Beeldrijm:
Boven: Suspense bij Tibet.
Onder: Machteloosheid bij André Taymans.
D. zond me ongevraagd en ongewild het eenentwintigste deel (ik word zoetjesaan oud) uit de Lefranc-reeks omdat hij zich vrolijk maakte over het titelblad: ‘Daar staan acht namen op, acht medewerkers! En dan met zoiets aankomen…’
Ik was vooral verbaasd.
Als de Klamme Lijn al paradepaardjes voortbrengt dan lijkt ‘De Vervloeking’ me het nec plus ultra. Allengs raakte ik gedeprimeerd van zoveel onvermogen in vertel- en tekenkunst.
Taymans c.s. is niet te benijden. De Klamme Lijn-tekenaar verdoezelt en zoekt in zijn werk voortdurend naar (onbevredigende) compromissen. Als een HELD wordt NEERGESLAGEN is dít wat de lezer wil zien:
Maar als de tekenaar domweg geen actie kan verbeelden (lees: geen bewegende poppetjes kan tekenen), is dit alles wat hij zijn lezers te bieden heeft:
Geen actie, maar iets wat op een rebus lijkt (hand met ploertendoder!). Tien pagina’s later gaat ie (hand met baco!) in de herhaling:
De hand met de bleekselderij plaatsen we een volgende keer.
Nota bene: ik kwam in ‘De Vervloeking’ eenmaal de held in een houding tegen die niet ongelukkig is getekend. Taymans is er zo tevreden mee dat ie ‘m meteen twee keer gebruikt:
Vraag van de dag: uit welk stripalbum heeft André Taymans deze positie overgetrokken?
Donderdag ploeteren we verder.