I.
Bob de Moor kreeg voor de afronding van ‘De 3 formules van professor Sato’ 15.000 Bfr. (€ 375,-) per pagina en, met enkele voorbehouden, vijftig procent in de royalty’s van de netto-inkomsten. Contractueel vastgelegde deadline: 31 december 1989. Boete bij overschrijding: € 50,- per dag. De Moor tekende het contract aanvang 1989 en had dus minder dan een jaar om ‘Mortimer tegen Mortimer’ te tekenen. Dat heeft ie geweten.
‘Ik dacht, zou ik het nu doen of niet. En toen heb ik de beslissing genomen, ook omdat ik zoiets had van, dat is nu zo dom, dat tweede deel zal nooit verschijnen, het werk van Jacobs is niet af.’
II.
‘Ik had zoiets van…’
Dixit De Moor, in ‘De klare lijn en de golven’ van Ronald Grossey. En in dat ‘dixit’ schuilt meteen ook de makke van deze ‘biografie’ van de meester-assistent van Hergé (en die van het weekblad Kuifje). Grossey wil of durft het verhaal niet in zijn eigen woorden te vertellen, op basis van verzamelde citaten, maar neemt die citaten letterlijk over. Voor een biograaf lijkt me dat een zwaktebod. Het betekent dat hij de tekenaar voortdurend zijn eigen levenswandel laat becommentariëren en dat het in deze uitgave wemelt van kromspraak en bijzinnetjes als ‘zei De Moor later’, ‘herinnerde De Moor zich later’ en ‘vertelde De Moor achteraf’. Zonde, want Grossey heeft wél veel interessante feiten bij elkaar geharkt.
III.
Zelfs aan het slot waagt de ‘biograaf’ zich niet aan een afrondend oordeel, maar kiest hij voor een laatste citaat van de hoofdpersoon zelf, voorafgegaan door een fragment uit een interview met diens weduwe. Jeanne De Belder vertelde in De Morgen waarom de kwestie van het niet mogen tekenen van ‘Kuifje en de Alfa-kunst’ haar Bob uiteindelijk de das omdeed:
‘Mijn man verwerkte die demonstratieve blamage niet; hij die er een leven collegiaal dienstbetoon had opzitten, die zichzelf had weggecijferd tot meerdere glorie van megaster Hergé, werd als een nulliteit geïgnoreerd.’
Een nulliteit? Na 400+ pagina’s had ik zoiets van: Show, don’t tell….
Maandag verder.