Met S. naar Utrecht, voor de grote overzichtstentoonstelling van Pyke Koch. Diens werk wordt gerubriceerd onder ‘magisch realisme’ – en dat is beslist niet mijn pakkie-an. Maar ik vind Kochs vrouwenportretten fascinerend:
Schildering (uit 1931) van ‘Bertha van Antwerpen’, een tippelaarster die dertig later nog eens mocht aanschuiven op het doek ‘Vrouwen in de Straat’:
Koch hield van dit soort, zoals hij zelf ooit schreef, ‘hard-boiled wijven’, hij geeft ze het aureool van een heilige. Je moet er geen ruzie mee maken, ze schuwen, zogezegd, het F-woord niet, maar de schilder – autodidact nota bene – trekt me weerloos hun ogen in.
Overigens dweepte Koch nogal met de Deense actrice Asta Nielsen, zwijgend sekssymbool in vooral Duitse stomme films uit de jaren tien en twintig:
Koch maakte een portret van haar in 1929:
…luttele jaren voordat de komst van de geluidsfilm haar carrière om zeep hielp. Ze had een mooie stem, maar ze was gewend te praten met haar gezicht, niet met haar mond.
Er is een link tussen Asta en onze Georges, zoals de Tekenaar ook een duister levenslijntje deelt met Pyke Koch. Maar mij lijkt het alleszins verfrissend om hier eens niet te verwijzen naar het universum van Hergé.
We wierpen nog een snelle laatste blik op het Laatste Werk van Koch, een onuitstaanbaar (want in in extenso magisch realistisch) doek, waarna we ons naar het station haastten. Het begon steeds harder te sneeuwen. Was dat eigenlijk nog wel S. die me voorging? Of liep ik achter de yeti aan?