I.
Naar de Amsterdam Art Fair, wat dit jaar een wandeltochtje behelsde naar een tent op het Museumplein. Het tentzeil zorgde voor een mooi clair-obscur, maar de pret werd bedorven door een katterig gemoed. Wat ik zag, liet me koud en allengs bekroop me de onzalige gedachte dat ik me in het epicentrum van de verveling bevond.
Och zie, mijn grootste angst: dat een temporaire onverschilligheid voor hedendaagse kunst chronisch van aard zal blijken. En zonder hunkering van de geest kan het lijf zich wel opknopen. Fluks zocht ik verlossing in mijn buurtkroeg waar regels van gemanierdheid de toog sierden en de beroering de kop indrukten:
Wilt gy ja zuipen, dan zuip met een lepel als een monnik. En zuip niet hardop als een kalf; zuip stillekens als eene jonkvrouwe.
II.
Illustratie bij het artikel in De Standaard, afgelopen zaterdag, over Tonnerre de Brest!, nieuwe expositie in het Hergé Museum over hedendaagse kunst in het werk van Hergé.
‘Hergé als zondagsschilder’ luidt de kopregel over de gehele pagina. Ook in benevelde conditie is het zonneklaar: tekst en beeld vallen hier in elkaar als klittenband.