Buiten was het min drie, binnen keken we naar het broeierige Coup de torchon - Frans filmdrama uit 1981 waarin Philippe Noiret excelleert als tropische bromsnor die, eind jaren dertig, stierlijk verveeld door de stoffige straten van een West-Afrikaans stadje sjokt. Hij is de slimste niet, wordt gesard door zijn collega-kolonialen:
...en dan slaan natuurlijk de stoppen door. Subtiele wraak, dito bloedbad.
Laten we zeggen dat de film het niet meer haalde bij de herinnering eraan (de makke van de doorsnee klassieker). Het is wél een excuus voor een duik in de eigen koloniale geschiedenis:
Koloniaaltje van achtereenvolgens M.C. Kooij van Zeggelen (eerste uitgave, 1920) en van Marie C. van Zeggelen, goedkope herdruk.
Daar zullen we de schrijfster hebben, rond 1905, aan tafel (tweede van links) tussen de kolonialen op Zuid-Celebes:
Met rechts haar man, kapitein H.A. Kooij, die ze in 1890 naar Nederlands-Indië volgde en van wie ze in 1921 scheidde.
Herman (zelfs zijn schoentjes zijn wit) hakte met zijn troepen in op de opstandige bevolking, Marie verveelde zich voornamelijk rot in de coterietjes van de officiersvrouwen. Niettemin leeft ze helemaal op en zijn er prachtige verhalen over de schrijfster te vertellen*, maar we beperken ons tot haar autobiografische roman Koloniaaltje. Met een goede reden: op pagina 33 duikt zomaar een bekende naam op…
…met bekende karaktertrekken:
Een berg van idealen, goed willen doen, een geweten, geheelonthouding, een rein leven, een neiging tot preken: negen jaar vóór de Kuifje van Hergé blinkt de Kuifje van Van Zeggelen al uit in fabelachtige deugdzaamheid.
En wat Georges presteerde in zijn tekenstudio, bereikte de auteur in haar schrijfkamer:
Klare lijnen!
*) KLIK ! voor haar nogal uitbundige biografie (op Wikipedia, maar zeer leesbaar).