vrijdag 30 mei 2014

Goudkoorts



De Haagse stripgalerie Panda, van Hans Matla, begin jaren tachtig. Let op de gouache van Hergé, gemaakt voor het omslag van CIGARES, aan de muur uiterst rechts. Het prijskaartje is niet zichtbaar: 60.000 gulden. Matla betaalde er zelf 15.000 gulden voor en zal ’m uiteindelijk, door schulden gedwongen, moeten verkopen voor een halve ton. Tien jaar eerder, in 1971, kocht de Nederlandse verzamelaar Fred Neve de gouache voor vijftig gulden. Vijf tientjes voor een stuk dat op 8 december 1990 bij Drouot in Parijs onder de hamer ging voor 1,2 miljoen gulden*...
Of toch niet?

Enfin, oudere verzamelaars kennen het verhaal, er is veel over geschreven – maar nergens zo fraai en opwindend als in het magazine De Toestand, van Peter de Raaf en Pieter van Oudheusden, uit februari/maart 1991.

Een thrillerachtige longread voor het weekend. En wie is toch die geheimzinnige meneer Gargle?





*) Herleid naar de koopkracht van 2014: twee miljoen gulden. Nog steeds een paar fikse stappen verwijderd van de 2,5 miljoen euro die die vermaledijde schutbladen opbrachten, maar toch.


Rechtzetting


Mailtje van een oplettende lezer die wijst op een storende fout: het abstracte werkstuk van Hergé (kavel 10 op de veiling van Artcurial) staat hier al drie weken op z’n kant.

Niet zo:


Maar zo:


Overigens was er voor de richtprijs van dertig mille geen koper voor het doek te vinden. Die was er een maand eerder wel voor dit Magritte-duplikaat:


Twee veiligheidsspelden in een bewolkte hemel, ‘een ongewone compositie die de kijker onderdompelt in mijmering en bezinning’. Eind april door Banque Dessinée afgehamerd op € 7500. Gedateerd 1966 en gesigneerd door ‘een kunstenaar die tijdelijk bevrijd is van de beperkingen van de strip’: Victor Hubinon. De koper bleef anoniem. Lady X?

woensdag 28 mei 2014

Fictie



I.

De édition universelle (ook wel: édition avant la lettre) van CONGO, uit 1949. Promotionele uitgave waarmee je als vertegenwoordiger zelfs bij de Arumbaya-indianen potten kunt breken. Want zonder titelvermelding en met lege tekstballonnen. Kavel 72 op de Hergé-veiling van Artcurial en daar afgelopen zaterdag afgehamerd op € 34.036. Het is een gimmick waarover ik al eerder schreef.
Maar laten we deze keer, op verzoek van D., inzoomen op de omschrijving in de catalogus:

Album quasi neuf. Huit exemplaires connus.

Bij Coutau Bégarie werd in februari vorig jaar ook een exemplaar afgetikt. Opbrengst: € 25.000. Catalogusomschrijving:

Album à l'état proche du neuf. 9 exemplaires connus.

We zijn een jaartje verder en er is inmiddels één exemplaar minder bekend. Fatale vuurhaard bij een verzamelaar?

Piasa dan, mei 2010:

Un des plus beaux exemplaires connus.

Geen schriftelijke verwijzing naar het aantal bekende exemplaren ditmaal, maar D. herinnert zich nog scherp het intelligent opgeklopte sfeertje rondom dit album en de toelichting tijdens een private expositie in Parijs dat er ‘overall misschien nog maar vier of vijf exemplaren van bestaan’. Piasa vermeldt in de catalogus daarnaast als enige ook de (zeer betwistbare) oplage van dit album: tien exemplaren. Zulke asserties dragen bij aan het opdrijven van de prijs. Opbrengst destijds : € 48.000.

II.
Quasi neuf. Proche du neuf. Un des plus beaux exemplaires. Meer nog dan met dit creatief aanschurken tegen de nieuwstaat, wordt hier gegoocheld met de fictie van de exclusiviteit. Huit exemplaires connus! Bekend bij wie? Bij de ‘experts’? Dan moet je de markt door en door kennen en laat dat nou, wie er verder ook wat over beweert, een illusie zijn.

‘De’ markt bestaat domweg niet.

Wijlen Jan Pieter Glerum, de veilingmeester, bekende ooit dat hij zijn eigen expertise wel moest relativeren omdat er, ondanks zijn ervaring van decennia, zijn kennis en zijn ontmoetingen, ‘een voortdurend besef is van een andere wereld – nee, werelden – waarvan ik geen weet heb of zelfs maar kan hebben.’

III.
‘De expert die tevens handelaar is, moeten we ten diepste wantrouwen. Zijn belang ligt niet in het doorgronden van het verzamelobject, maar in het fictionaliseren daarvan. Zijn verhaal is uiteindelijk de drager van de transactie.’

Dixit veelvraat Boudewijn Büch. Ik kom er binnenkort op terug omdat ik zoetjesaan alle listen en streken uit de kunstwereld gemeengoed zie worden in het stripmilieu. Maar maandag duiken we eerst in een andere wereld, die van de vervalsingen.

maandag 26 mei 2014

To catch a thief


I.
Naar Nice gevlogen, het nieuwe boek van Peter Terrin gelezen (‘Monte Carlo’) en me bij S. gevoegd in Cannes. ’s Avonds aten we zalmtartaar en octopussalade op een terras waar een Zweeds acteur werd bestookt door paparazzi.
Tot zover de mondaine component.
Het boek was beter dan de vis, maar de vis was geheid beter dan de acteur (Dolph Lundgren).

Een paar dagen later zagen we op het Festival de nieuwe film van Jean-Luc Godard - wat even vervreemdend werkte als het lezen van een interview met Fanny. Gevoelsmatig zijn deze Jean-Luc en deze Fanny niet origineel. De gedachte dat de echte Regisseur en de echte Vrouw Van bij een andere eeuw horen en niet meer leven, is een hardnekkige.

II.


Zaterdagavond, een derde prijs voor Godard en, las ik in een sms van D., de hoofdprijs voor Artcurial: ‘2,5 miljoen voor de schutbladen’. Voor dat bedrag in dollars schoot Alfred Hitchcock zestig jaar geleden aan de Franse Rivièra To Catch A Thief, romantische thriller over een voormalige juwelendief.

Overigens lees je bijna nergens hoe die schutbladen op de markt zijn gekomen*. Gestolen uit de Studios, kort na de dood van Hergé? Alleen Le Monde schreef bij mijn weten dat die kans groot is en citeert Benoît Peeters over de periode van onzekerheid onder de medewerkers van Hergé, in de maanden na diens overlijden. Dat er toen veel, heel veel verdween, is bij een enkeling bekend. Peeters, met gevoel voor understatement: ‘Het was een beetje een selfservice aan de Louizalaan’. Wie nam er spullen mee? Peeters: ‘Je kunt beter vragen wie dat niet deed.’


*) In 1992 gingen ze in Parijs al eens onder de hamer voor 430.000 francs, bijna 82.000 euro.





NASCHRIFT, maandagmiddag 15.10 uur:
De verkoopstatistieken waaruit we kunnen opmaken dat a) de gestolen waar wordt verscheept naar de overzijde van de oceaan, en b) de Afrikaanse collectioneurs het weer eens deerlijk hebben laten afweten:



zaterdag 17 mei 2014

Fanny


Je maakt toch ook geen nieuwe Picasso’s?

De Weduwe doet niet minnetjes over de kunst van haar eerste man... Pikante kop boven een interview van Toon Horsten met Fanny, hedenochtend in De Standaard:



vrijdag 16 mei 2014

Calculus


Leuk openingskavel gisteravond op de Catawiki-veiling:


...de gesigneerde debuutroman uit 1953 van de toen 22-jarige David Cornwell onder het pseudoniem John le Carré. Hergé maakte er al een jaar later een verstripping van (publicatie in het Weekblad vanaf december 1954) en verplaatste de intrige van Moskou naar Szohôd, hoofdstad van het fictieve staatje Bordurië:


De Britse verfilming, uit 1964, bleef dichter bij het bronmateriaal: een suspensrijke Koude-Oorlogsthriller met een opvallend gastrolletje van Michael Caine:


In de Amerikaanse remake uit 1999, het hilarisch slechte ‘The Calculus Files’ met Steven Seagal, is de spanning ingeruild voor extreem geweld:


Links Steven Frederic Seagal:


… en rechts Dick Matena. Hoewel de tekenaar diverse malen verzekerde dat zijn gezondheid naar de gallemiezen is en hij zich nimmer meer aan verstrippingen gaat wagen, start Het Parool volgende maand met de dagelijkse voorpublicatie van zijn ‘De zaak Zonnebloem’:


Matena hoopt het verhaal eind 2017 te hebben afgerond.





Ik knijp er even tussenuit.
Terug op dinsdag 27 mei.

dinsdag 13 mei 2014

Kuifje onder de loep (49)


Bon, snel door met onze beeld-voor-beeldanalyse van het oeuvre van Hergé. Deze middag plaat 18, strook 4 uit de oorspronkelijke Nederlandstalige editie van ÎLE NOIRE:


Onze held raakt weer eens bedwelmd door de chloroform. Hij zijgt niet ineen, maar stuitert in licht gevouwen vorm op zijn achterwerk. Dat is de facto de geoefende val van een slapstickartiest.

Veel fraaier - want buiten beeld - is de bedwelming met chloroform in LOTUS BLEU:


Hergé is in zijn loopbaan erg scheutig geweest met het gevaarlijke (kankerverwekkende...) goedje: we zien het ook in SOVIETS (enkele druppels in een plant) en in AMÉRIQUE. En ook ná het gedonderjaag in de villa van dr. Müller zal de farmaciekruik nog in diverse albums worden geopend. Zoals hier in LICORNE:


Wat ons bij de vaststelling brengt dat een serieuze Hergé-collectie niet compleet is zonder zo’n decoratieve chloroformfles. Die zijn voor kleine prijsjes ruim voorradig op het web:


Overigens schuurt de visuele attractie van zo’n chemische knock-out nogal met de werkelijkheid. In de praktijk duurt het twaalf tot veertig (!) minuten om iemand met chloroform in slaap te brengen. Komt bij dat het verschil tussen een werkzame dosis en een dodelijke dosis zeer klein is. Bovendien is er bij het terloops inademen een groot risico op SSDS, het Sudden Sniffing Death Syndrome.

Dat het geesteskind van Hergé in de loop van decennia uit elke bedwelming schadevrij ontwaakt, lijkt onmogelijk - en is dat waarschijnlijk ook. In een volgende collegereeks zullen we zien dat het onverschillige optreden van Kuifje in PICAROS niet te wijten is aan het inademen van de giftige vulkaangassen in VOL 714 (zoals tot nog toe aangenomen) maar vermoedelijk te wijten is aan hersenletsel, voortvloeiend uit de geregelde blootstelling aan chloroform.

maandag 12 mei 2014

An excellent day for an exorcism


Sinds ik twee maanden geleden met S. aanschoof bij een optreden van het twaalfkoppige B-Movie Orchestra (met de kwelende Cinematic Fever Girls) is er een hardnekkige oorwurm die Voce d’Amore heet. Muziek die zich vasthaakt in het hoofd is vaak al van aanvechtbare klasse, maar hier dalen we toch wel af naar de onpeilbare diepten van de hysterische kitsch. Inmiddels leek zelfs de Milanese nachtegaal me aantrekkelijker gezelschap en overwoog ik Securit-glazen in mijn leesbril.


‘Gewoon tien keer achterelkaar afspelen, dan ben je het kwijt,’ adviseerde S. ‘Maar wel graag in je werkkamer.’
Na zes draaibeurten sprong sopraan Edda Dell’Orso uit mijn hoofd - en nestelde zich in mijn verzameling. De albums die al die jaren beschaafd hun mond hebben gehouden, bezitten nu een weeklagende stem om hun nutteloosheid te bezingen.

Ik belde het wijkgebouw van de Pinkstergemeente en liet me doorverbinden met een exorcist.

donderdag 8 mei 2014

Styx (2)


I.
‘Haat’ (of ‘afschuw’) is overigens de letterlijke betekenis van Styx. In die zin is Éditions Styx een min of meer treffend uitgeefimprint voor een fabeltjesboek uit 1941.
Op pagina 43 vangt ‘Les deux juifs et leur pari’ aan (‘De twee joden en hun weddenschap’) met vijf pagina’s verder de uitsmijter ‘Een jood komt altijd nog iemand tegen die joodser is dan hij’. De karikaturen die Hergé erbij tekent, bevallen auteur De Vroylande zo goed dat hij er bij de tekenaar op aandringt ze alsnog toe te voegen aan het omslag.

Met pijn en moeite (véél pijn en moeite) kunnen we in dit alles een nuance aanbrengen, maar in de eerste week van mei en op de dag dat het toneelstuk Anne in première gaat, kunnen we het ook laten.

II.


‘Tintin et Milou au Paradis’. Geen geld voor de veerman, dan maar met engelenvleugeltjes naar de hemel. De honingzoete tekening staat in de kersverse catalogus van de jaarlijkse Hergé-veiling van Artcurial. Als jonge verzamelaar zou ik zenuwpijnen krijgen van zo’n intimiderend boekwerk, als oude sentimentele schaapskop begin ik me zoetjesaan af te vragen of we voor al die poenschepperij straks niet halverwege de overtocht in de Styx worden gekieperd.

III.
Hergé: ‘Beste man, wat kost de overtocht?’
Charon de veerman: ‘Voor een muntstuk zet ik u over.’
Hergé: ‘Al wat ik u kan bieden, is dit schilderij van mijn hand.’


Charon: ‘Neemt u me in de maling? U mag gaan zwemmen.’


Abstracte compositie van Hergé. Richtprijs: 30.000 - 40.000 euro.

woensdag 7 mei 2014

Styx



De post brengt de tien Fables van De Vroylande en Hergé. Drieënzeventig jaar oud inmiddels en niettemin in een nieuwstatigheid die geilneef Serge Gainsbourg zou hebben bezongen als wuft, wulps en wellustig.

En dus gevaarlijk.

Veelbetekenend is een kort verhaal van Gonzalo Rojas over een vluchteling die in het hart van de jungle een verlaten hut aantreft met een onberispelijke bibliotheek. Enkele titels zijn meer dan anderhalve eeuw oud. De man ontdekt niet de minste gebruikerssporen, zelfs geen begin van schimmel.
De hut wordt zijn nieuwe huis, het oerwoud versnelt zijn lichamelijke aftakeling. Maar die boeken willen maar niet ouder worden.
Het verhaal eindigt vanzelfsprekend met gekte en zelfmoord.

Overigens is de Fables een uitgave van Éditions Styx, wat óók veelbetekenend is. Bezie het droeve lot van de verzamelaar die - oud, uitgezakt en onwillig - is gestorven tussen zijn albums waar de tijd geen vat op heeft gehad. Charon, de veerman, zet zijn koortsige schim over de Styx. Maar rust zal hij nimmer vinden.

maandag 5 mei 2014

Schudden


Zaterdag 3 mei, 14.44 uur:


Bronzen sculptuur van Armando in het MOA in Bunnik. En wat is dit nou anders dan een pokdalige 3D-uitvoering van Hergé ’s iconografische Zwart Panel, het hardnekkig enigmatische plaatje uit SOVIETS waarin de Tekenaar de ontsnappingsscène uit de gestolen-kunstopslag verbeeld?


Mooi nieuw museum overigens, dat MOA. Een somber landhuis met Chinese behangsels en gered werk uit het afgebrande Armando-museum in Amersfoort. Naast de schilder en de beeldhouwer krijgt ook de schrijver Armando er ruim baan:

Ik zou zo graag es even aan het verleden willen schudden, maar dat kan ik niet, je gaat ook niet staan schudden aan een rots.

Die blijft liggen waar ie ligt.


In melancholie gesmoord, als een muzikale clown tussen de borsten van de uit de Boekelose zoutmijnen opgetrokken Olga Lowina*, reed ik terug naar Amsterdam. ‘Wat ben je toch een lieve sentimentele oude schaapskop’, zei S. die me ’s avonds zag schudden aan het Zwarte Rotsen-plankje.
Het bewoog.


*) Die einzige professionele Holländische Jodlerin.