dinsdag 18 februari 2014

Fonkelende ogen (1)



Pintura negra. Carte noire. Links oom Tchake, rechts de jonge Georges.

In het schemerduister van de grot boog zich een enorme kop over me heen en staarden twee fonkelende ogen me aan.

TIBET, pagina 58. Is dat het? Is dát de meest ondubbelzinnige verbeelding van een traumatische wond waaraan de Tekenaar zich heeft gewaagd? Het misbruik door zijn tien jaar oudere oom Tchake (Arthur Dufour, de jongere broer van zijn moeder), waarover Benoît Peeters rept in zijn ‘Fils de Tintin’ en waarover de biograaf tegelijk terughoudend is, want: geen documentatie, geen ooggetuigen?

Let op de angst bij Tchang voor de boosaardigheid van de Yeti (die óók zorgzaam is). Het tafereel is, ook zonder de begeleidende tekst, emblematisch voor kindermisbruik in een thuissituatie. Het lijkt me allemaal zó onmiskenbaar dat ik in het duister tast over deze schamele Google-score: Tchake + Hergé = 9 hits.