zondag 29 maart 2015

We fly you to the home of Riklin




Piotr Szut, die regelmatig vloog met de excentrieke Georges, herinnert zich een vlucht van Brussel naar Zürich, eind april 1959: “Op de terugweg leek het me beslist beter niet naar het toilet te gaan.”



Ik vlieg er even tussenuit. Volgende week woensdag terug.

vrijdag 27 maart 2015

woensdag 25 maart 2015

Een heuglijk feit


Bon. 25 maart. Sterfdag van Claude Debussy en Willy Schobben. En in de elegische versmaat van deze mistige ochtend zouden we bijna over het hoofd zien dat zich ook nog iets heuglijks voordoet:


Een ouderwetse kachel, een elpee en de bereidheid om bedachtzame antwoorden te geven – those were the days… Theo van den Boogaard in de Leeuwarder Courant van 18 april 1970.


Van den Boogaard is jarig vandaag. 67. De tijd snelt voort. Het is een mooi excuus om weer eens een foto af te beelden van de verrukkelijke France Ferrari.

Maar ja.*


*) Dat is ook altijd zo wat.

maandag 23 maart 2015

Waar ga je het hangen?


Terug naar Maastricht, op een vroege zaterdagochtend, om iets te verwerven waarvan ik een week lang heb wakker gelegen. Gekend hersenspinsel van de verzamelaar: zónder dit object is de kwaliteit van mijn leven significant lager.

Zo vloeit een groot deel van de omzet op beurzen voort uit zelfbedrog.

S. vergezelde me voor de kritische noot – en beperkte haar commentaar tot slechts één vraag: ‘Maar waar ga je het hangen?’
- Op de plek van de Majorelle.
‘En waar gaat die dan heen?’
- Boven de schouw, dacht ik.’
‘Zeg, ik wil die tieten niet in de woonkamer hoor.’
- Voorlopig.
‘Ook niet voorlopig.’

Ik verzin wel iets, zei ik afhoudend, en ik kocht wat ik zo graag hebben wilde. Ook vannacht zou ik wakker liggen, met de muren van ons huis als klassiek schuifpuzzeltje. De uitkomst kende ik en was al even gekmakend: iets van de hand doen.

Popo Kabaka? Namby Pamby accommodeerde als schuilnaam een veel grotere waarachtigheid.

vrijdag 20 maart 2015

donderdag 19 maart 2015

De tand, de tijd en de kloof


Maar hoe boeiend is dat nu helemaal, door een tweeënveertig jaar oude jaargang van Kuifje bladeren?

Het viel mee en het viel tegen.

Van de tand des tijds krijgt niemand een program, maar hier leek – oppervlakkig gezien – veel overeind gebleven. In 1973 zit het Weekblad royaal in zijn klassiekers. Alex toont zijn golvende wasbordje aan de Nijlprins, de Kaaimannen krijgen ongenadig op hun donder in het Rijstveld, de ingekleurde Spirit maakt van het blad nog net geen Greg-portfolio en Red Dust... Ja, Red Dust…

Nooit zal in het westen de legende voortleven dat Red Dust, de man met het zilveren pistool, een held is zoals de kinderen die zich voorstellen. Maar ook zal er nooit meer iemand over hem oordelen…

En terwijl de hemel rood kleurde boven Laramie manifesteerde zich een brede kloof tussen bladeren en lezen. Die bleek, door de wijdlopigheid en het sentiment in en om de tekstballonnen, onoverbrugbaar. Het onrustige oog bleef uiteindelijk vooral hangen op de vele, vrolijk naïeve advertenties voor pennen (Parker, Bic en Waterman, toen nog lifestyle-definiërende instrumenten*) én op deze twee pagina’s:


Zoek onze hoeden!, slechts één van de tientallen wedstrijden die de lezertjes dat jaar voor de kiezen krijgen.

Enfin, je zult destijds maar de pechvogel zijn geweest die de Eerste Prijs won in plaats van de Tweede...:






*) ‘Om aandacht te trekken, moet u met iets buitengewoons voor den dag komen, het haantje-vooruit zijn, de voortrekker, de lokomotief van de groep’ (Parker)

dinsdag 17 maart 2015

Zeg niets meer, alsjeblieft



Paul Cuvelier, gefotografeerd door Jean-Pol Stercq. Twee weken geleden noemde ik Stercqs werk voor het Weekblad ‘een beetje nikszeggend’, maar bladerend door een jaargang Kuifje (1973) drong zich een veel minder clemente vaststelling op. Het was allemaal tamelijk erg – en de bodem werd misschien wel bereikt met François Craenhals, pijprokend achter de brandnetels:


De stroperige David Hamilton-modus waarin Cuvelier is vastgelegd, leek me overigens wel passen bij het slot van ‘Het rijk van het zwarte water’, het laatste Corentin-avontuur dat een paar weken eerder in het Weekblad verscheen.

WAT VOORAFGING: Corentin durft eindelijk de liefde te verklaren aan zijn Zaïla, maar… ze kiest voor iemand anders. Onze held draait haar teleurgesteld de rug toe. Vervolgens ontspint zich, op tekst van Jean Van Hamme, het volgende tafereel:



Op welke afdeling van de drogist zou je zulke sterke zoetstof nog kunnen kopen?

maandag 16 maart 2015

Zonder sterfbed


Naar de Tefaf met een bevriend galeriehouder die net iets te veel een hoeder is van jonge kunstenaars in wie hij persoonlijk gelooft om zakelijk echt succesvol te zijn. Eind jaren negentig heb ik veel bij hem gekocht. Rendement: nihil. Maar er zitten stukken bij die ik eerder uit een brandend huis zou redden dan de gesigneerde en genummerde SOVIETS*.

Er was in Maastricht een Farmer’s last will (van Lucebert) en een Car crash (Warhol) waarop het slachtoffer het sterfbed werd ontzegd.

In mijn hotelkamer las ik ’s avonds de slothoofdstukken van Remington, roman van Bert Natter, over een zoon die zijn vader ophaalt in Hamburg. De zoon is een conceptueel kunstenaar, de vader een dichter die op de Afsluitdijk plotseling uit de auto springt, voor een Poolse vrachtwagen met tubes zalmpasta.

Pagina 216: Brandweermannen spuiten het wegdek schoon.

Je doet als schrijver je best op mooie passages en de mokerslagen komen van dit soort steriele observaties. Het beeld bleef me de rest van de nacht achtervolgen.
Ik dacht aan de vrouw van mijn vriend J., kort na hun huwelijk opgeslokt in de dode hoek van een uitzwenkende truck. En aan de arme J. die zelf ook een vlek op het asfalt werd. Twee maanden geleden schoven we weer aan bij zijn vriendin in Brooklyn. ‘Ik word trouwens nooit meer gelukkig,’ deelde ze ons plompverloren mee.

Plaatje!


Rechts Georges, links Fanny, boven (en net niet zichtbaar) vliegende robots waarvan de tentakels letters van plaatstaal dragen die de boodschap BEMINT ELKANDER vormen.


*) Stemmingsafhankelijk.

donderdag 12 maart 2015

Ja, het zijn me d’r twee!


Keren we nog even terug naar de SCEPTRE-plaat uit de Sotheby’s*-veiling:


Let op het deurtje in het watervliegtuig dat, zullen we zo zien, ook letterlijk een deurtje is en dat we niet terugvinden in het originele toestel van Lioré et Olivier, de H-242.
Hergé heeft zich de kleine toevoeging veroorloofd om de grap op de laatste pagina mogelijk te maken. Die is niet hemelschokkend, maar desalniettemin neemt de Tekenaar er de tijd voor.

De leut begint al op de voorlaatste pagina…


…met Jansen en Janssen die vrezen dat het toestel in zee stort.

Welnee, stelt Kuifje hen met een expliciet theatrale handbeweging gerust…


we storten helemaal niet in zee, we landen. Dit is een watervliegtuig, nietwaar?

Dikke pret bij de detectives (‘Helemaal vergeten!’) én bij Bobbie…


Onze held doet ondertussen iets zeldzaams, hij doorbreekt de vierde wand en zoekt, met een erg vette, beetje griezelige knipoog, contact met zijn publiek. Een teken van verstandhouding: ja, het zijn me d’r twee, die Jansen en Janssen!

Enfin, nog schuddebuikend opent het duo het fantasiedeurtje (vliegtuigontwerpers zullen bij deze constructie met de eenvoudige kruk hun wenkbrauwen fronsen, het had ook een keukendeur kunnen zijn)…


…en, daar is de grap!, het tweetal kukelt in zee.

In het afsluitende plaatje zat de Tekenaar met het probleem dat hij zowel een lachende Kuifje als een man met een reddingsboei wilde afbeelden. Die laatste plaatst hij dan maar op de neus van het vliegtuig...


...wat hier (en niet alleen qua continuïteit) erg onlogisch is. Maar goed, het is volbracht, het avontuur zit erop en achter de signatuur mag het jaartal gezet: 1939. Zo heel veel valt er binnenkort niet meer te lachen.


*) En dus niet de Christie’s-veiling, een uitglijder waarop diverse lezers me fijntjes wezen.

dinsdag 10 maart 2015

Zuurstof


I.
Korte samenvatting van de Sotheby’s-veiling: bijna twee ton voor de reusachtige Irma, maar de arme Germaine blijft een winkeldochter.

Dit origineel uit de epiloog van SCEPTRE was goed voor € 327.000…:


…en dat ondanks de waarschuwing in de catalogus: ‘De plaat bevat meer tekst dan normaal’.

Maar wat is normaal in het universum van Hergé?

Op de voorafgaande pagina dansen nog veel meer letters voor het oog van de lezer. En kregen we niet korte tijd later de arme broer Vogel voor de kiezen die in overvolle kaders bijna naar lucht moet happen?


Het eerste deel van het MAAN-tweeluik, tekstavontuur bij uitstek, moet zich dan ook nog aandienen.

II.
Zuurstof (lees: zeelucht) dient zich op de geveilde SCEPTRE-pagina alsnog aan op het laatste plaatje. Wie het iets nauwkeuriger bestudeert, ziet hoe Hergé heeft moeten worstelen met de verhoudingen. Het grootse, ruim achttien meter lange watervliegtuig van Lioré et Olivier komt er letterlijk bekaaid vanaf tegenover de sloep met onze helden.

In de gecomprimeerde kleureneditie gaat het mis…


…met een watertaxi die hoe dan ook niet afkoerst op dat vliegtuig...

III.
Net als tegenwoordig hogesnelheidstreinen (Thalys versus Fyra), bouwden de Fransen destijds betere watervliegtuigen dan de Italianen. Die probeerden in de jaren twintig hiermee de markt te veroveren:


De Caproni Ca.60, een toestel dat prompt crashte in het Lago Maggiore. De botanische tuinen langs de oevers van dat meer zijn overigens wél subliem.

zondag 8 maart 2015

Doortrapt



Rechts de lelijke replica van het dito* bronzen Kuifje-beeld van Neujean, links het uitgelaten origineel van Francis Slomka. Over dat beeld voor zijn Brusselse Comics Café vertelde de verzamelaar, kroegbaas en galeriehouder gisteren dat dieven het afgelopen vrijdagnacht poogden te ontvreemden. Althans, men trachtte de hekken eromheen open te schroeven. Of nu ja, men bezat daarvoor niet de juiste schroevendraaier.

Helemaal niets aan de hand dus, daar op de Grote Zavel.

Maar eigenaar Slomka toont zich in de Vlaamse media hevig geschrokken van dit non-event: ‘Ik laat het beeld vandaag nog verwijderen om het op een veilige plek onder te brengen.’ Terloops merkt hij op: ‘Het beeld is al door 200.000 toeristen gefotografeerd en zeker een miljoen waard.’

Terloops of gewiekst?

Bij Les Amis de Hergé die dit weekend hun dertigste verjaardag vieren, wedden ze om een goede fles Chateau Kragliedin (uit Klow) dat de sculptuur binnenkort met een kunstig gemanipuleerd prijskaartje boven de markt zweeft.


*) Het moet maar eens gezegd.

vrijdag 6 maart 2015

Oude bok


Naar Zurich – niet de plaats, de film. Vertwijfelde hoofdpersoon zwerft langs Europese snelwegen en probeert dood van haar man te verwerken. Weinig tekst, veel gekwelde blikken, ik was er helemaal voor in de stemming.
Naast de vele verplaatsingen in trucks met opleggers wordt er ook eventjes heel hard in gerend.

Groeit daar een kleine bezetenheid voor het beeld van de hollende naaste?

Vier maanden geleden inmiddels dat ik van een sociëteitstrap tuimelde en ’s anderendaags ontwaakte met een zwachtel om de enkel. Ik strompel nog steeds als een oude angorabok.

Plaatje!


De allereerste keer dat Hergé zich waagt aan een rennende Kuifje - deze maand exact 86 jaar geleden (Petit Vingtième, 14 maart 1929). De jonge tekenaar maakt zich er niet Jacobsiaans vanaf en zoekt meteen zelfverzekerd de diepte – hoewel het tweede plaatje de aanwezigheid van een mitella doet vermoeden.

woensdag 4 maart 2015

Draafplaatjes



Wat hebben we hier? Kavel 69 op de komende stripveiling van Christie’s, nogal een pikant nummer voor een origineel uit het frigide oeuvre van Edgar P. Jacobs.

Veilingcatalogi bevatten steeds meer praatjes bij de plaatjes, maar onvermeld blijft hier dan weer hoe archetypisch deze pagina 8 uit Het Gele Teken is. Dat heeft alles van doen met de hollende agent in de eerste strook.

Er wordt namelijk…


…erg veel…


…gerend…


…in Het Gele Teken


…en Jacobs…


…doet weinig moeite…


…met standpunten te variëren...


…en toont zich...


...met de platte en profil-uitbeelding...


…van de renners...


...ook weinig fantasievol.

Een voorzichtige variant treffen we pas aan in het laatste draafplaatje …


…waarop we dokter Septimus huppelend opgejaagd zien worden door een Rhââââh* kirrende Olrik.

Enfin, ook een jaar later, in ‘Het raadsel van Atlantis’, rennen onze helden alweer rap (op pagina 3) en als vanouds langs het oog van de lezertjes:


Een goede deodorant lijkt me voor de protagonisten in dit jachtige universum onontbeerlijk.

*) Lovely?

maandag 2 maart 2015

Vrouwentongen



Maskerade van Bob de Moor – genummerde en gesigneerde foto’s van Jean-Pol Stercq, kavel 13 deze week op de Weekblad Kuifje-veiling van Catawiki.
Stercq kennen we natuurlijk vooral als leverancier van het portret van Hergé (uit 1975) dat Andrew Warhola/Andy Warhol bewerkte en gebruikte om de gefortuneerde tekenaar geld af te troggelen. Georges op zijn beurt bedong een vrijbrief om het gemakzuchtige kunstwerk (hij moest er drie afnemen) voor publiciteitsdoeleinden te mogen gebruiken.

Het begrip ‘leverancier’ is hier relatief. Stercq wist van niks, Hergé zou in alle opwinding ‘vergeten’ zijn hem op de hoogte te brengen. De fotograaf deed ten slotte wat hij moest doen: hij eiste zijn auteursrechten op. Hij had ook, voor een plagiaatzaak, naar de rechter kunnen stappen, waarna we zomaar een vroege Van Giel/Tuymans-affaire hadden.

Overigens maakte de getergde Jean-Pol veel auteursportretten op de redactie van Charlie Hebdo en voor La Galerie-Photo de Tintin, rubriek in het weekblad. Het is een beetje nikszeggend materiaal, naar de maatstaven van nu, maar deze William Vance (uit 1973) vind ik toch wel innemend:


De tekenaar, met peukje achter de vrouwentongen, lijkt hier zo weggelopen uit een sociaal-krities melodrama van Fassbinder (Die bitteren Tränen der Sanseveria, ook met Hanna Schygulla. Laatste week!).