dinsdag 17 september 2013

Kuifje onder de loep (27)


Leerden we in les 26 al hoe gewiekst Hergé het Axioma van Hokusai in zijn albums exploiteerde, vandaag gaan we dieper in op misschien wel het orgelpunt uit het instrumentarium van de stripmaker: de Drevel (ook wel: het Oog) van Loeria. Wat de Mount Everest is voor bergbeklimmers, is de Drevel voor beoefenaars van de negende kunst – hoewel, weten we inmiddels, een ontmoedigde enkeling zelfs díe vergelijking nog tekort vindt schieten:

’De Drevel, zegt u? Dat is een fortepiano naar de top van de K2 slepen en daar de Eroica van Beethoven spelen, in het arrangement van Liszt. Naakt!’

Dixit Will Eisner, in een (ongepubliceerd) gesprek met Howard Beale.

Over naar Hergé die al in een zeer vroeg stadium van zijn carrière de Drevel van Loeria onder de knie had:


Deel van plaat 18 uit ‘Het geheim van de Eenhoorn’. Wat we hier zien, is de facto wat we denken dat we zien. Wat we, ongezien, werkelijk zien, is dit:


Hergé maakt hier op onovertroffen wijze gebruik van de Drevel van Loeria. Hij laat een van zijn protagonisten op een – in beeld en taal – dermate krachtige wijze een verhaal vertellen dat de lezer dat verhaal zelf visualiseert.

Er zijn mindere tekenaars die (uit frustratie of misschien wel rancune, wie zal het zeggen?) het bestaan van de Drevel van Loeria ontkennen. Vaak wordt daarbij als argument de onaannemelijke concordantie in het gevisualiseerde aangedragen. Met andere woorden: waarom zien alle lezers hetzelfde plaatje? Deze aanname berust op een misverstand en is eenvoudig te weerleggen met, nogmaals hieronder afgebeeld, mijn eigen verbeelding van een deel van het verhaal van Haddock:


Tonen we dit beeld aan twintig verschillende mensen en laten wij hun vervolgens vertellen wat zij hebben gezien, dan zal geen beschrijving hetzelfde zijn. Iedereen ziet wat anders. Waarmee het bestaan van de Drevel van Loeria én de grootsheid van Hergé onbetwistbaar is aangetoond.