maandag 16 december 2013

Teloorgang



Slotaflevering van ‘Tintin in Amerika’, in Het Laatste Nieuws, 16 december 1942. Tien jaar na de eerste publicatie heeft Hergé zijn ‘kranige reporter’ een veel minder kranig uiterlijk gegeven. Vergelijk de lulganger op de loopplank eens met die stoere kerel (kraag op, de blik omhoog!) in het origineel uit 1932…



…en betreur vooral ook de teloorgang van de expressieve Bobbie.

Het laatste plaatje op de hertekende versie heeft de Tekenaar schaamteloos gekopieerd uit OREILLE CASSÉE:


Het is de s.s. Normandie waarmee Kuifje in 1937 terugkeerde naar Europa. Hergé ziet in 1942 één ding over het hoofd: de luxe oceaanstomer is inmiddels geconfisqueerd door de Amerikanen en tijdens de ombouw naar troepentransportschip door brand verwoest en gekapseisd. Daar bestaat een opwindend filmpje van met een onnavolgbaar dramatisch commentaar (‘Then, during the night, the Normandie met its final doom’), veel gezwollen koperwerk en superbe ladderscènes…


… waarbij dr. Riklin zijn vingers zou hebben afgelikt.

Enfin, het persoonlijke rampjaar 2013, in drie minuten samengevat. Ik dank de A la recherche-lezers die me in het voorbije jaar een hart onder de riem staken en ik dank vooral S. die me, onverhoeds, toch nog een reddingsboei toewierp. Bovenal wens ik u fijne feestdagen. En omdat er geen eind is aan Kuifje: wordt vervolgd in januari 2014.

donderdag 12 december 2013

Happy jump



Vreugdesprong van Kuifje, op 19 februari 1948, in ‘Le temple du soleil’. De verhoudingen lijken niet helemaal jofel - je zou verwachten dat onze held in zijn momentje van blijdschap een tikkeltje hoger reikt dan de borst van de kapitein.

De ‘happy jump’ werd een cliché in de musicals met Gene Kelly, de ‘happy jump freeze frame’ vaste prik in de trukendoos van elke mode- en popfotograaf:


Kuifje sprong overigens eerder - en beter - op 20 april 1939 (in het licht van de historie een erg ongelukkige dag) in Syldavië:


Probeer het maar eens: armen omhoog, linkerbeen naar achter, rechterbeen naar voren en dan drie (3!) maal ‘Eureka’ roepen, in toenemend volume. De verwondering bij Bobbie is goed te begrijpen!

dinsdag 10 december 2013

’t Is gedaan!


Ik herlas ‘Le temple du soleil’ en liet me, in het slotstuk, weer blindelings meeslepen door de wanhoop van de kapitein:


Jamais je n’ai touché à ce point le fond du désespoir…

Horen we hier nog wel de oude zeebonk Haddock of verkeren we met Ferdinand Bardamu/Céline op een krakkemikkige schuit richting de Congo?

De oude Nederlandse vertaling is niet minder fraai…


… met dank aan dat pruikerige bijwoord Aldus.

Het fragment verscheen op 11 maart 1948 in het Weekblad. Luttele maanden later had de Tekenaar een korte affaire met een 19-jarige rechtenstudente, Rosane. Hij biechtte zijn avontuurtje op en gleed weg in een gemene depressie - een ‘demon du midi’ zoals hij het noemde in een brief aan Germaine.

maandag 9 december 2013

Dood is de nacht


Met een eclatante kater voor de buis - documentaire over de vorig jaar overleden Jeroen Willems. De ode aan de diep ongelukkige acteur en zanger werd nogal ontwricht door het pathos waarmee zijn vrienden uit de theaterwereld hem herdachten (‘Jeroen kon alleen spelen met al zijn zenuwen open…’).
‘Actreutels,’ gromde S.
Maar Willems’ geweldige vertolking van de liederen van Jacques Brel verdoezelde met gemak het ongemak.

Van een ode aan de acteur naar een ode aan de nacht was daarna een kleine stap:


Fragment uit: Le temple du soleil (1969). Het vuur knispert, Kuifje maakt zijn geweer schoon en de jonge appelsienenventer Zorrino brengt zijn Ode à la nuit (tekst en muziek: Jacques Brel). Hij zingt met zo’n heldere sopraanstem dat de Peruaanse kippen er vierkante eieren van gaan leggen.

Le serpent dort
Sur l'arbre mort
Que le temps mord
Morte est la nuit


En dood was de nacht. We namen een paracetamolletje en gingen maar eens vroeg naar bed.

donderdag 5 december 2013

dinsdag 3 december 2013

The Mummy Returns


I.
En wie hebben we hier?


Het is Alain Baran, professioneel danser bij het ‘Ballet du XXe siècle’ van Maurice Béjard, halverwege de jaren zeventig in Brussel.
Na zijn danscarrière treffen we hem op Zaventem:


… als secretaris van Hergé.

II.
Kunnen we, in de zee van biografische aantekeningen, een restaurantrekening uit december 1977 van een tikkeltje meer context voorzien?

Boekhouder Philippe Goddin biedt in zijn vuistdikke ‘Levenslijnen’ geen soelaas, voor een mogelijk antwoord moeten we bij Benoît Peeters zijn. In zijn ‘Fils de Tintin’ schrijft hij over de moeizame start van Alain Baran als de nieuwe secretaris van Hergé.
Baran begon zijn werk aan de Louizalaan op 4 januari 1978. De Tekenaar had hem de baan aangeboden tijdens een lunch, schrijft Peeters,

‘in een van de beste restaurants van Brussel, La Cravache d’Or’.

Rekening houdend met het tijdpad: 16 december 1977?

III.
Februari 1979: Abel Bernard, topkok van La Cravache d’Or, krijgt voor zijn kookkunsten van GaultMillau een ‘Clé d’Or’ waarna Kuifje hem een ‘Gouden Hart’ bezorgt, met de felicitaties van Hergé:


Lang kan de Franse chef de cuisine er niet van genieten, hij overlijdt niet heel veel later. De tekening werd begin dit jaar in Parijs geveild voor € 84.629. Voor die prijs heb je ook zomaar tien kilo excellente witte truffels.

IV.
Joost de Vries beklaagt zich deze week in De Groene Amsterdammer over vuistdikke biografieën waarin de nadruk ligt op onbekende logistieke bewegingen, financiële situaties en uitvoerige correspondenties. Daarin wordt, volgens de schrijver, de geest van de hoofdpersoon niet levend gehouden, maar het onderwerp juist gemummificeerd.


Tachtig jaar nadat zijn geesteskind als mummie dreigde te eindigen, is het Hergé zelf die we diep in de zwachtels hebben gedraaid.

maandag 2 december 2013

De gouden zweep



Verrukkelijk onzinnig hamerstuk, gistermiddag op de Hergé-veiling van Piasa. Gesigneerd bonnetje voor een truffelmaaltijd bij ‘La Cravache d’Or’, à raison van 11.000 Belgische frank. Gedateerd: 16 december 1977.

Hergé heeft een erg mooi moment gekozen om in die zaak te eten: chef Abel Bernard kreeg luttele maanden eerder zijn eerste Michelinster*. In de keuken van de Fransman werkte ondermeer leerling-kok Luigi Ciciriello, tegenwoordig eigenaar van mijn favoriete Brusselse restaurant en geen onbekende op dit blog. Toch eens bij hem informeren of hij op die bewuste dag een glimp van de Tekenaar heeft opgevangen!

*) Er was een Nederlandse topkok nodig om de tweede ster binnen te slepen: Robert Kranenborg.

donderdag 28 november 2013

Laszlo's hoed (3 en slot)



VLUCHT 714, plaat 46. Voorpublicatie in weekblad Tintin, waarin het tempelcomplex op het vulkaaneiland Pulau Pulau Bompa nog baadt in een naargeestig, naar turkoois neigend licht. Laszlo Carreidas balanceert andermaal op zijn ongelukkige De Moor-beentjes (plaatje 1) en maakt stampei om zijn verdwenen hoed.

Wat volgt is een, volgens veilinghuis Artcurial, ‘superbe passage avec le fameux gag autour du chapeau Bross et Clackwell’. Het origineel (met op de achterzijde de potloodschetsen van plaat 45) werd 16 november afgehamerd op bijna 209.000 euro (exclusief opgeld):


Dat uitgerekend een origineel uit de nadagen van Hergé een recordprijs oplevert, is deprimerend. Nog treuriger is de kritiekloze berichtgeving erover. En dus proberen we er zélf maar het beste van te maken:

PARIJS Een originele pagina uit het Kuifje-album ‘Vlucht 714 naar Sydney’ is zondag voor een recordbedrag van 209.000 euro geveild. De koper werd na afloop belaagd door militante leden van KrAK ’77, de Kritische Associatie van Kuifje-liefhebbers, en met verf besmeurd. Een woordvoerder van de Associatie distantieert zich van het geweld, maar zegt er wel begrip voor te hebben: ‘De koper maakt van serieuze stripliefhebbers een narrenvolk. Het geeft geen pas zoveel geld neer te tellen voor een origineel dat louter uit luie close-ups en halftotalen bestaat – uit een album bovendien dat opwindende vergezichten ontbeert en waaruit de grafische schwung van de Tekenaar nagenoeg geheel is verdwenen.’
De politie heeft drie activisten aangehouden, waaronder de kleinzoon van de Franse vliegtuigbouwer Marcel Dassault.
(AFP/ANP)

dinsdag 26 november 2013

Laszlo's hoed (2)



VLUCHT 714, fragment uit plaat 43. Kuifje en Haddock naderen het extraterrestriale beeld waarvan Hergé zo’n fraaie maquette heeft laten maken (en waarnaast en -boven hij zich zo gaarne liet fotograferen).


Links: onze held heeft telepathisch contact gehad met Mik Ezdanitoff die hem opdraagt een oogbol in te duwen. En rechts… Hier lopen de zaken uit de hand. Kijk eens goed: dit is geen sequentieel beeld, maar veeleer een omslagtekening voor een Barelli-album. Kuifje is naar rechts verschoven (met achter hem, uit het niets omhoog geschoten, een stalagmiet), de kapitein heeft zijn plaats ingenomen en links zien we Carreidas – en bovenal zien we zijn ongelukkige houding (die beentjes!) die in alles vintage Bob de Moor is. Vergelijk:


Carreidas staat daar omdat hij – belangrijk voor het verloop van het verhaal - zijn hoed (daar is ie weer!) moet verliezen. Die valt naar achteren, overduidelijk de trap af. Maar op het volgende plaatje:


Zo lijkt VLUCHT 714 soms op moeizaam geënsceneerd amateurtheater waarbij een toneelknecht de rekwisieten op de goede plek legt.


Donderdag verder.

zondag 24 november 2013

Laszlo's hoed (1)


Mailtje van D. die de Artcurial-veiling bijwoonde en die zich afvraagt waarom ik ‘finaal niets schrijf’ over de plaat uit VOL 714 die een kwart miljoen heeft opgebracht:

‘Is niet misselijk, zo’n prijs, een record. Wilmet pakt dat beter op.’

Bon, wrijf het er maar in. Mijn dealer die verwijst naar het blog van Marcel Wilmet. Hij is duidelijk nog niet hersteld van zijn lichte beroerte!

Omdat ik er weinig voor voel om meteen wéér over geld te zemelknopen, maken we een omweg, en wel via deze elegant in het pak gestoken snijboon:


Marcel Dassault, oud en broos en met onafscheidelijke hoed. De vliegtuigbouwer en industrieel had er een passie voor, lezen we in de Guide de l’élégance au masculin van Bernard Lanvin:

‘Lichte hoeden, zeer flexibel, smalle rand. Dassault had een schedelomtrek van vijfenvijftig centimeter. Bij Gélot had hij een houten mal laten maken en steevast bestelde hij er hetzelfde model hoed.’


Die flexibiliteit zien we, in VOL 714, terug in de hoed van Laszlo Carreidas. Deze op Dassault gebaseerde windbuil draagt een Bross en Clackwell* (‘Van voor de oorlog!’), een hoofddeksel van krap bemeten omvang:


Bij aanvang van het album lijkt het hoedje nog op een klassieke pork pie hat - ontegenzeggelijk een paar maten te klein voor de kapitein:


Hoewel:


Helemaal over de oren!


Dinsdag: Georges gooit er met de pet naar.


*) Spoonerisme van de Britse voedselproducent Crosse & Blackwell, vooral bekend van de Branston-pickle.

dinsdag 19 november 2013

Nieuwstatigst



Flagrante stunt van Catawiki op de Hergé-veiling van aanstaande donderdag: Tintin et Milou en Amérique, de Egyptische uitgave van Al-Maaref Press, uit 1946, in een eclatante conditie. De nieuwstatigheid lijkt zelfs nog een tikkeltje nieuwstatiger dan die van het exemplaar dat afgelopen weekend bij Artcurial voor € 3025,- werd afgehamerd.

Over de aantrekkelijkheid van het album valt te twisten, maar laten we vooral niet kinderachtig doen. De meter staat op € 3203,-. Indachtig het bekende Egyptische gezegde* lijkt me een hamerprijs van vijf mille wel het minste.

*) De slang die geprangd is door de woestijn, verkiest geen soberheid.

maandag 18 november 2013

Soepzootje



En met de laatste nevenactiviteit van Carl Gustav vers in het achterhoofd, wierp ik nog maar eens blik op het schoteltje (in VOL 714) van Georges en, vooral, Jacques. Op het origineel is de onnozelheid daarvan zo hemeltergend…


… dat ik vierklauwens mijn aandacht verlegde naar deze pagina:


Een soepzootje dat intrigeerde – tót het inzicht zich aandiende hoe tranentrekkend ver we ermee verwijderd zijn van deze vlekkeloze klare lijntjes:



vrijdag 15 november 2013

Dat leven van hem!



Cruciale droomsequentie uit ‘Geheimnisse einer Seele’ (1926) van Georg Wilhelm Pabst, een ‘psychoanalytische film’ (zoals ie in de Nederlandse bioscooppromotie werd omschreven...)


... over een man die worstelt met een minderwaardigheidscomplex dat stamt uit zijn jeugd.

De beklimming van een toren duikt regelmatig op in de droombeschrijvingen van Hergé. Huib van Opstal merkt in zijn ‘Essay RG’ (pagina 213) op dat de Tekenaar diep onder de indruk was van de door Pabst surrealistisch in beeld gebrachte dromen en nachtmerries. Sterker nog (pagina 119):

… zo leek het relaas over zijn in 1959 escalerende innerlijke crisis sterk op de plot van ‘Geheimnisse einer Seele’...



Ruzie? Oorlog! Op de dag dat Georges aanschuift bij Franz Niklaus Riklin, noteert Germaine in haar dagboek dat ze moe is gevochten:

‘Het is altijd hetzelfde. Hij, hij, en zijn crisis, dat leven van hem, zichzelf vinden. Wat een egoïst en wat een medelijden heb ik met hem.’

Hoe serieus nam Franz Niklaus de droombeschrijvingen van Hergé? Ze zijn zo extreem beeldend op papier gezet dat een schatplichtigheid aan externe bronnen (films, literatuur) nauwelijks over het hoofd is te zien. Goed denkbaar dat Dr. Riklin een diepe innerlijke zucht slaakte, want: ‘Wéér een verhalenmaker die voor zijn Eigen Verhaal put uit andermans verbeeldingskracht’.

Overigens, nadat ik ‘Geheimnisse einer Seele’ had gezien (en dat kan hier, het is een aanrader), nam ik ook Van Opstals stelligheid met een stevige korrel zout.



Met dank aan Ivo Mans

woensdag 13 november 2013

De Riklin-3


I.

Essay van Franz N. Riklin, uit 1968. Deze Franz Niklaus was een zoon van Franz Beda Riklin, de Zwitserse psychiater die samenwerkte met Carl Gustav Jung en die een van de pioniers was van de psychoanalyse in Zwitserland. Hij was ook een talentvol schilder. ‘Er gehört mit seiner glänzenden Doppelbegabung zum wertvollen Schweizer Kulturerbe’, schreef het gezaghebbende Schweizer Monatshefte in 2001.

II.
Franz Beda kunnen we dus zonder meer aanduiden als DE Riklin en een wijdverbreide misvatting is dat Hergé, op 27 april 1959, bij hém aanschoof. Maar de schilderende psychiater was toen al ruim twintig jaar dood (hij stierf op 4 december 1938, zestig jaar oud, aan een hartinfarct). Het was zijn zoon Franz Niklaus, hier op een zeldzame foto:


… die de Tekenaar aanraadde om ‘de demon van de zuiverheid’ te doden.

Hergé zelf lijkt zich ook niet goed te herinneren wie hij nou gesproken heeft. Tegen Numa Sadoul verklaart hij, op 20 december 1971:

‘Ik heb een Zwitserse arts bezocht, professor Ricklin [sic!], een leerling en volgeling van C.G. Jung, die me vertelde: “[…] U moet uw demonen uitdrijven, uw witte demonen”.’

III.
Benoît Peeters neemt in ‘Le Monde d’Hergé’ (1983, pagina 30) de verkeerd gespelde naam klakkeloos over, evenals een andere vergissing van Hergé:

‘Op een zeker moment in mijn leven […] besloot ik een psychoanalyticus te raadplegen. Jung was dood, het was een van zijn studenten, professor Ricklin, die ik sprak.’

Jung dood in 1959? Welnee, de oude baas is dan nog springlevend en staat in het middelpunt van de belangstelling, dankzij zijn nieuwste boek…


… over een onderwerp waar Hergé pas jaren later mee aan de haal gaat!

IV.
Een jaar na zijn ontmoeting met Hergé werd Franz Niklaus Riklin directeur van het C.G. Jung Institut in Zürich. Hij stierf, op zestigjarige leeftijd en net als zijn vader, aan de gevolgen van een ernstig hartinfarct.
En wie is nu de man die staat afgebeeld op de foto bij het lemma FRANZ RIKLIN in de uitgave ‘Wie is wie in de wereld van Hergé’? Het is wéér een andere Franz Riklin! Mail van Scudder over deze Riklin nummer 3:

‘Die dekselse Jan Aarnout Boer heeft in zijn prachtboek een foto geplakt van de zoon van Franz Niklaus, de kleinzoon dus van Franz Beda, en emeritus hoogleraar strafrecht in Freiburg.’

dinsdag 12 november 2013

Vervreemding


Impulsief bezoek aan Venetië om nog een staartje van de Biënnale mee te pikken. Ik hoopte een paar keer duchtig geráákt te worden, maar de hoofdtentoonstelling (‘Il Palazzo Enciclopedico’) ontketende overwegend onverschilligheid.
‘Kijk, strips,’ zei S. landerig, na een afstompende gang langs onverkwikkelijk veel irrelevante kunst. De 207 originele pagina’s van Robert Crumbs The Book of Genesis (‘All 50 chapters’) waren zo vernuftig opgehangen dat ze de megalomanie van het project riant beklemtoonden.


Maar getroffen werden we pas in het Britse paviljoen, door een onbeholpen portrettekening van David Kelly. De wetenschapper en voormalig wapeninspecteur in Irak werd in 2003 gevonden met doorgesneden polsen - zelfmoord (hoewel niet onomstreden). Hij was de belangrijkste bron voor een BBC-documentaire waarin Tony Blair beticht werd van doelbewuste leugens over de zogenaamde massavernietigingswapens van Saddam Hoessein. Kunstenaar Jeremy Deller liet de hoofdrolspelers in die affaire tekenen door ex-militairen en gedetineerden.
Alsof je de bewoners van een Syldavisch cachot vraagt om de betrokkenen bij de zelfmoord van wetenschapper Frank Wolff* in beeld te brengen.

De vervreemding die dit alles teweegbracht, schuurde weldadig. S. kneep in mijn hand, ik in de hare - en het was alweer een tijdje geleden dat we zo dichtbij elkaar stonden.


*) ‘Wat mij betreft, alleen door een wonder kan ik behouden blijven.’

vrijdag 8 november 2013

De Hong Kong-connectie



Hergé belaagd door een witte demon. Unieke opname uit de collectie van Dr. Jule Eisenbud ‘originating from the seventies during the years of Dr. Jule Eisenbuds experimentation on renowned psychic photographer Ted Serios’.

Hergé ontmoette de omstreden Serios tijdens zijn rondreis met Fanny door Azië, voorjaar 1973, in The Mandarin, het legendarische luxehotel in het hart van Hong Kong:


Over het uitzicht vanuit zijn hotelkamer schrijft Georges op 3 mei aan zijn secretaris Baudouin van den Branden:

‘[we zien] een van de mooiste baaien ter wereld, waar de jonken, de sampans, de veerboten, de loodsen en de vrachtschepen van allerlei nationaliteiten krioelen naast de oorlogsschepen. En in de verte, het wrak van de Queen Elizabeth.’

Dit wrak (dat diende als geheim hoofdkwartier van MI6 in de James Bond-film ‘The man with the golden gun’) werd twee jaar later ontmanteld. En als Andy Warhol negen jaar ná Georges en Fanny, in 1982, vanaf zijn balkon in The Madarin naar de baai staart…


…zijn ook de jonken, de sampans en de oorlogsschepen goeddeels verdwenen.

Philippe Goddin citeert uit de brief van Hergé (in: Levenslijnen, pagina 892) en doet dat, op aandringen van Fanny en Nick Rodwell, niet volledig. Over het contact met Ted Serios schreef de Tekenaar:

’s Avonds een ontmoeting gehad met een fotograaf uit Chicago die mij aansprak in de lift. Merkwaardig gesprek waardoor Fanny van slag raakte en waarvan ik je, als ik bekomen ben, in extenso verslag hoop te doen.

Enfin, we weten inmiddels dat Pete Serios op uitnodiging van Hergé in het najaar van 1973 naar Brussel kwam en op de Avenue Louise een reeks onthutsende foto’s schoot waarvan het bestaan, veertig jaar later, door het echtpaar Rodwell nog steeds het liefst wordt ontkend.

donderdag 7 november 2013

Laidback



Links Hergé, rechts Greg. En, in oprecht erbarmen met de jonge Fanny, constateren we nog maar eens: de Tekenaar had bepaaldelijk geen witte demonen in zijn mond.

Na de vreselijke dood van mijn tandarts, zat ik bijna twee jaar zonder. Als er dan toch tussen mijn kaken moet gehengst en gefrummeld, dan graag door een voorkomend iemand. Gisterochtend een cordiale mail van de man die ik met zoveel moeite had gevonden: ‘Binnenkort ga ik een oude droom waarmaken, een nieuwe start in laidback Melbourne, Australië.’

En ik maar denken dat tandartsen louter witte dromen hebben.

dinsdag 5 november 2013

Dat is snel!



Advertentie in: Avenue, mei 1977.

maandag 4 november 2013

Transparant



Luchtvaartkavel 714 op diezelfde Artcurial-veiling. Origineel omslag van Yves Thos - gruwelijk realisme waar althans deze oude hond geen brood meer van lust. Maar laten we het jochie niet verloochenen dat hier veertig jaar geleden wél warm voor liep.

Thos benut heel gelikt de beloftevolle expressie van het klassieke filmaffiche. Er zijn explosies die luider klinken dan Abdallahs klapsigaren, er hangt een snuiter aan een helikopter, er wordt een kloeke watjekouw uitgedeeld en er is een lekker wijf dat heur haar naar achteren gooit. Er is ook nog een koude kermis. Die bevindt zich achter dit schilderachtige geweld.

Als setting voor halfgare avonturenstrips is het Midden-Oosten blijkbaar nog steeds populair. Een lezer stuurde me dit hilarische voorbeeld, fragment uit de strip ‘Sienna’, voorgepubliceerd in de Vlaamse Metro van afgelopen donderdag:


Ik ben blond en ik zit achter transparante tralies...


Met dank aan Yves Declercq.

zaterdag 2 november 2013

Het prul (3)



‘Pièce de poubelle’ in de nieuwe veilingcatalogus* van Artcurial. Een zweempje Hergé (paginasnipper van plaat 46 uit BIJOUX) voor een puntgave richtprijs van € 10.000 – 15.000.

*) Klik!

donderdag 31 oktober 2013

Onzuivere demonen


I.
Afwijzend mailtje dinsdagavond van een A la recherche-lezer: ‘Erg flauw en makkelijk om telkens maar weer de gesprekken van Hergé met zijn psychiater belachelijk te maken!’
Is het, vroeg ik me af, ook ‘flauw en makkelijk’ om erop te wijzen dat van gesprekken nooit sprake is geweest, maar dat de Tekenaar slechts één onderhoud had met ‘zijn’ psychiater?

II.
Samenvatting van het voorafgaande*:


Neem vooral nota van de laatste alinea.


III.
Twee jaar geleden schreef Scudder me:

‘Ik meen dat ik je al eens eerder over Riklin een mail stuurde: het is één grote fabel, Hergé die bij zijn intake bij Riklin al meteen zo'n concreet advies krijgt! Dat is nog eens waar voor je geld!
Ja, Hergé heeft het verhaal zeker zo de wereld in geholpen en ja, iedereen vond het geweldig dat de meester zich zo open gaf en zich van zijn zwakste kant liet kennen. Maar tegelijk wist Hergé dat als hij zich op dit vlak zwak toonde, men niet verder zou doorvragen naar al zijn andere zwakke kanten.’


IV.
Gistermiddag legde ik pagina 656 uit LEVENSLIJNEN, over het bezoek van Hergé aan Riklin, voor aan een bevriend** psychiater. Ook hij vond de directheid van het advies ‘verdacht binnen de gekenschetste omstandigheden’. Een fabeltje, dus? Maar zo direct is hij dan weer niet:

‘Men vergeet weleens dat de psychiatrische praktijk ook gewoon een nering is. Het is voorstelbaar, althans, ik kan me het voorstellen, dat Riklin zijn advies bewust heeft afgegeven als trigger voor langduriger archetypische vervolgsessies. Inherent daaraan is het risico dat het meteen een sturende factor is. Maar je kunt altijd bijsturen, afzwakken.’

Hergé, weten we, hield het bij één gesprek en kon een onweerstaanbaar, in klare lijnen geschetst verhalend element toevoegen aan zijn biografie.


*) Afkomstig uit het weergaloze (en tot mijn schaamte hier nimmer genoemde) naslagwerk ‘Wie is wie in de wereld van Hergé’ van Jan Aarnout Boer en Ton van Sligter.
**) Zeer vriendelijk eufemisme.

dinsdag 29 oktober 2013

Archivum secretum



Fraai verzorgde uitgave van Lannoo die ik tijdens de Dutch Design Week in Eindhoven hoog opgetast aantrof in het oude klokgebouw van Philips. Mooie titel ook: ‘Uit de geheime archieven van Hergé’, een directe verwijzing naar de vondst - vorig jaar maart - van tientallen archiefdozen in een dichtgemetselde kelderruimte in Céroux-Mousty. De samensteller van het boek, Michel Daubert, heeft inmiddels een deel daarvan uitgeplozen.

Daubert inventariseert onder andere de hirsutisme-collectie van Hergé: honderden prentjes uit de jaren 1895-1910 met overbehaarde vrouwen…


… en hij maakt een beeld-voor-beeldanalyse van een herstelde smalfilm die de tekenaar construeerde met zijn Zwitserse psychiater Franz Riklin:


Het grootste deel van deze voorbeeldige studie is evenwel gewijd aan de verloren gewaande briefwisseling die Hergé in de laatste jaren van zijn leven voerde met zijn eerste vrouw Germaine. In een van zijn laatste brieven aan haar refereert Georges aan een ontmoeting die hij en Fanny hebben gehad met ene Nick Rodwell (!):

Er was een spanning tussen hen voelbaar die ik als zeer onplezierig ervoer. Ik kreeg het schijt van hem, Ginette! God verhoede dat ze na mijn dood iets met die idioot aanvangt.


Kuifje, uit de geheime archieven van Hergé / Formaat: 21 x 21 cm / 482 pagina's / € 45,00 / ISBN 9789082074901