Links: fragment van het oorspronkelijke LOTUS-omslag. Rechts: de herziene versie (waarin de afmetingen van Bobbie nogal buiten proporties zijn). Er is de Tekenaar in het voorjaar van 1936 veel aan gelegen om het eerste ontwerp er doorheen te krijgen. Maar er hangt een pittig prijskaartje (1150 franc) aan het drukcliché van het kleurtechnisch complexe werkstuk.
Et la vente vous le rendra au centuple, comme il est prouvé par les Saintes Écritures…
… schreef Georges eerder al (in februari 1936) aan Charles Lesne van Casterman. De verkoop van het album zal u het honderdvoudige teruggeven. Niettemin trekt hij aan het kortste eind en moet er een nieuwe omslagillustratie komen.
LOTUS zal overigens traag verkopen. Hergé heeft een eerste contract getekend voor 5800 exemplaren*, leverbaar in de winkels vanaf oktober 1936. In maart 1937 ontvangt hij deze afrekening:
Na zes maanden zijn er 2326 exemplaren van het Chinese avontuur van Kuifje verkocht. Tweeënhalf jaar later, in september 1939, liggen er nog steeds bijna zevenhonderd onverkochte albums in de depots in België en Parijs. Toch rolt er in diezelfde maand een nieuwe oplage van 3700 exemplaren van de persen.
Maar genoeg over de cijfertjes. Laten we eens kijken of ze bij Casterman druktechnisch wél uit de voeten konden met het tweede omslagontwerp:
Links het origineel, rechts het omslagfragment van een LOTUS-album dat drie jaar geleden werd geveild voor ruim elfduizend euro. Veilinghuis Coutau-Bégarie sprak van een ‘exceptionnel album à l'état proche du neuf’ met een ‘petite image collée sans aucun défaut’. Over dat laatste valt te twisten – onmiskenbaar zijn in het drukprocedé fijne details uit het origineel verloren gegaan. Hoewel het natuurlijk altijd erger kan:
*) De albums kostten 20 franc. Hergé ontving 3 franc per exemplaar, gecorrigeerd naar inflatie is dat vergelijkbaar met twee euro.