maandag 6 oktober 2014

Keuzes



I.
The morning after het smartelijke slotgala van het Nederlands Film Festival bezichtigden we een woning in de Utrechtse binnenstad. Half serieus, half nieuwsgierig – in Utrecht woon je voor een tikkeltje minder in een heel huis aan een gracht.
Maar aan het vierhonderd jaar oude pand lag het ten slotte niet, wél aan dat water. De Nieuwegracht is niet meer dan een beekje en de hevige stilte die erboven hing, greep me bij de strot. Evengoed en even akelig kon je hier aan je eind komen als in het Bois-des-Pauvres.

II.
Wat deed die Jacobs in dat verrekte domein, twintig kilometer verwijderd van Brussel, behalve wegkwijnen?

Veel aannemelijker dan Philippe Goddin (in LIGNES DE VIE) schetst Benoît Peeters (in FILS DE TINTIN) de schade die het uiteengaan van Jacobs en Hergé in 1947 bij het tweetal teweegbracht. Hun samenwerking leek net zo voorbestemd als de ontmoeting van Georges met Tchang – en in dit geval niet alleen in retrospectief. De man van de beweging (Hergé) en de man van het statische beeld (Jacobs). Hoe (ver)blind was de tekenaar van Kuifje dat hij de aanvulling en de synergie zo makkelijk opgaf? Goddin strijkt de plooien glad met de opmerking dat Kuifje de botsing van twee sterke persoonlijkheden maar moeilijk zou hebben overleefd.

En toch.

Wát als Hergé zijn zogenaamde sterkte had durven afzwakken om deze logische levenslijn in stand te houden? Wat zou de verhalende en grafische vluchtroute zijn geweest van VOL 714 met het koppel Hergé/Jacobs aan boord? En hoeveel dynamischer was het lijkstijve SATO geworden als Jacobs het gemaakt had in de nachtelijke uren aan de Louizalaan?

III.
‘Wat als we gewoon een bod doen?’ mijmerde S. op de terugreis naar Amsterdam.
Ik durfde daar geen antwoord op te geven.
Je kunt haarscherp de foute keuzes van de ander waarnemen en interpreteren en tegelijkertijd de ogen dichtknijpen voor het eigen feilen.