I.
Naar Nice gevlogen, het nieuwe boek van Peter Terrin gelezen (‘Monte Carlo’) en me bij S. gevoegd in Cannes. ’s Avonds aten we zalmtartaar en octopussalade op een terras waar een Zweeds acteur werd bestookt door paparazzi.
Tot zover de mondaine component.
Het boek was beter dan de vis, maar de vis was geheid beter dan de acteur (Dolph Lundgren).
Een paar dagen later zagen we op het Festival de nieuwe film van Jean-Luc Godard - wat even vervreemdend werkte als het lezen van een interview met Fanny. Gevoelsmatig zijn deze Jean-Luc en deze Fanny niet origineel. De gedachte dat de echte Regisseur en de echte Vrouw Van bij een andere eeuw horen en niet meer leven, is een hardnekkige.
II.
Zaterdagavond, een derde prijs voor Godard en, las ik in een sms van D., de hoofdprijs voor Artcurial: ‘2,5 miljoen voor de schutbladen’. Voor dat bedrag in dollars schoot Alfred Hitchcock zestig jaar geleden aan de Franse Rivièra To Catch A Thief, romantische thriller over een voormalige juwelendief.
Overigens lees je bijna nergens hoe die schutbladen op de markt zijn gekomen*. Gestolen uit de Studios, kort na de dood van Hergé? Alleen Le Monde schreef bij mijn weten dat die kans groot is en citeert Benoît Peeters over de periode van onzekerheid onder de medewerkers van Hergé, in de maanden na diens overlijden. Dat er toen veel, heel veel verdween, is bij een enkeling bekend. Peeters, met gevoel voor understatement: ‘Het was een beetje een selfservice aan de Louizalaan’. Wie nam er spullen mee? Peeters: ‘Je kunt beter vragen wie dat niet deed.’
*) In 1992 gingen ze in Parijs al eens onder de hamer voor 430.000 francs, bijna 82.000 euro.
NASCHRIFT, maandagmiddag 15.10 uur:
De verkoopstatistieken waaruit we kunnen opmaken dat a) de gestolen waar wordt verscheept naar de overzijde van de oceaan, en b) de Afrikaanse collectioneurs het weer eens deerlijk hebben laten afweten: