Naar Vierlingsbeek voor een illegale boekpresentatie – met de voetnoot dat niet de presentatie illegaal was (men hield zich keurig aan het coronaprotocol), maar het boek:
Nederlandstalige pirateneditie van ‘Le rayon du mystère’, het Jo, Suus en Jokko-avontuur zoals dat tussen januari 1936 en juni 1937 verscheen in de Coeurs Vaillants:
Let op de verrukkelijke malligheid van de steunkleur waarbij politieagenten hun dienstwapens dragen in knalrode holsters.
Er werd zaterdagavond een alleszins zeer verzorgde publicatie ten doop gehouden, maar - eerlijk is eerlijk - daarvoor was ik niet naar Noord-Brabant gereisd. Alleen voor dit wilde ik, met mijn resterende long in een dompig zaaltje, mijn leven in de waagschaal stellen:
De zeer luxe extended hors commerce-editie van STRAAL. Oplage 15 exemplaren, bijna 500 pagina’s, opgeborgen in een wonderschone schuifdoos met spotvernis:
Meesterproef van een oude rot in het wereldje van de ultra-tintinologie, die hier al eens eerder voorbij is gekomen: Hidde van Wijck-De Kempenaer. Aardige vent, tikje kakkineus, hij bekende voor deze labour of love het familiekapitaal te hebben aangesproken:
Het honderden pagina’s tellende dossier achterin is een goudmijn van onbekende feiten en dito beeldmateriaal. Absoluut hoogtepunt: de transcriptie van het mythische interview (25 pagina’s!) dat Karel Van Milleghem, hoofdredacteur van Weekblad Kuifje, halverwege de vorige eeuw afnam in Beersel:
Hergé en Willy Vandersteen in de Beerselse herberg. Tot grote verrassing van Van Milleghem nam Vandersteen het interview over en zaagde Hergé door over de totstandkoming van de Jo, Suus en Jokko-reeks. Wat dan volgt, is een adembenemend openhartig gesprek van twee grootheden uit de Negende Kunst die voor één keer geen blad voor de mond nemen en zelfs de intiemste details niet schuwen.
Ik kon mijn geluk niet op. Van Wijck-De Kempenaer duwde me (‘Voor jou. Gratis.’) een van de vijftien exemplaren in handen. En een biertje. En nog een biertje. En... Ik herinner me dat we later op de avond verder dronken in een lokaal café dat De Wildeman heette. Hoe ik ben thuis gekomen, herinner ik me niet.
Zondagochtend, met een hoofd als een te krappe tekstballon, zocht ik vergeefs naar de luxe schuifdoos met inhoud. Had ik ‘m wel meegenomen? Ten einde raad belde ik het nummer van Van Wijck-De Kempenaer. Zijn vrouw nam op en verklaarde dat haar man al vier jaar dood is, verongelukt op de grasdrafbaan in Emmeloord.
Verbouwereerd hing ik op.
‘Mag je eigenlijk wel drinken,’ vroeg S., ‘met al die medicijnen die je slikt?’
Vrijdag: Ontsnapt aan het jagersvuur (3 en slot)