinner me hoe Marc Chervel, Frans ontwikkelingseconoom, in 2001 refereerde - en niet zonder bewondering - aan de Fondation Hergé (zoals de Studio’s destijds heette) als ...een succesvolle autoproducent wiens laatste nieuwe model vijfentwintig jaar geleden van de band rolde... In die contradictie schuilt een klein Wirtschaftswunder. Of is het domweg de uitkristallisering van een geniale marketingtechniek?

Lastig te volgen? Laten we ons dan wagen aan een reconstructie bij benadering (bij gebrek aan een kritische beschouwing in de pers). De 60-jarige neef benadert de 74-jarige weduwe met een voluptueus pakket brieven, foto's en schetsen van haar ex-man. De weduwe wikt en weegt. Het is, nogmaals, onaannemelijk dat men bij de Studio’s geen interesse heeft in deze hoogstpersoonlijke correspondentie. Maar allicht dat men onmiddellijk de publicitaire potentie herkent. Een onderhands handjeklap met Georges jr. lijkt dan uitgesloten, want heeft amper nieuwswaarde. Een publieke veiling daarentegen vervult in alle opzichten de kritieke corporate mission van Moulinsart en de Studio’s: het kunstmatig in leven houden van een stripheld waarvan het laatste avontuur inmiddels ruim 30 jaar geleden in druk verscheen.

Ten onrechte wordt over free publicity gezegd dat ‘de waarde ervan niet in geld is uit te drukken.’ Dat is niet helemaal waar. Op basis van aandachtsruimte kan elk professioneel mediabureau een kosten/baten-analyse maken. De media-aandacht van de afgelopen week voor het merk Kuifje (zelfs de HuffPo, het door en door Amerikaanse politieke blog The Huffington Post, pakte flink uit met het veilingnieuws) vertegenwoordigt een marketingwaarde van vele, vele miljoenen. Daarbij valt de 90.000 euro die ‘anoniem en telefonisch’ (!) werd geboden in het niet. De weduwe c.s. heeft het, kortom, weer slim gespeeld. Dat is overigens geen cynische conclusie. Diep in mijn hart deel ik met econoom Chervel de bewondering voor een bedrijf dat zijn onmogelijke missie telkens met zoveel zwier vervult.

vrijdag 21 november 2008

Veiling (1)


Un ensemble de 136 lettres inédites d'Hergé, ainsi que des photos et croquis réalisés par le créateur de Tintin, ont été vendus 90.000 euros (sans les frais), vendredi à Paris, lors d'une vente aux enchères de la maison Artcurial. *

* Bron: Le Soir, 21.11.2008, 19:55

Veiling (2)


Kunstgrepen in overvloed om de prijs van een veilingstuk te manipuleren. Het sollen met de pedigree is wijdverbreid en doet ten minste een beroep op de fantasie (en allicht dat ik me er daarom wel mee kan amuseren).
Een pedigree is de stamboom van een kunstwerk, maar ik ken een verzamelaar (tevens zeer fervent bezoeker van veilingen) die consequent over een ‘stappenteller’ spreekt. De stamboom, mits integer opgesteld, geeft immers aan in hoeveel stappen men bij de Oervader is. Laten we zeggen dat het een Klare Lijn is die loopt van de kunstenaar naar de laatste eigenaar van het stuk. De bottle neck schuilt in dat bijzinnetje: ‘mits integer opgesteld’. Het kan namelijk buitengewoon lonend zijn om met de afkomst te sjoemelen. Een indrukwekkende pedigree vertroebelt al snel het onderscheidingsvermogen van de potentiële koper (Kan me niet schelen wat het kost, dit is zó bijzonder, ik moét dit hebben!). Bovendien verleent het een vervalsing de schijn van authenticiteit.

Veiling (3)


Slimme verkopers (en lees hier vooral ook: veilinghuizen) gebruiken de pedigree als marketingtool, een mooi verhaal dat free publicity genereert en dus de belangstelling voor een kavel aanwakkert en de prijs opdrijft.
Marketeers creëren waarde, ze maken ons wijs dat de tomatensaus voor over de spaghetti ambachtelijk gemaakt wordt in het fabriekje van een gezellige troep Toscaanse omaatjes. Dat mogen ze straffeloos vertellen. Evengoed mag een veilinghuis beweren dat een gouache van de voorplaat van een Kuifje-album ‘in de jaren dertig door de tekenaar is geschonken aan een oud vrouwtje en vervolgens vijftig jaar is opgeborgen geweest in een koffer op zolder’. Dat maakt het aantal stappen tussen de Kunstenaar en de laatste twee eigenaren (een verzamelaar en een buitenlandse zakenman) klein en het stuk dus extra aantrekkelijk. Bovendien is het een anekdote die de media graag overnemen.

We moeten het alleen niet klakkeloos geloven.

Want circuleerde ‘Tintin en Amérique’ niet al in de jaren zeventig in verzamelaarskringen? D. kan dat in elk geval bevestigen. En hoe zit het eigenlijk met die 136 brieven van Hergé die zijn gelijknamige neef vanavond onder de hamer bracht? De veilingcatalogus meldt alvast: nooit eerder op de markt gezien. Het verhaal achter kavel 31 is aanlokkelijk. ‘Nu ik zestig ben, wil ik deze pagina weleens omslaan,’ verklaart Georges Rémi jr. die gretig door de dagbladen wordt geciteerd.

Maar wacht nou eens. En die dozen dan met ‘unieke correspondentie’ die eind jaren negentig onderhands werden aangeboden? Die ik indertijd in een tijdsbestek van minder dan een jaar twee (2) maal kreeg aangeboden (waarvan eenmaal door D. die ‘een bemiddelingsdienst verleende aan een Franse tussenpersoon bij de verkoop van onder meer ruim 125 brieven’)? Ruim 125 brieven? Wilde Jr. de bladzijde al eerder omslaan? Of had Philippe Goddin misschien met open venster en tijdens een licht briesje zijn archiefwerkzaamheden verricht?



Binnenkort: Hoe verkoop je een album dat voor minder dan 25 duizend euro op de markt is voor meer dan € 60.000?


Stoppen met Kuifje (7.1)


Tijdens de jaren van de laatste Argentijnse militaire dictatuur hebben veel mensen hun boeken in wc-potten en in badkuipen verbrand en hele verzamelingen achter hun huis begraven. Ze waren evident gevaarlijk geworden. De mensen maakten een keus tussen de boeken en hun eigen leven en werden zo hun eigen beul.*

B. die me ruggengraatloosheid verwijt omdat ik, ondanks alles, nog steeds niet ben gestopt. Met een blonde Maredsous en een irritante onbuigzaamheid filosofeert hij over de aard van de dictatuur die mij zal dwingen afstand te doen van mijn collectie. Het totalitarisme als laatste redmiddel voor de verzamelaar die maar geen afscheid kan nemen.
Maar linksom of rechtsom, welk schrikbewind zal zich nog opwinden over het geesteskind van Hergé?
‘Elk schrikbewind,’ zegt hij ten slotte. ‘Ga maar na. Despoten gruwen van transparantie. De Klare Lijn is dus een natuurlijke vijand en hun eerste slachtoffer.’
Ik denk aan de antieke, geëmailleerde Engelse badkuip waar S. op de Zavel verliefd op werd en die zij zichzelf, heel genereus, cadeau deed. We kunnen er met zijn tweetjes in, maar verdomd: als het erop aankomt, is hij veel te klein.

* Uit: Het papieren huis, Carlos María Domíngues

donderdag 20 november 2008

De zaak V. (2)


Hoe sluw en schaamteloos V. ook opereert in de piste der collectioneurs (volgende week meer daarover, ik laat me niets meer aan hem gelegen liggen), juridisch kon ik hem eenvoudig van me afschudden. Hij wist zijn beschuldigingen domweg niet hard te maken. Om dezelfde redenen moest ik overigens, bij die ándere conflictpartij, de preventieve censuur van een dading accepteren. Zuur, maar niet onoverkomelijk.

S. kon zich uiteindelijk vinden in mijn weerzin voor De Rechtmatige Eigenaar. Wat bleef was haar misnoegen dat voortvloeide uit de oeroude wijsheid dat gestolen goed nu eenmaal niet gedijt. Of, zoals ze aan de overzijde van de oceaan durven beweren: ill-gotten goods seldom prosper (nochtans zaten de Indianen daar dus wél met de gebakken peren, iets wat het bleekgezicht Hergé maar moeilijk kon verkroppen. Maar dat is een ander verhaal).

Het compromis waarmee de huiselijke vredespijp werd gerookt, was: niet teruggeven, wel wegdoen. D. gaat bemiddelen bij de verkoop, de opbrengst zal ik op rekening storten van Artsen Zonder Grenzen - lichtjes tegenstribbelend, ongetwijfeld, maar het goede doel is in dit geval de prijs van een goede relatie. Mijn suggestie om het geld dan maar over te maken naar de Stichting Eekhoornopvang (toch een biologische verzamelaarssoort bij uitstek) heeft S. al afgewimpeld met een vinnig ‘Komediant!’
Ze zei wat Germaine Kieckens dacht.
Maar dat zeg ik niet.

dinsdag 18 november 2008

De zaak V. (1)


Volgens S. begint eerlijkheid pas bij twijfel aan de eigen eerlijkheid. ‘Nu klop je jezelf op de borst voor je oprechtheid terwijl het dat nou juist níet is. Het is pseudo-fatsoen. Nep.’
Minus die omhaal van woorden: ze vind me een hypocriet. Opbiechten dat een schets uit mijn verzameling van diefstal afkomstig is, ontslaat me niet van de plicht de gestolen waar terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. Zonder die handeling van berouw, zegt ze onheilspellend, hoef ik niet te rekenen op absolutie.
Maar ik vertik het om deugdzamer te zijn dan mijn krachten toelaten.
‘Teruggeven?’ antwoord ik verontwaardigd. ‘Aan die adder?’

Verzamelaars kunnen wreed zijn in hun hebzucht. Zonder bezitsdrang is er geen collectie, maar hoeveel menselijkheid ben je bereid in te leveren bij het binnenhalen van de prooi? In zijn inhaligheid is V. een roofdier waarvoor het advies geldt: Benaderen op eigen risico.
S. schudt meewarig haar hoofd en zegt wat ze al eerder zei: ‘Hou het nou toch gewoon klein. Zo erg is hij vast niet.’
En ik zeg: ‘Hij is nog erger. Luister…’

maandag 17 november 2008

Schrijnende melancholie


‘Maar waar zijn de… poppetjes?’
Schaapachtig lachje, alsof, nee, omdat ze zich schaamt voor die vraag.
Er zijn geen poppetjes.
Er is de gietijzeren vitrine met Het Eerste Album - een kraakheldere mise-en-scène: de verzamelaar met zijn belangrijkste vangst als rugdekking. Maar het is kansloos. Dit meisje hoopte op een manshoge maanraket, minstens, en liever nog een polyester Kuifje uit de Galerie Fourcart om het kader mee af te bakenen. Mijn witte handschoentjes zullen haar teleurstelling niet wegvagen.

S. kent haar moeder, een kunstenares waarvan het altijd moeilijk is vast te stellen of ze gekleed is voor een vernissage of voor een operatie. ‘Ze doet een filmopleiding,’ zei S. ‘Ze wil afstuderen met een Honigmann-achtige documentaire over verzameldrift en bezitsdrang. Ik heb gezegd dat ze jou mag bellen.’
Dat ‘Honigmann-achtige’ vond ik interessant. En ook wel aanmatigend, voor een student. Heddy Honigmann maakt zeldzaam grondig geresearchede films: schrijnende juweeltjes over melancholie. Ik ben slechts gematigd melancholiek - bij lange na niet toereikend om er mijn ‘verzameldrift en bezitsdrang’ mee te verklaren.

De jonge filmmaakster besluit haar draaiboek aan te passen en dirigeert me naar een bankje in het Vondelpark. Benen verkrampt over elkaar, AU PAYS DES SOVIETS op schoot. Langdurig tuurt ze in de viewfinder van de camera en lijkt ten slotte tevreden. Dan vraagt ze, misschien wel om het ijs te breken: ‘Denkt u dat hij nog eens een nieuw boek maakt?’
Het duurt even voor de volle betekenis van die vraag tot me doordringt.
Verbluft schud ik mijn hoofd. ‘Ik denk het eigenlijk niet. Hij is…’
‘Zonde hoor,’ walst ze over me heen. ‘Terwijl hij toch zo geweldig kan tekenen.’
Het klinkt als een verwijt.
En ik val haar bij: ‘Ach ja, een lamzak, dat is het!’
Het schrijnende heeft ze alvast in de vingers. Nu de research nog.

zaterdag 15 november 2008

Bemachtigen & bezitten


Wie niet van kopen houdt, wordt nooit verzamelaar. Het verwerven is de cruciale fase in het verzamelproces: daar en dan moet het beste werk (…) worden bemachtigd en een passende prijs betaald. Het kopen is voor sommigen zelfs het hoogtepunt in het verzamelproces dat door niets anders is te evenaren - zelfs niet door het bezit van een begeerd stuk.*


* Citaat uit Iets wat zo veel kost, is alles waard van kunstcritica Reneé Steenbergen. Haar vuistdikke onderzoeksrapport naar de motieven van verzamelaars lijkt me een significant vertrekpunt voor de herstart (aanstaande maandag) van A la recherche… Let op de termen ‘bemachtigen’, ‘passende prijs’, ‘bezitten’: daarover gaan we hier de komende weken (ofschoon verstrikt in het wurgkoord van de dading) eens opgewekt uitweiden. Wie overigens nu reeds de pijn van de begeerte wil voelen, bladert door deze al even dikke veilingcatalogus. Schenk vooral aandacht aan twee kavels. Lot 31: een verzameling van 136 brieven die Hergé schreef aan zijn Germaine. De verwachtingen zijn hoog (€ 15.000 - 20.000) en de toevoeging Du jamais vu sur le marché is zeer betwistbaar (maar daarover later meer). Lot 614 omvat schetsen voor VLUCHT 714 en heeft in de kavelbeschrijving de slimme lokroep Pièce de musée waarmee openlijk gelonkt wordt naar een herhaling van de prijsexplosie van dat andere zogenaamde museumstuk: de gouache van AMERIQUE, in maart van dit jaar. Ook daar kom ik op terug.

donderdag 6 november 2008

Korte samenvatting


Bon, men stelde dus een dading voor.
Bij D., die deze kwestie geamuseerd volgt (S. ergert zich groen en geel aan zijn laconieke telefoontjes) riep dat geen vragen op. De term is dan ook in jure Vlaams als maar zijn kan.

Niet dus.

Ik noteerde al eerder mijn onnozelheid op het juridische vlak. Mijn monter facturerende advocaat verklaarde dat de dading in wezen niets meer is dan een schikking, zij het dat déze dading voortvloeit uit het Belgische burgerlijk wetboek en dus toch iets méér is dan althans de Nederlandse schikking.
‘Begrijpt u?’

Wees overigens niet bevreesd, beste A la recherche-lezer, een kurkdroog exposé à la Alfredo Topolino (abrupt afgebroken door een ferme explosie…) zal u bespaard blijven. Korte samenvatting van het voorafgaande: ik heb middels het tekenen van een contract een geschil beslecht met een partij wiens naam ik bijgevolg op deze plek en ook elders in geen geval mag noemen. Ik mag ook niet de namen van personen noemen waarvan ik redelijker wijze mag aannemen dat via hen de naam van de partij herleidbaar is die ik niet mag noemen. Dit geldt overigens ook voor bijvoorbeeld (geografische) situaties en voorwerpen. Evenmin mag ik de suggestie wekken dat ik aan de dadingspartij refereer in een weliswaar geanonimiseerde doch gespecificeerde beroepsomschrijving.

Hoewel ik er mijn krabbel onder heb gezet, wil ik toch even wijzen op de laatste afspraak: die is, mild gezegd, nogal krankzinnig. In praktijk mag ik het hier bijvoorbeeld hebben over ‘een zekere organisator’, maar niet over ‘een zekere ■■■organisator’! Verlaag ik me toch tot zulk wangedrag dan geeft Artikel 2053 van het Wetboek mij het nakijken.
Het laatste woord over dit juridische akkefietje?
Ja.
Of nee, natuurlijk niet. Ook zonder getuigschrift van de scouting ken ik zoiets als een persoonlijke eer. Zwijgen is in dit geval niet om aan te horen. Ik zal op eieren moeten lopen, maar vanaf maandag 17 november vervolg ik hier mijn reis.