‘Zeg, wil je een raceauto?’ vraagt mijn relatiemanager waarmee ik mijn nabije New Yorkse missie heb doorgesproken. Luttele minuten later word ik de bank uitgeloodst met een radiografisch bestuurbare Formule 1-bolide onder de arm. ‘In één klap waardeloos geworden,’ relativeerde mijn contact dit zonderlinge cadeautje, verwijzend naar een afgebroken sponsorschap (‘Ja, we moeten nog 1500 van die dingen zien weg te werken’).
Het wagentje blijkt hoekig als de kaken van de kreukvrije Michel Vaillant.
Ik denk aan het machtige racemonster van sir Archibald Pump en betreur de teloorgang van zoveel klare lijnen.