Vandaag precies 75 jaar geleden:
22 maart 1943. We bevinden ons in de aanloop van de RACKHAM-expeditie en in zijn dagelijkse strookje voor Le Soir maakt Hergé van Haddock een pias die voor het eerst een lachspiegel ziet. Alsof de oude zeebonk nog nooit een kermis heeft bezocht... of een stomme film gezien:
Harold Lloyd in Number, Please?.
Enfin, Kuifje legt de zaak op z’n padvinders uit: ‘miroir concave’, ‘miroir convexe’. Maar de Kapitein vertrouwt het niet:
Let op het middelste prentje: onhandige afbeelding van een onhandige actie - misschien wel een gevalletje Klamme Lijn, hoewel ik me afvraag of ‘iets uit je handen laten glippen’ voor een tekenaar niet gewoon een onvertaalbare handeling is.
Het antwoord van de handelaar op de kreet van Haddock (‘Zeven jaar ongeluk!’) pleziert me dan weer: ‘En 150 francs voor de spiegel.’
En weg is hier het gecalculeerde lolletje:
Dan deed het Britse vertaalduo Turner/Lonsdale-Cooper toch beter z’n best:
Wat die zeven jaar ongeluk betreft:
Gelijknamige komedie van Max Linder, uit 1921. De baanbrekende Franse komiek was, met Harold Lloyd en Buster Keaton, wekelijkse filmkost voor de jonge Georges.
Net als de Tekenaar grossierde de filmster in innerlijke demonen. Dat liep op zaterdag 31 oktober 1925 (officieel de eerste werkdag van Georges bij de uitgever van Le XXe Siècle*) hartstikke verkeerd af:
Het Algemeen Handelsblad rapporteert drie dagen later, op onnavolgbare wijze, over de hoed en de rand:
Ach, die verdomde put onzer droefgeestigheid…!
*) En omdat in het universum van Hergé tussen alles en iedereen klare lijntjes lopen: de Brusselse filmhistoricus en -journalist Paul Davay schreef in de jaren zestig een fraaie analyse over de stijlelementen in de films van Max Linder. Vraag van de week: wat is de link tussen Davay en Kuifje?