dinsdag 9 februari 2010

Ongelukkig



Huisetentje met een vriend van S. die psycholoog is en een specialist in (micro-)expressie. Dat wil zeggen: hij traint af en toe douaniers in het lezen van gezichten. Van psychognomie (gelaatkunde) moet hij overigens niets hebben (‘Je reinste kwak!’). Toch is hij makkelijk over te halen tot een onschuldig experiment: kan hij met zijn expertise op deze foto uit 1922 de schooljongen aanwijzen die later een wereldberoemd kunstenaar zal worden?

Hij kiest ten slotte voor de knaap die helemaal links staat, op basis van diens blik (‘dromerig, disloquant’) én vanwege een fenomeen dat volgens hem zo goed als een wetmatigheid is: ‘Op groepsfoto’s uit hun jonge jaren zie je kunstenaars zelden in het centrum van het beeld, let daar maar eens op.’

Nog een vraag dan: wie zal volgens de specialist een potje van zijn leven maken?

Zijn vingers wijzen nu naar de jochies die wél in centrum staan (derde van links, staand / derde van rechts, staand). ‘Kijk die kinnen eens omhoog staan! En de lippen samengeknepen; vooral bij die jongen links lijkt de weerzin en superioriteit authentiek. Zeg maar, bijna een blauwdruk voor een ongelukkige levensloop.’

Enfin, de vriend van S. zit ernaast en toch ook niet. En eigenlijk vind ik zijn bevindingen nogal verbluffend.
De beroemde kunstenaar heeft hij niet kunnen aanwijzen.
Maar de jongen die hij een ongelukkig leven toedicht (derde van links, staand) is wel degelijk Hergé…