I.
Afwijzend mailtje dinsdagavond van een A la recherche-lezer: ‘Erg flauw en makkelijk om telkens maar weer de gesprekken van Hergé met zijn psychiater belachelijk te maken!’
Is het, vroeg ik me af, ook ‘flauw en makkelijk’ om erop te wijzen dat van gesprekken nooit sprake is geweest, maar dat de Tekenaar slechts één onderhoud had met ‘zijn’ psychiater?
II.
Samenvatting van het voorafgaande*:
Neem vooral nota van de laatste alinea.
III.
Twee jaar geleden schreef Scudder me:
‘Ik meen dat ik je al eens eerder over Riklin een mail stuurde: het is één grote fabel, Hergé die bij zijn intake bij Riklin al meteen zo'n concreet advies krijgt! Dat is nog eens waar voor je geld!
Ja, Hergé heeft het verhaal zeker zo de wereld in geholpen en ja, iedereen vond het geweldig dat de meester zich zo open gaf en zich van zijn zwakste kant liet kennen.
Maar tegelijk wist Hergé dat als hij zich op dit vlak zwak toonde, men niet verder zou doorvragen naar al zijn andere zwakke kanten.’
IV.
Gistermiddag legde ik pagina 656 uit LEVENSLIJNEN, over het bezoek van Hergé aan Riklin, voor aan een bevriend** psychiater. Ook hij vond de directheid van het advies ‘verdacht binnen de gekenschetste omstandigheden’. Een fabeltje, dus? Maar zo direct is hij dan weer niet:
‘Men vergeet weleens dat de psychiatrische praktijk ook gewoon een nering is. Het is voorstelbaar, althans, ik kan me het voorstellen, dat Riklin zijn advies bewust heeft afgegeven als trigger voor langduriger archetypische vervolgsessies. Inherent daaraan is het risico dat het meteen een sturende factor is. Maar je kunt altijd bijsturen, afzwakken.’
Hergé, weten we, hield het bij één gesprek en kon een onweerstaanbaar, in klare lijnen geschetst verhalend element toevoegen aan zijn biografie.
*) Afkomstig uit het weergaloze (en tot mijn schaamte hier nimmer genoemde) naslagwerk ‘Wie is wie in de wereld van Hergé’ van Jan Aarnout Boer en Ton van Sligter.
**) Zeer vriendelijk eufemisme.