dinsdag 8 mei 2018

Maar daar wordt er driemaal geklopt...!


Er was weer eens een doek gevallen in de familiekring en ik zag nogal op tegen de uitvaart. Maandagochtend over een begraafplaats schuifelen... het voelt als een flauw schrijverstrucje: laatste hoofdstuk helemaal naar voren gehaald, daarna vertellen hoe het zover is gekomen.

In dit geval is de week nog maar net begonnen en valt er niets meer te zeggen. De jongere neef van S. is overleden aan AML, een gemene vorm van leukemie. Twee sprekers refereren vertroostend aan het prachtige weer en zijn blijmoedige karakter. Ik herinner me een kort verhaal van Tim Krabbé waarin de hoofdpersoon opmerkt dat élk weer bij een begrafenis symbolisch is.

Plaatje!


8 september 1949: Edgar Jacobs breit een eind aan zijn Zwaardvis-epos.

Mijn God, wat een ruïnes, verzucht de professor over hetgeen het gele falderappes onder leiding van het Mongoolse mispunt Basam-Damdu heeft aangericht. Ik ben geneigd te zeggen: gelijk heb je, met die bedruktheid. Op de achtergrond wordt weliswaar gewerkt aan de wederopbouw, maar met die paar houwelen... en met, ja, met wat eigenlijk?


Wat doet die kerel daar en waar leunt hij op? En waarom die opgestoken duim? Omdat hij zonder kleerscheuren die rare hoge ladder heeft bestegen?

Niettemin is het ongerief van de Derde Wereldoorlog al binnen zes maanden aan kant. En dus kan in maart 1950 het doek opgaan voor:


...Het Geheim van de Grote Piramide. Dit is de aankondiging, op de Nederlandstalige editie van het Weekblad vrij vertaald met:


Precies een week later kondigt Hergé op die plek zijn nieuwste Kuifje-avontuur aan. De heren zullen gelijk optrekken, maar de reikwijdte van hun ambities verschilt nogal. Hergé stuurt zijn helden naar de maan, Jacobs dirigeert ze naar de geheime kamer van Horus. Beiden bezwijken bekant in een tergend voorspel.

Bij Edgar valt er in eerste instantie ook niet méér te beleven dan dit:


De inleiding op het Egyptische avontuur wordt voor de albumuitgave uitgesmeerd over twee pagina’s en ingeluid met:


Mwah.

Le rideau va se lever ! besluit de auteur zijn indroge uiteenzetting. De Nederlandse vertaler breidt dat ook al vrijelijk uit tot:

‘Maar daar wordt er driemaal geklopt… Het doek gaat op!’

...en verdient daar credits voor. Les trois coups, drie kloppen met een stok (een brigadier*) op de toneelvloer, zijn in het klassieke Franse theater nog steeds het signaal voor het begin van een voorstelling:




*) De brigadier, die ga ik verschrikkelijk missen, zei de Franse film- en theateracteur Maurice Chevit kort voor zijn dood. Hij werd 88 jaar oud - en op een vrijdag begraven.