Zaterdagavond dineerde ik met Maria Döszt-Sponsz op het terras van ‘Klow’, een pop-up restaurant aan de Gedempte Zaagmolensloot. Ze is een dochter van Josip Sponsz, de naar Syldavië gevluchte oudste zoon van Paul-Erich Sponsz, het beruchte hoofd van de Bordurische geheime dienst, ZEP.
Als ‘Kleindochter van de Kolonel’ reist de bescheiden, bedachtzame en zacht pratende Döszt-Sponsz langs de Europese Kuifje-fandagen, om tegen betaling handtekeningen te zetten. Ze houdt zich verre van de politiek, maar in een gesprek met de Vlaamse stripjournalist Geert de Weyer verloor ze onlangs heel even haar kalmte toen deze de ontmoetingen van de Amerikaanse president met de hoogbejaarde dictator van Bordurië ter sprake bracht (‘Met dat smerige zwijn van een Plekszy-Gladz kun je geen afspraken maken, nooit!’).
Terwijl ik me een weg baande door een wat wrange gulyas van gestoofde foxterriër, vertelde Döszt-Sponsz me dat ze vaak de albums waarin haar opa een rol speelt (TOURNESOL, PICAROS), krijgt voorgelegd, maar dat ze het liefste haar handtekening zet in SCEPTRE. Dat moet dan wel een latere uitgave zijn. Niet omdat ze de slappe lach krijgt van de uniformen waarin Hergé zijn Syldavische paleiswacht in eerste instantie liet poseren:
…maar om een vaak over het hoofd gezien detail dat de nieuwe en definitieve versie van het SCEPTRE-omslag volgens haar zo sterk maakt:
Döszt-Sponsz: ‘Zie je hoe er nu geen twijfel meer kan bestaan over waarnaar die paleiswacht kijkt? Hij kijkt naar ons, de lezer, en dus naar mij! Onze blikken kruisen en we herkennen elkaar telkens weer in onze rol als figurant in het universum van Hergé. Een intiem moment – het ontroert me nog steeds.’
Maria Döszt-Sponsz is vanavond te gast bij Jeroen Pauw (NPO1, 23.00). Samen met Rasmus Szut en Gabriël Lampion praat ze over haar rol in de bekroonde documentaire ‘Après Hergé - Les enfants oubliés’.